Kleuren die uit de lucht vallen
Architect Santiago Calatrava meets kunstenaar Daniel Buren. Een jaar lang krijgt het station Liège-Guillemins een artistieke toegevoegde waarde: ‘Comme tombées du ciel, les couleurs in situ et en mouvement’. De officiële inhuldiging is op 15 oktober, maar Trends Style licht al een tip van de sluier op.
Het begon zo. De Luikse ondernemer en kunstverzamelaar Stéphan Uhoda en de curator Joël Bazarkin dronken iets op het terras van het Grand Café met uitzicht op het station Guillemins, het paleis van glas en beton dat de Spaanse architect Santiago Calatrava ontwierp. “De zon scheen en speelde op het glas van het dak, dat zorgde voor lichteffecten”, herinnert Uhoda zich. “Tiens, daar zou Daniel Buren wel iets mee kunnen doen, dacht ik hardop. Waarop Joël reageerde met: “Wil je dat ik het hem vraag?” Ik antwoordde: “Oké.” En we nipten nog eens van ons biertje.”
In mei 2020 bezocht en bezichtigde Daniel Buren het station. “In alle discretie, bijna clandestien”, vertelt Uhoda. “Dat was toen gemakkelijker dan nu. Het was volop covid, we droegen allemaal maskers.”
Even uniek als de Eiffeltoren
Daniel Buren reist veel, maar in het station van Luik was hij nog niet geweest. “Ik zal het woord ‘geschokt’ niet gebruiken, maar overweldigd was ik wel. Dat station valt buiten de norm. Het is een dominant gebouw, dat als het ware de stad opslokt, en het sluit aan bij de traditie van de grote stations uit de negentiende eeuw, bij het begin van de geschiedenis van de spoorwegen. Referenties? Antwerpen-Centraal en Paris Est. Dat zijn ook monumentale stations. Die traditie is tegenwoordig wat verloren geraakt, we maken nu de tgv-stations mee. Die liggen aan de rand van de stad, soms op het platteland, waar ze worden omringd door megaparkings. Ik overdrijf niet, ik vergelijk het station van Luik met de Eiffeltoren. Het is een architecturale tour de force, met een uitzonderlijke vormgeving op een uitzonderlijke schaal. Bovendien is het bijzonder efficiënt in het beheer van al die mensen die er passeren en al die treinen die er aankomen en vertrekken. Ik vroeg me af: wat kunnen we doen met dat unieke gebouw op die grote schaal?”
Calatrava gaf me gewoon carte blanche, zonder dat hij wist wat ik met zijn station zou doen’ Kunstenaar Daniel Buren
Een toevoeging aan het bestaande
De vraag stellen is ze (moeten) beantwoorden. Buren: “Eerst nam ik contact op met Santiago Calatrava, om te vragen of hij zich niet tegen het project verzette – want dan hield het op natuurlijk. En om van gedachten te wisselen. Dat gebeurde in een Zoom-meeting van een kwartier. Het werd een warm gesprek. Hij zei: “Ik ken uw werk.” Calatrava gaf me gewoon carte blanche, zonder dat hij wist wat ik met zijn station zou doen.”
Buren vertelt het wat te bescheiden, vindt Stéphan Uhoda. “Calatrava, die nu in Zürich resideert, zei tegen Daniel: “Ik hou van uw werk en ik ken het beter dan u denkt.” Bleek dat hij eind jaren tachtig, begin jaren negentig, toen Calatrava kantoor hield in Parijs, vaak met zijn gezin ging wandelen naar het Palais Royal, waar Burens beroemde werk Les Deux Plateaux, beter bekend als Les Colonnes, ligt. Calatrava vertelde hoe ze dan met het gezin een spel speelden: vanop een kolom met een muntstuk de volgende kolom proberen te raken.”
Na de toestemming van Calatrava kon Buren aan de slag. “Een gebouw, een plein… Ik leen de plek waar ik een werk aanbreng, maak er een afdruk van. De omgeving en mijn werk vallen dan tijdelijk samen. Het is een ensemble: het bestaande en het toegevoegde. De locatie geeft iets aan mijn werk, mijn werk geeft iets aan de locatie. Het is een aller-retour, om in treintermen te spreken. Maar nadien geef ik het bestaande, de omgeving, terug aan zichzelf.”
Het alfabet van kleuren
Voor bedoelingen en betekenissen, laat staan boodschappen, ben je bij Daniel Buren aan het verkeerde adres. “Wanneer iemand me aanklampt met een interpretatie van mijn werk, zeg ik meestal: “Je hebt absoluut gelijk.” Ook al zijn 150 andere zienswijzen mogelijk. Iedereen mag zijn eigen mening en voorkeur hebben. Dat vind ik prima. Zo heb ik altijd al gewerkt. De verbeelding van de kijkende mens is een belangrijke factor. Meer dan power wil mijn werk vrijheid geven aan wie ernaar kijkt. Ik probeer ook mijn persoonlijke smaak uit te schakelen. Dat is een ethische positie waarvoor ik al op jonge leeftijd koos, en die naar mijn gevoel nog altijd geldig is. Ik hou persoonlijke elementen weg van mijn praktijk. Mijn werk informeert niet, en het bevat al zeker geen biografische informatie. Op vragen naar mijn jeugdherinneringen of mijn favoriete restaurant antwoord ik niet. Dat is volkomen irrelevant.”
In Guillemins-Luik, voor Comme tombées du ciel, les couleurs in situ et en mouvement, werkt Buren met vier kleuren. Pols je naar het waarom van de keuze en van de volgorde van die kleuren, dan trakteert hij op opgehaalde schouders. “Ik heb ze van links naar rechts in alfabetische volgorde geplaatst. Volstrekt willekeurig voorbeeld: bleu, jaune, rouge, vert. In het Frans. Zou je de kleuren vertalen naar het Engels, dan krijg je al een andere volgorde. Zo onbelangrijk is het.”
Of zou licht de belangrijkste kleur zijn? “En lucht. Het dak van Guillemins-Liège bestaat uit zo’n drie hectare glas. Daar bedek ik ongeveer de helft van met mijn kleuren, overwegend in dambordmotief. Mijn werk is niet autonoom, het staat niet los van de omgeving waarin het zich bevindt. Integendeel, het laat de werkelijkheid van die omgeving toe, het werkt ermee samen. In Guillemins bestaat die omgeving grotendeels uit lucht. De lucht en het licht zullen er mijn werk permanent beïnvloeden. Dus, hoezo, het geheim van de vier kleuren? Het zijn nooit dezelfde kleuren. Ze veranderen voortdurend. Zeker omdat het werk er een jaar lang blijft. De seizoenen zullen er in doorklinken.”
Publiek geheim
Bizar. Terwijl op het totaalbeeld van Comme tombées du ciel, les couleurs in situ et en mouvement een embargo rust tot de inhuldiging op 15 oktober, circuleren op de sociale media al honderden foto’s van het werk. Daniel Buren heeft er gemengde gevoelens bij. “Het liefste werk ik in een zo groot mogelijke discretie. In een museum kun je dat afdwingen. Maar dit is een publiek domein, hier komen dagelijks duizenden mensen langs. En we bedekken zo’n hectare glas. Zo’n grootschalig werk laat zich ook niet in twee, drie dagen realiseren. We trekken er twee, drie maanden voor uit. Er werkt een vijftiental mensen aan, die daar aan het dak een vorm van alpinisme beoefenen. De mensen zien dat daar iets gebeurt, nemen er foto’s van en verspreiden die. Dat kun je niet tegenhouden. Het nadeel is dat het werk al wordt beoordeeld – en wie weet, veroordeeld – voor het klaar is.”
En het voordeel? “Dat er een spanning wordt opgebouwd en dat mensen een work in progress kunnen aanschouwen. Dat vind ik wel bijzonder.”
Na een zekere aarzeling, zegt Buren: “Ik merk wel dat al die foto’s die op de sociale media in omloop zijn, het dak viseren. Ze geven niet weer wat straks allemaal op de grond zal gebeuren. Hoe die kleuren op de vloer en de muren, en op de mensen en de treinen zullen vallen. De voortdurende projectie en reflectie ervan. Die effecten kennen we van de glasramen in kerken en kathedralen. Met dat verschil dat die effecten daar in volume beperkt blijven, omdat ze doorgaans verticale ramen kleinere schaduwen afwerpen.”
Tot slot: wat gebeurt als het donker van de nacht intreedt? “Dan zal het werk grotendeels verdwijnen”, vermoedt Buren. Naast hem monkelt Stéphan Uhoda. “We gaan er natuurlijk wel spots op richten.”
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier