Vlaamse ondernemers in Oost-Duitsland: ‘Oost-Duitsers werken trager maar beter’
Na de Duitse hereniging in 1990 werd in Oost-Duitsland hoogconjunctuur verwacht. Ook Vlaamse ondernemers droegen bij tot de economische ontwikkeling van het voormalige Oostblokland. Trends ging bij vijf van hen op bezoek.
De grootse inkomhal van het gebouw van de Vlaamse halfgeleiderproducent X-Fab in Erfurt, met zijn granieten trappen, ademt nog de sfeer van de DDR. “We zijn hier niet van nul gestart”, zegt de Vlaamse productmarketingmanager Stijn Sampermans. “Ons hoofd technologie, dat vorig jaar met pensioen is gegaan, heeft zijn hele leven in dit bedrijf gewerkt, ook nog onder het communistische bewind. Ook andere medewerkers werkten hier al in de tijd van de DDR. Ze hebben een enorme basiskennis over chemie en fysica. Die is bij de jongere generaties verloren gegaan.”
Het beursgenoteerde X-Fab van CEO Rudi De Winter heeft in Erfurt drie fabrieken en 800 werknemers. De chips die het daar produceert, gaan vooral naar de auto-industrie, waar X-Fab de helft van zijn omzet vandaan haalt. In elke nieuwe wagen zitten gemiddeld zestien chips van X-Fab. “Zeker in Duitsland is de automarkt heel belangrijk voor ons. Wij werken voor de toeleveraars van de grote producenten”, duidt Sampermans. X-Fab heeft in Duitsland ook vestigingen in Dresden (460 werknemers) en Itzehoe, ten noorden van Hamburg.
Stijn Sampermans is optimistisch over de toekomst van de chipindustrie. De fabrieken van X-Fab draaien op volle toeren, en toch kunnen ze de vraag niet aan. Bovendien zijn elektrische wagens een groeimarkt voor de sector, met onder meer chips die de actieradius en de laadsnelheid van batterijen verhogen. Ook medische toepassingen zitten in de lift, met chips voor DNA-analyses, het monitoren van de bloeddruk en het opsporen van allergieën en virussen.
Sampermans woont sinds 2018 in Erfurt. Daarvoor had hij vijftien jaar in Australië gewerkt, waar hij vooral waterinfrastructuur beheerde. “Australiërs zijn nergens bang voor”, weet hij. “Zij gaan er meteen voor en zien enkel de kansen. Oost-Duitsers zien aanvankelijk vooral de problemen. Het zal niet lukken, zeggen ze eerst. Maar dan gaan ze grondig werken en sleutelen, tot ze een oplossing hebben. Ze werken trager, maar wel beter.” De mentaliteit van de DDR-cultuur is niet helemaal verdwenen, ook niet bij de jongeren, heeft hij ondervonden. “Op een e-mail krijg je niet onmiddellijk antwoord. Maar vijf dagen later komen ze dan plots met een oplossing. Grondig werk leveren zien ze als een plicht.”
Sampermans wijst op de goede kwaliteit van de technici, het heel praktisch gerichte onderwijs en de goede ingenieursopleidingen. “Duitsland is industrieel top. Je hebt hier hele netwerken van machinebouwers, stabiele toeleveraars, onderzoekinstituten en fabrieken. Die creëren een enorme meerwaarde. Duitsland kan dat uitbouwen, want het land heeft daarvoor de schaalgrootte.” Vlaanderen heeft met imec een wereldvermaarde onderzoeksinstelling. Maar de productie van chips heeft onze regio niet in de vingers.
Groeien met de Belgische aanpak
” Welde de deure dicht doen?” In Hildesheim wordt opvallend veel West-Vlaams gesproken. Het tweede Duitse filiaal van Joris Ide, een West-Vlaamse producent van stalen profielen voor wanden en daken in de industriebouw, staat er in de steigers. Het bedrijf opende in 2013 zijn eerste fabriek in Ansbach in Beieren. Daar werken inmiddels honderd mensen. “Wij groeien heel sterk in Duitsland”, zegt Tom Lanckriet, verkoopdirecteur van Joris Ide voor Noord-Duitsland. “Het land zal dit jaar 100 miljoen euro omzet opleveren. Daarmee is het onze derde markt, na Frankrijk en België.”
Het tweede filiaal, in een voormalige fabriek van de staalproducent Salzgitter in Hildesheim, zal vanaf eind oktober stalen dakplaten produceren. De site ondergaat een grondige renovatie. Stalen wandpanelen van het eigen merk worden tegen de muren van de fabriek geplaatst. Bij de opstart zullen er vijftien mensen werken. “Duitsers vinden lokale productie heel belangrijk”, duidt Tom Lanckriet. “Bovendien is het transport uiteraard een belangrijke kostenpost. We willen vanuit Hildesheim het noorden van Duitsland bedienen, vooral in een straal van 100 kilometer rondom de fabriek.”
Joris Ide, een dochterbedrijf van het Ierse beursgenoteerde Kingspan, heeft vandaag een tiende van de markt in handen in Duitsland. Dat is minder dan in België en Frankrijk. Maar de Duitse markt heeft nog veel potentieel. Wellicht volgt later nog een derde filiaal, in Oost-Duitsland. “Wij zijn een gezonde mix van Duitse gründlichkeit en West-Vlaamse mentaliteit”, duidt Lanckriet. “Duitsers gaan heel gestructureerd te werk, volgens de vastgelegde richtlijnen. Wij zijn flexibel en zoeken vooral naar snelle oplossingen voor onze klanten. Met die Belgische aanpak groeien we in Duitsland.”
Belgische chocolade uit Brandenburg
De weg van Dresden naar het dorpje Hornow nabij Spremberg leidt tientallen kilometers door bossen. Lausitz heet de regio, 100 kilometer ten zuiden van Berlijn en niet ver van de Poolse grens. Het gebied, dat behoort tot de deelstaat Brandenburg, heeft iets weg van Limburg, met zijn bossen, heidelandschappen en tot meren herschapen bruinkoolputten. En net zoals Limburg is Lausitz een fietsparadijs. Ook Lausitz wil diversifiëren, van een economie die steunde op bruinkool naar nieuwe industrieën, technologie en toerisme.
In Hornow zorgden twee Vlaamse inwijkelingen, Goedele Matthyssen en Peter Bienstman, voor een nieuwe dynamiek. Het echtpaar leidt de onderneming Confiserie Felicitas, goed voor 75 werknemers, 70 ton chocolade en 4 miljoen euro omzet per jaar. ” Belgische Schokolade Made in Brandenburg” staat op de etalageruit. In de winkel ligt lekkers in de vorm van beren, ganzen, treinen, betonmolens, een vleugelpiano en wolven _ ook in Lausitz zijn wolven gesignaleerd.
Schokoladenland, gelegen aan de Schokoladenweg, werd een begrip tot ver in de omstreken. In de weekends komen inwoners van Berlijn met bussen naar het mooi verzorgde domein voor de rust, de kalmte, de dierenboerderij en het Vlaamse lekkers. Vóór de uitbraak van de coronapandemie lokte Schokoladenland 50.000 bezoekers per jaar. Op topdagen reden tot acht bussen naar het chocoladeparadijs in Hornow.
Het Vlaamse echtpaar vestigde zich in 1992 in Oost-Duitsland, drie jaar na de val van de Muur. Nieuwe wetten en staatsstructuren waren nog volop in wording, en de eigendomsrechten waren nog betwistbaar. Matthyssen en Bienstman hadden voordien vijf jaar in Nigeria gewerkt voor een ontwikkelingsproject. “Zonder onze ervaring in dat Afrikaanse land hadden we het hier nooit volgehouden”, zegt Bienstman.
Ze startten hun bedrijf in een voormalige schuur van de lokale kolchoz en woonden boven de productieruimte. Het bleek ondoenbaar een banklening af te sluiten. “Wij maakten luxechocolade, een totaal onbekend product in Lausitz. Volgens bankiers was dat wel het laatste wat de Oost-Duitsers wilden”, blikt Bienstman terug. “Oost-Duitsers wilden eerst een auto kopen, dan hun woning renoveren. Als er dan nog iets overbleef, wilden ze op reis.”
In 1995 was het echtpaar virtueel failliet. Toen volgde de ommekeer. Steeds meer lokale snoepwinkels en confiseries verkochten de Vlaams chocolade. In 2000 barstte de productie uit haar voegen. “We kregen een bankier van Deutsche Bank over de vloer, met de vraag of we met hem zaken wilden doen”, herinnert Goedele Matthyssen zich.
Vandaag draait Confiserie Felicitas de helft van zijn omzet in het Schokoladenland in Hornow. Daarnaast heeft het twee winkels in Dresden en Potsdam en levert het aan 200 verkooppunten. Ook op de luchthavens van Berlijn en Hamburg is de chocolade van de twee Vlamingen te koop. Het koppel zet de ambachtelijke productie sterk in de verf. Het intensieve handwerk steekt af tegen de sterk geautomatiseerde productie in de voedingsindustrie. Elke praline wordt apart in een vakje gelegd, elk doosje wordt afzonderlijk verpakt met een strikje eromheen.
De deelstaat Brandenburg waardeert het Vlaams opbouwwerk. Het Vlaamse duo sleepte ondernemersprijzen bij de vleet in de wacht, waaronder de Zukunftspreis Brandenburg en de Landesverdienstorden.
De betere Belgische keuken
In het dorpje Drebkau, 30 kilometer naar het westen, kochten de Vlaamse Yvette Van Vlasselaer en haar Friese echtgenoot Anne Tjepkema in 2006 Schloss Greifenhain. “Nou ja, een slot. Het was veeleer een ruïne. De regen kwam door het dak”, herinnert Tjepkema zich. “Maar in deze streek is vastgoed nog betaalbaar. We hebben de aankoop volledig met eigen middelen gefinancierd. We wilden geen slaaf zijn van de bank.”
Het kasteel werd gerenoveerd in een hotel met acht themakamers, waaronder een Belgische kamer. Aan de muur boven het bed hangt een foto van Manneke Pis. Schloss Greifenhain heeft een zwembad, een sauna en een ruim park. “We organiseerden aanvankelijk huwelijken en verjaardagsfeesten. Maar daar zijn we mee gestopt”, vertelt Anne Tjepkema. “Je vindt gewoon geen personeel meer. De streek heeft veel werklozen, maar mensen leven liever van een uitkering.” 2017 was een recordjaar, met zestien bruiloften, met tot tachtig feestgangers.
Schloss Greifenhain organiseert recepties voor bedrijven, maar leeft nu hoofdzakelijk van groepjes toeristen. De logés – onder wie fietsers – boeken voor een verlengd weekend, of blijven een week. “De bezoekers zijn vooral Berlijners die bij ons de rust komen opzoeken”, zegt Yvette Van Vlasselaer. Zij krijgen bovendien de betere Belgische keuken voorgeschoteld.
Petrochemisch netwerk
De petrochemische site in Leuna in de deelstaat Saksen-Anhalt – en dan vooral de fakkelinstallatie met de enorme waakvlam – is al van kilometers ver te zien. Het is een van de grootste petrochemische complexen van West-Europa en het grootste in Duitsland, op een oppervlakte van 11 vierkante kilometer, met een honderdtal bedrijven en kilometerslange pijpleidingen. Het voormalige Volkseigene Betrieb Leuna-Werke Walter Ulbricht, vernoemd naar de nummer één van de Oost-Duitse Communistische Partij in de jaren zestig, is vandaag een conglomeraat van vooral westerse bedrijven. Leuna was een van de meest vervuilde gebieden van Oost-Duitsland. In 1978 werkten er 28.000 mensen, vandaag 10.000. Dat aantal groeit weer, na investeringen voor 6 miljard euro om de site te moderniseren.
Een van die investeerders is Domo Chemicals. De voormalige tapijtengroep van de Vlaamse familie De Clerck investeerde ruim 650 miljoen euro in zijn filiaal in Leuna. In 1994 kocht ze er een fabriek voor de productie van caprolactam, een chemische grondstof voor nylon tapijtgarens. Het bedrijf wilde greep hebben op die grondstof, die sterk in prijs kon schommelen.
Vandaag maakt Domo Chemicals in Leuna vooral polyamide. De witte korrels hebben diverse toepassingen, zoals voor tapijtvezels, voedingsverpakkingen en de auto-industrie. “Het is een heel licht materiaal, en toch heel hittebestendig en robuust”, vertelt Luc De Raedt, de algemeen directeur van de site. “De afdekking onder de motorkap van auto’s bevat bijvoorbeeld polyamide. Het wordt ook gebruikt als omhulsel van de batterij van elektrische wagens.” Op de Duitse site van Domo Chemicals werken 575 werknemers.
De Raedt verhuisde in 1996 met zijn gezin naar Leuna. Zijn Nederlands is doorspekt met Duits. “Ik ben nog Belg. Mijn kinderen zijn zwar hier geboren. Ik denk dat ik me gut eingelebt habe“, zegt hij. “Als burgerlijk ingenieur is het een droom hier te werken. Het is een mooie fabriek. Onze grondstoffen komen deels van andere bedrijven op de site, en op onze beurt leveren wij een deel van onze productie aan hen. We hebben veel kunnen realiseren, maar we kunnen ook nog veel verbeteren. De grootste uitdaging is de uitstoot terug te dringen. Daran arbeiten wir.”
Verkiezingen in Duitsland
Op 26 september trekken de Duitsers naar de stembus om een opvolger voor bondskanselier Angela Merkel te kiezen. Wat betekent Duitsland voor de Vlaamse economie en onze bedrijven? Trends zoekt het uit.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier