Tuinarchitect Ronald van der Hilst: ‘Wat mensen zoeken in sport, vind ik in mijn tuin’

De Nederlandse tuinarchitect Ronald van der Hilst is het liefst in zijn Antwerpse tuin, waar tulpen de hoofdrol spelen. De bloemen blijken een oneindige bron van inspiratie en ontmoetingen.

In het bruisende stadscentrum van Antwerpen ligt een stukje paradijs: een omsloten tuin die Ronald van der Hilst in bruikleen kreeg van de Sint-Joriskerk. Het is een oase van rust, waar vogels fluiten, bijen zoemen, en planten en bloemen weelderig bloeien. Helemaal anders dan de verweesde tuin die hij hier vijf jaar geleden aantrof. Voor het ontwerp liet hij zich zowel fysiek als inhoudelijk inspireren door het principe van de hortus conclusus, een paradijstuin met een meditatief karakter, die voorkomt in verschillende culturen en religies. Hij creëerde een tuin van overvloed, vol symboliek en verwijzingen naar de tuin van Eden, met een levens(water)bron, een rondgang om te mediteren en meer dan 350 verschillende planten, waaronder honderden tulpen.

Tuinen die er altijd hetzelfde uitzien, met gladgeschoren grasperken, zijn aan mij niet besteed

Je bent tulpenexpert, tuin- en landschapsarchitect, maar ook kunstenaar, productdesigner enzovoort. Hoe moet ik jou omschrijven?

RONALD VAN DER HILST. “Ik heb tuin- en landschapsarchitectuur gestudeerd. Dat is de basis van alles wat ik doe. Ik ben opgegroeid op de Nederlandse Veluwe, waar de natuur zo vanzelfsprekend was, dat ik nooit had kunnen bedenken dat tuinarchitect een beroep kon zijn. Maar het sluit naadloos aan bij wie ik was en wie ik ben. Door mijn manier van werken zien sommige mensen me als een kunstenaar. Dat vind ik een compliment, maar ik zal mezelf nooit zo noemen.”

Hoe ben je in Antwerpen terechtgekomen?

VAN DER HILST. “Tijdens mijn studies liep ik stage bij een bureau in Antwerpen. Dat beviel me erg goed, dus toen ze me vroegen of ik bij hen wilde werken, hoefde ik daar niet lang over na te denken. Het plan was dat een jaar te doen en daarna te gaan rondreizen. Maar toen kwam ik mijn vriend tegen en ben ik in Antwerpen gebleven.”

Wat vind je het fijnste aan tuinen ontwerpen?

VAN DER HILST. “Je bent met een levend iets bezig. Een tuin is een proces, dat je nooit helemaal kunt controleren. Er zijn altijd verrassingen, waardoor het spannend blijft. Ik vind het bijzonder dat hij nooit de perfectie zal bereiken. Tuinen die er altijd hetzelfde uitzien, met gladgeschoren grasperken, zijn aan mij niet besteed.

“Een tuin prikkelt altijd je verbeelding. Ik vind de seizoenen en de evolutie die ze meebrengen fantastisch, die moet je volop beleven in een tuin. Geur is een belangrijk aspect van die beleving. Hoewel mensen daar geen aandacht voor hebben, meestal willen ze iets onderhoudsvriendelijks, hooguit geven ze een kleurindicatie. Ik breng geur er altijd wel in. En wanneer mensen dat ervaren in hun tuin, vinden ze het geweldig.”

Hoe raakte je in de ban van de tulp?

VAN DER HILST. “Ik heb dat alleszins niet meegenomen uit Nederland. Daar geldt het als een van de saaiste, goedkoopste en meest clichématige bloemen. Hun charme heb ik pas in Antwerpen ontdekt. In die tijd hielden de antiekwinkels in de Sint-Jorispoort opendeurdagen, waar andere zelfstandigen op inpikten. Als landschapsarchitect leek het me niet zo interessant om tekeningen, plannen en foto’s te laten zien. In de tulp vond ik een link met antiek, aangezien die veel voorkomt op stillevens uit de zeventiende eeuw. Bovendien is het een tuinplant en ben ik een Nederlander. Maar meer wist ik er niet over. Dat veranderde toen ik terechtkwam bij verzamelaars, die tulpen uit de zestiende en zeventiende eeuw hadden. Ik kocht een paar bolletjes, en presenteerde ze als levend antiek, samen met aquarellen die ik maakte op basis van beschrijvingen die ik vond in boeken. Ik was verrast door het romantische, positieve beeld dat in België leeft: de tulp als voorbode van de lente, een bron van kunst en van schoonheid.

© Eva Verbeeck

“Van de conservator van het Museum Plantin-Moretus leerde ik dat de tulp eerder bekend was in Vlaanderen dan in Nederland. Het oudste spoor vond men in China, in een gedicht uit 750, dat de geur van tulpen beschrijft. Vanuit Perzië ging de tulp via de Zijderoute naar Istanbul. Van daaruit kwamen de eerste tulpen in 1562 naar Antwerpen, dat in de zestiende eeuw de bakermat van kunst en wetenschap was. Maarten de Vos maakte hier het eerste olieschilderij met tulpen. Plantin drukte de eerste boeken over tulpen, die via de Frankfurter Buchmesse de kennis over tulpen verspreidden in heel Europa. De tuinkunst stond hier op een heel hoog niveau, Vlaamse vakmensen legden de koninklijke tuinen aan in het buitenland, zoals Versailles. Zelfs het woord ‘tulp’ heeft zijn oorsprong in Vlaanderen. Een Vlaming zag dat Turken een onbekende bloem op hun hoofddeksel droegen. Hij vroeg hoe die heette, maar kreeg per vergissing de naam van het hoofddeksel in plaats van de bloem: ‘tuliban’ in plaats van ‘lale’, wat goddelijke bloem betekent. Dat werd verbasterd tot tulipan. De Antwerpse botanicus Carolus Clusius gaf ze in 1562 de officiële Latijnse naam ‘tulipa’. Toen hij een ranglijst maakte van de meest bijzondere, schaarse tulpen, ontstond er een ware tulpenmanie.”

© Eva Verbeeck

Hoe komt het dat de tulp in Nederland zo’n banaal imago heeft?

VAN DER HILST. “Tulpen bleven hier vier eeuwen lang erg populair. Er waren in Vlaanderen veel tulpenkwekers. Maar aan het einde van de negentiende eeuw was de tulp zo populair, dat mensen ze zelf begonnen te kweken. De professionele kwekers stopten een na een. De laatste grote Vlaamse kweker werd opgekocht door een Nederlander. Die gooide alle bijzondere, veelkleurige tulpen aan de kant en kweekte verder met de eenkleurige tulpen, waarmee je hectares vol kunt planten en die snel opbrengen. Zo heeft Nederland de rol als tulpennatie zo’n honderd jaar geleden overgenomen. Sindsdien kennen we de tulp veeleer als snijbloem dan als tuinplant. Jammer dat slechts enkele van de 7.000 soorten daarvoor geschikt zijn. Ze moeten immers precies op hetzelfde moment bloeien, allemaal even lang worden, lang in de vaas staan, allemaal eigenschappen die we in de tuin minder interessant vinden. Het is net leuk als er wat variatie in zit.”

© Eva Verbeeck

Wil je een soort eerherstel voor de tulp?

VAN DER HILST. “Ik ga niet op de barricaden staan of brieven schrijven om kwekers te vertellen hoe ze het moeten aanpakken. Maar ik vind het fijn de tulp te tonen als een heel mooie bloem. Mensen hebben me al vaak gezegd dat ze door mij de tulp anders zijn gaan bekijken. Dan is mijn missie geslaagd.”

Er is zelfs een tulp naar u vernoemd.

VAN DER HILST. “Ja, dat was een geschenk van mijn vriend voor mijn vijftigste verjaardag. Het duurt 20 à 25 jaar om een nieuwe tulp te kweken. Ik koos er een die lang en wit is, want ik ben zelf erg groot en mijn moeder heet De Wit. Zij was enkele jaren ervoor gestorven, dus dat vond ik een mooie referentie. Mijn tulp heeft bovendien een zachte geur en kan goed biologisch gekweekt worden, zonder pesticiden. Dat vond ik ook wel belangrijk. Gelukkig heeft ze veel succes als snijbloem, want als een tulp niet goed verkoopt, verdwijnt ze van de markt.”

Wat heeft de tulp u al gebracht?

VAN DER HILST. “Ze heeft voor verrassende wendingen gezorgd in mijn professionele parcours. Op een bepaald moment las ik in de krant een interview met de eigenares van Val Saint Lambert, die vertelde dat ze op zoek was naar nieuwe concepten. Ik contacteerde haar met schetsen van mijn tulpenvazen, en in 2005 werd de eerste tulpenvaas gemaakt bij Val Saint Lambert. Toen ik de toenmalige Antwerpse schepen van Cultuur, Eric Anthonis, alle leuke verhalen en anekdotes vertelde die ik had over Antwerpen en tulpen, was hij meteen enthousiast. Het gevolg: in 2006 werkten alle stadsmusea rond het thema van de tulp. Ik heb toen de tuinen van het Rubenshuis en het Museum Plantin-Moretus aangeplant met historische tulpen. Het modemuseum stelde kledingstukken met tulpenpatronen tentoon, en de winkels in de Nationalestraat hadden hun etalages met tulpen ingericht. Dat jaar kwam de Nederlandse koningin Beatrix op staatsbezoek. Het stadsbestuur besloot haar mijn tulpenvaas van Val Saint Lambert te schenken, en stelde me aan haar voor tijdens een receptie in het stadhuis. Het bleek het perfecte geschenk, want ze verzamelde tulpenvazen en glaskunst. Normaal worden staatsgeschenken in een archief bewaard, maar we hebben later gehoord dat de vaas in haar kantoor staat.”

Het is zo belangrijk steden te vergroenen door plekken die we niet nodig hebben, terug te geven aan de natuur

Ben je nooit bang dat je de tulp beu zal worden, dat de inspiratie opdroogt?

VAN DER HILST. “Er is altijd wel iets te ontdekken of bij te leren. Dat eeuwenoude Chinese gedicht heb ik nog maar drie jaar geleden ontdekt. Je ontmoet ook mensen die dezelfde passie delen. Dat is heel leuk. De tulpenvaas voor Beatrix kreeg veel persaandacht, onder andere van de Italiaanse Elle Decor. Daarop vroeg Mobach Keramiek me tegels te ontwerpen met tulpentekeningen. Dat werd dan weer opgemerkt door een producent van Italiaanse deuren, die beschilderde deuren wilde voor een beurs in Moskou. Ik heb ook lezingen in het buitenland gegeven voor Mobach Keramiek, dat mijn tulpenvazen en boompotten produceert. Dat gaf een ongelooflijke kick. Vooral omdat het zo organisch is komen aanwaaien. Er zat nooit een businessplan achter.”

© Eva Verbeeck

Hoe kwam je op het idee een tulpenparfum te laten maken? De bloem staat niet meteen bekend om haar geur.

VAN DER HILST. “Van de 7.000 soorten hebben er zowat dertig een lekkere geur. Maar kwekers zijn daar helemaal niet mee bezig. Dat is gelukkig stilaan aan het veranderen. Ik nodigde een parfumexpert uit in de tuin, om te komen ruiken. Toen ze geïnteresseerd bleek, groeide het idee een parfum te laten maken. Ze bracht me in contact met Laura De Coninck, een geurkunstenares die zich liet inspireren door de tuin en de geur van mijn favoriete tulp.”

Als je in je tuin komt, zie je dan werk of vind je er rust?

VAN DER HILST. “Voor mij is het een rustpunt. Wat mensen zoeken in yoga of sport, dat vind ik in mijn tuin. Als ik in de tuin werk, ga ik daar helemaal in op. Het is een vorm van meditatie.”

Je hebt er een meditatiepad aangelegd. Gebruik je dat zelf?

VAN DER HILST. “Dat gebeurt soms, ja. Toen vorig jaar de oorlog in Oekraïne uitbrak, raakte me dat. Het maakte me heel zenuwachtig en ik piekerde over wat met de wereld zou gebeuren. Wanneer ik dan ga wandelen in de tuin, zakt dat gevoel binnen de tien minuten. Die aarding met de natuur is belangrijk, denk ik. In een stad is dat moeilijker te vinden, wat heel duidelijk werd tijdens de coronapandemie. Mensen die in een appartement woonden en afgesloten waren van de natuur, hebben de lockdown heel anders ervaren dan wie een tuin had. Die laatsten kijken vaak met wat heimwee terug op die periode. Omdat ze toen vogels hoorden, de natuur begonnen te observeren. Tijdens de lockdown is het me bijvoorbeeld opgevallen hoeveel soorten bijen er bestaan. Elk bezoek aan de tuin voelde als een soort safari. Alles is zo snel aan het veranderen, dat we ook anders moeten gaan nadenken over tuinen. Het is zo belangrijk steden te vergroenen door plekken die we niet nodig hebben, terug te geven aan de natuur.”

Wie Is Ronald van der Hilst (57)

– Geboren in Nederland en opgegroeid op de Veluwe

– Studeerde landschaps- en tuinarchitectuur aan Larenstein in Boskoop

– Heeft (tulpen)tuinen aangelegd voor het Arboretum, Rubenshuis en Museum Plantin-Moretus. Momenteel werkt hij aan de tuinen van het Hof Van Busleyden in Mechelen, die tegen december klaar moeten zijn

– Legde de Hortus Conclusus (omsloten tuin) aan voor de Sint-Jorisparochie in Antwerpen, die werd opgenomen in het Finnis Terrae-kunstenparcours van de Antwerpse Galerij Geukens & Deville

– Is tulpenexpert en bracht net het parfum Hortus Conclusus Tulipa uit, geïnspireerd door de tuin en zijn favoriete tulp

– www.ronaldvanderhilst.com

© Eva Verbeeck

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content