Bernard Dubois is meer dan een retailarchitect: ‘Als je in de drukke stad bent, moet een winkel een moment van stilte zijn’

De Brusselse Aesop-winkel © Romain Laprade

Noem hem geen retailarchitect, want Bernard Dubois ontwerpt zoveel meer dan winkels. Maar de zijne zijn wel zonder uitzondering pareltjes van een ervaring. En dat allemaal om klanten te besparen waar hij een hekel aan heeft: winkelen.

De eerste keer dat ik Bernard Dubois ontmoet – ik klink met champagne op zijn recente interieuroplevering voor The Standard Brussels, hij met bruiswater omdat hij nog naar zijn recent gerenoveerde bungalow in de Brusselse rand moet – gebruikt de architect een heel specifieke wetenschappelijke term die niet alleen zijn benadering van de wereld, maar ook zijn achtergrond verraadt. In het royale en toch ingetogen interieur van de gloednieuwe hotelbar vertelt hij terloops hoe hij afspraken, klaarheid en structuur op prijs stelt omdat de wereld “entropisch” is. Ik proef het woord, hij legt het begrip uit de thermodynamica uit: “Dat is de natuurlijke neiging van dingen om in de war te geraken.”

Niet zo gek, blijkt achteraf. Nog voor de Lanvin– en Courrèges-boetieks, de luxeappartementen en het ontwerp van het Belgisch paviljoen tijdens de Venetiaanse architectuurbiënnale; nog voor de inspirerende samenwerkingen met Rem Koolhaas, nog voor hij zelfs architectuur aan La Cambre ging studeren en als aspirerend fotografiestudent in een aftandse Audi doorheen Europa trok op zoek naar oude Sovjet-gebouwen en Le Corbusier-panden, voor al die periodes was er een wereld waarin Bernard Dubois in de wetenschappelijke voetsporen van de dokters en ingenieurs in de familie wilde treden: hij wou chemicus worden. Tot hij tijdens zijn kandidatuur ontdekte dat de reden waarom hij van wetenschap hield – de wetenschap die alles verklaart, weten waarom en hoe iets gebeurt, de puzzel ineen zien vallen – helemaal geen steek hield: zelfs exacte wetenschappen barsten van aannames die onzeker zijn. En dus zocht hij creatiever oorden op. Logisch dus dat termen als “entropie” hun weg in zijn lexicon vinden, maar evenzeer dat zowel fotografie als later architectuur hem aantrekken, het wetenschappelijke nooit ver weg.

Bernard Dubois © Cerruti Draime
Dubois ontwierp de tweede etage van luxewarenhuis Alsterhaus in Hamburg

Dit jaar doet de naam van de Brusselse architect stevig de ronde. Hij ontwierp het interieur van The Standard Brussels – van de bars, tot de suites en de restaurants. Met een resultaat dat zowel door nationale als internationale pers breed werd opgepikt en wereldwijd op moodboards belandde. Maar lang daarvoor al werd de zacht gestemde, altijd genuanceerde Brusselaar, synoniem met de luxueuze manier waarop hij winkels zoals die van Courrèges, Lanvin en de tweede etage van het Hamburgse Alsterhaus – om er maar enkele te noemen – tot een super-de-luxe ervaring op zichzelf verhief.

Hoewel je ook aan hospitality- en grote privéprojecten werkt, maakte je bij de incrowd aanvankelijk naam met luxueuze retailwinkels, van Parijs tot Madison Avenue. Van Courrèges tot Lanvin. Welke connectie hebben mode en architectuur voor jou?

Bernard Dubois. “Nóg interessanter dan mode vind ik de manier waarop je in een winkelruimte de kans krijgt om al experimenterend je eigen architecturale taal te ontwikkelen. Als er één plaats is waar je visueel een sterke identiteit kunt neerzetten, is het daar wel. In tegenstelling tot een huis is een winkel niet gemaakt om in te wonen – je kunt er met sterkere elementen experimenteren, zonder dat je die aan iemand opdringt. Alles kan er radicaler, het is net een laboratorium.”

“Mijn eerste stappen in mode waren in 2014, samen met Nicolas Andreas Taralis, een premium menswearretailer uit Parijs waarvoor ik een showroom in Sjanghai ontwikkelde. Al snel daarna volgde een winkel voor Icicle, een Chinees merk in Parijs, en daarna de samenwerking met Courrèges, waar Nicolas Di Felice ontwerper werd. Het doel van die laatste was om een nieuwe identiteit voor de winkels te ontwerpen die zowel in het historische verhaal paste, een nieuw hoofdstuk aankondigde als visueel meteen duidelijk was. Zelfs wie die boetiek maar één keer zag, zou hem volgens mij in drie lijnen kunnen schetsen – de symmetrie, de floor-to-ceiling spiegels, de afgeronde lijnen die vloeren en muren verbinden. Iets heel space-age dat goed samenging met Nicolas’ referenties naar de clubcultuur.”

“Mode en architectuur liggen conceptueel dicht bij elkaar: beide zijn toegepaste kunsten. Net zoals in architectuur ligt het beginsel van mode bij de functie van wat je maakt. Een ontwerp is het antwoord op een functie, maar tezelfdertijd ook een hele culturele ervaring: het raakt aan geschiedenis, aan de maatschappij waarin je leeft, aan alles. Het zijn oerbeginselen: sinds het begin van de tijd zijn kledij en architectuur twee van de meest fundamentele dingen die we nodige hebben – iets om jezelf mee aan te kleden, en een gebouw om je heen om je te beschermen. Dat maakt de dialoog tussen mode, modeontwerpers en architectuur zo interessant, en het maakte van mode een mooi startpunt voor een carrière als architect.”

De Parijse flagshipstore van Icicle

Space-age-referenties bij Courrèges, de gele bakstenen die naar de oude Belgische kust verwijzen bij Aesop, knipogen naar de jaren zeventig later bij The Standard. Heb je favoriete architecturale periodes?

Dubois. “De naoorlogse periode gaf een bijna oneindige vrijheid aan architecten, zelfs al moesten ze mensen serieus overtuigen om hun projecten uitgevoerd te krijgen. Het een tijd waarin architectuur wereldwijd op een bijna naïeve manier dweepte met vooruitgang: van Europa tot Zuid-Amerika vind je nog steeds gebouwen die hun dromen vertaalden, héél expressief.”

‘Als je in de drukke stad bent, moet een winkel een moment van stilte zijn, niet het omgekeerde’

“Maar eigenlijk kan elke periode interessant zijn. Als architect is het gewoon zaak de mogelijkheden te zien en te benutten. Kijk naar Europa: hier beweegt vandaag veel op het vlak van interieurs. Het merendeel van het continent is al volgebouwd, dus bouwen we minder, maar focussen we meer op renoveren, transformeren en het vinden van antwoorden op al die naoorlogse gebouwen die werden neergepoot.”

Welke aspecten in het ontwerp van winkelruimtes gaan gewoonlijk aan de blik van een passant of klant voorbij?

Dubois. “Ik ben geobsedeerd door clean en expressief design. Neem de Courrèges-winkel in de Parijse Rue des Francs Bourgeois: veel rechte lijnen, ronde elementen, een spiegelplafond. Nu voelen al die elementen vanzelfsprekend aan, maar de installatie was dat allesbehalve: dat interieur is ingepast in een bestaand gebouw dat allesbehalve recht was, met kolommen en pijpen op de meest willekeurige plaatsen. Het bulkt van het detailwerk. Net hetzelfde bij de Lanvin-winkel op Madison Avenue in New York: die deelden we op in verschillende kamers die allemaal even hoog en diep lijken, terwijl dat gebouw er uiteraard zo niet uitzag. Mijn doel is dat je als bezoeker geen idee hebt van hoeveel werk daarin gekropen is.”

Doe jij veel veldonderzoek voor winkels?

Dubois. “De functie van een winkel is nogal rechttoe rechtaan. Je weet dat er altijd ergens wel iets zal worden opgehangen, iets moet worden geplooid en iets uitgestald zal liggen. Volgens mij is het net doordat wij geen referenties uit de retailwereld aandragen waardoor we zo vaak gevraagd worden, onze inspiratie vloeit uit architectuur, design, geschiedenis, kunst en andere zaken die mij interesseren. De projecten zijn bijna toevallig een winkel, ze hadden evengoed een andere invulling kunnen hebben, ze zijn eerder een architecturaal experiment.”

Laat ik het anders stellen: winkel je zelf veel?

Dubois. “Goh, hoe moet ik dat zeggen? Eigenlijk heb ik een hekel aan shoppen. Ik ga altijd voor hetzelfde, weet waar ik dat kan vinden, en ga recht op mijn doel af – het liefst met mijn oren dicht voor de achtergrondmuziek. De ideale winkelervaring is er voor mij een waarin al die elementen wegvallen. Daarom ontwerp ik winkels die in de eerste plaats aangename ruimtes zijn, gestript van alles wat ik haat aan shoppen.”

Dubois ontwierp de nieuwe Lanvin-boetieks
Het recente The Standard-hotel in Brussel

Inderdaad, jouw ontwerpen lijken vaak meer op galeries dan op klassieke winkels. Kalme interieurs, niet gemaakt om een massa volk tegelijk te bedienen.

Dubois. “Een winkel mag voor mij dan ook nooit te vol zijn. Eigenlijk voel ik me meer verbonden met de kunst- dan met de modewereld. Ik ontwierp ook al verschillende galerieprojecten – recentelijk nog voor Jean-Gabriel Mitterrand in Parijs. Wat ik in galeries doe – hiërarchie aanbrengen zodat de bezoeker de ruimte wil ontdekken – pas ik ook toe in winkels. Als je in de stad bent – auto’s, geluiden, drukte om je heen – moet het binnenstappen in een winkel een moment van stilte zijn, niét het omgekeerde waarbij nog meer geluid, prikkels en spullen je aanvallen. Je moet er willen blijven rondhangen, omdat er een universum voor je opengaat dat kalm, fris en mooi is en radicaal verschilt van de buitenwereld.”

Welke rode draad loopt door jouw werk?

Dubois. “De manier waarop ik iets ontwikkel en wil afwerken, blijft ongeacht het project dezelfde. Vormen obsederen me, en komen altijd eerst. Vervolgens de materialen – meestal natuurlijke in hun eigen kleuren, maar telkens zo gebruikt dat de vorm van de ruimte tot zijn recht komt. Iedereen doet uiteraard zijn eigen ding, maar ik vind het belangrijk dat wat ik als architect creëer, een toegevoegde waarde heeft. Dat het niet met rommel is die op een dag in de bek van een dolfijn komt vast te zitten.”

Waarover kun je nogal obsessief zijn?

Dubois. “Verbindingen zoals een schaduwvoeg om twee elementen samen te brengen. Specifieke diktes – als er iets is waar ik een hekel aan heb, dan zijn het standaardmaterialen: een MDF-paneel is standaard 2 cm dik en 99 procent van de wereld zal dat ook zo gebruiken. In een Bernard Dubois-project bestaat dat niet. Ook als ik multiplex gebruik – begrijp me niet verkeerd, fantastisch materiaal – dan zal ik er iets mee doen waardoor het niet standaard lijkt. Bijvoorbeeld door twee panelen op elkaar te lijmen met een dikte van 4 cm als resultaat. Afwijken van standaarden creëert made-to-measure en artisanaal werk. Ik hou er niet van om overal in hetzelfde te voorzien; ik wil iets specifieks maken voor een locatie, een klant, een gebruik, zodat het een eigen ziel heeft. Ik hou ervan wanneer ruimtes cinematografisch aanvoelen – alsof mensen, wanneer ze zich de film van hun leven voorstellen, die zouden willen situeren in een architecturaal ontwerp, op een plek die betekenis voor hen draagt.”

Als er iets is wat je nog zou willen bouwen, wat zou dat dan zijn?

Dubois. “Een grote stap is een project dat ik momenteel from scratch ontwerp, en waarom ik het experimentele van een winkelruimte zo blijf appreciëren. Maar wat mijn ultieme project zou zijn, weet ik niet. Nog niet. Ook al ben ik al tien jaar bezig, ik beschouw mezelf nog maar aan het begin van mijn carrière, die van architecten zijn door de tijdsduur van de opdrachten érg lang – als een marathon. De bedoeling is toch – fingers crossed – om er nog veertig of vijftig jaar aan toe te voegen.

door Natalie Helsen

Meer lezen

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Expertise