Vrije beroepen stoffen hun statuut af
De vrije beroepen moderniseren hun statuut moderniseren. Ze kunnen niet langer negeren dat het onderscheid tussen vrije beroepen en commerciële ondernemingen grotendeels voorbijgestreefd is.
Een werkgroep met magistraten, vrije beroepen en andere professionals buigt zich vanaf vandaag, 15 september, over het statuut van de vrije beroepen. Het Grondwettelijk Hof sprak zich in april uit tegen de discriminatie tussen gewone ondernemers en de vrije beroepen in de behandeling van conflicten en de consumentenbescherming. Het is het duidelijk dat er iets moet veranderen.
“De deontologische regels en de afdwinging ervan wekken soms de schijn van corporatisme”, geeft Jan Sap, de secretaris-generaal van de Federatie voor Vrije en Intellectuele Beroepen, toe. “We gaan ook bekijken hoe we de Europese richtlijn over marktpraktijken wettelijk kunnen vertalen voor vrije beroepen.”
Voor ‘gewone’ ondernemers is dat al gebeurd. De Wet Marktpraktijken van 2010, de opvolger van de Wet Handelspraktijken, is de omzetting van die Europese richtlijn. De nieuwe wet beteugelt agressief of misleidend commercieel gedrag van ondernemers, maar hij geldt niet voor de 39.000 uitoefenaars van een vrij beroep. Voor hen is er een afzonderlijke wet die echter enkel de onrechtmatige bedingen, reclame en overeenkomsten op afstand regelt. Conflicten blijven dikwijls buiten de rechtszaal. Dat botst op heel wat weerstand.
Aristocraat versus plebs
Yves Vandendriessche stelde in een thesis dat “de vrije beroepsbeoefenaar als een aristocraat gescheiden wordt van het plebs der gewone verkopers”. Vandendriessche (advocaat Crivits & Persyn): “De Wet Markpraktijken biedt de consument veel meer bescherming en geeft handelaars ook wapens om op te treden tegen oneerlijke concurrenten. Door vast te houden aan het aparte statuut voor vrije beroepen hinkt België achterop in Europa.” Hij juicht het arrest van het Grondwettelijk Hof dan ook toe. “Rechters zijn gebonden door die uitspraak. De wetgever moet nu ingrijpen.”
Voortaan geldt de regel dat concurrenten en klanten ook vrije beroepen voor de gewone rechtbank kunnen dagen. “Na dit arrest kunnen advocaten een ander kantoor aanklagen bij oneerlijke marktpraktijken”, bevestigt Dirk Van Gerven, stafhouder van de Nederlandse Orde van Advocaten in Brussel (ook lid van de FVIB). “We blijven als stafhouder wel bevoegd om te bemiddelen en kunnen eventueel ook een tuchtsanctie uitspreken. Bij een geschil tussen advocaten kan perfect intern een oplossing worden gevonden.”
Heel wat leden van de FVIB beseffen maar al te goed dat hun statuut achterhaald is. “We moeten zelf werken aan de modernisering, want anders dreigen we een anachronisme te worden”, erkent Bernard Buyse, de voorzitter van de Nationale Kamer van Gerechtsdeurwaarders. Die beroepsgroep handelt tuchtrechtelijke aspecten binnenskamers en per arrondissement af. Er is heel wat kritiek op die weinig transparante manier van werken. “Er is nood aan een nieuw orgaan dat interne geschillen en eventuele beroepsfouten behandelt onder controle van externe adviseurs, zoals magistraten en professoren. Net zoals dat gebeurt bij de notarissen.” (HB)
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier