Veel Belgische bedrijven dragen amper bij tot de welvaartsgroei
De productiefste bedrijven in België kunnen zich meten met de internationale toppers. Het probleem zit bij de rest. Zij blijven ver achter en dragen amper bij tot de welvaartsgroei. Hoe is het zover kunnen komen?
Welvaart komt niet vanzelf. De kunst is de beperkte hoeveelheid mensen en middelen zo efficiënt mogelijk te gebruiken, zodat de economische taart blijft groeien. Economen noemen dat productiviteit. Het is de motor van onze welvaart.
Maar die motor hapert. De groei van de Totale Factor Productiviteit (TFP), de belangrijkste maatstaf van productiviteit, zakt in België al sinds eind de jaren negentig. Sinds 2012 zit de TFP-groei zelfs onder het EU-gemiddelde. Nochtans heeft België best wel een groepje productieve bedrijven. De beste moeten niet onderdoen voor de buitenlandse concurrentie. “In België komen de meest productieve bedrijven in de buurt van de Europese technologische grens, wat betekent dat ze internationaal tot de meest performante van hun bedrijfstak behoren”, staat in een recente paper van Jan De Mulder en Hervé Godefroid, twee economen van de Nationale Bank van België (NBB).
Voor veel bedrijven gaat investeren in IT niet veel verder dan de aankoop van computers
Dat lijkt goed nieuws. In elk land zijn de zwakste bedrijven ongeveer even zwak, zo leert de spreiding van de TFP in een aantal Europese landen (zie grafiek De spreidstand van de productiviteit). De 10 procent minst productieve bedrijven zijn in elk land ongeveer even weinig productief. Het verschil zit aan de andere kant van de verdeling, bij de 10 procent meest productieve bedrijven. “Daar zijn de productiviteitsverschillen tussen de landen veel groter”, zegt Jan De Mulder. “Slechts weinig landen hebben topspelers, en België is er een van. We moeten enkel Nederland en Duitsland (niet in de grafiek opgenomen, nvdr) laten voorgaan. Dat vind ik een goed resultaat.”
Het probleem is dat de meest productieve bedrijven de hele economie moeten trekken. In de voorbije twintig jaar zorgden de 10 procent meest productieve bedrijven in België – de zogenoemde grensbedrijven – voor bijna de volledige groei van de productiviteit, leren de NBB-cijfers. Er is dus een productiviteitskloof. Veel erger is dat die kloof breder wordt (zie grafiek De spurt van de grensbedrijven).
Computers
Hoe komt dat? Er zijn veel verklaringen, al vallen ze niet altijd gemakkelijk te becijferen. 10 procent van de productiviteitskloof ligt aan de mate waarin bedrijven investeren in IT, stelt een paper van de NBB en het onderzoekscentrum Vives. “Voor veel bedrijven gaat dat niet veel verder dan de aankoop van computers”, zegt NBB-econoom Emmanuel Dhyne, medeauteur van de paper. “Maar je moet IT ook gebruiken om je bedrijf beter te maken.”
Daarmee is FNG volop bezig. De beursgenoteerde modegroep is bekend van onder meer Brantano en Miss Etam. Via IT-investeringen stroomlijnt FNG zijn omvangrijke logistieke apparaat, zodat het zijn winkels en webshops efficiënt kan bevoorraden en zo schaalvoordelen kan halen. “IT is de sleutel”, zegt Manu Bracke, mede-oprichter en operationeel directeur van FNG. “Schaalvoordelen zijn mooi op papier, maar als de IT niet volgt, kan je ze niet realiseren. Wij investeren veel in IT. Onze activiteiten maken winst.”
Innovatie
Veel bedrijven hebben ook een achterstand in innovatie. Er gebeurt in België veel onderzoek, meer dan het EU-gemiddelde zelfs. Maar de onderzoeksuitgaven zitten geconcentreerd in enkele grote ondernemingen en in een paar bedrijfstakken, vooral chemie en farma. “In 2015 stonden 50 ondernemingen in voor 57 procent van alle uitgaven in onderzoek en ontwikkeling (O&O) door bedrijven in Vlaanderen, en 200 ondernemingen waren goed voor 78,5 procent”, zegt Koen Debackere, professor innovatiebeleid aan de KU Leuven.
Bij die concentratie hoort wel een nuancering. “Een bedrijf hoeft geen O&O te doen om innovatief te zijn”, zegt Debackere. “Veel bedrijven kopen bijvoorbeeld nieuwe technologie aan en integreren die in hun werking. In de periode 2014-2016 deden 70 procent van de industriële bedrijven en 57 procent van de dienstenbedrijven aan product- of procesinnovatie. Innovatie is dus minder geconcentreerd dan de uitgaven voor O&O. Maar enkel de meest innovatieve bedrijven kunnen de recentste technologie absorberen, wat dan weer de productiviteitskloof versterkt.”
Marktwerking
Wellicht schort ook iets aan de markt. Als die goed zou werken, zou de kloof kleiner worden. Een bedrijf met zwakke productiviteit dat niet innoveert, wordt door zijn concurrenten uit de markt geknikkerd. Maar op de Belgische markt zijn de zeden zachter en dat maakt bedrijven gemakzuchtig, aldus Dhyne. “Veel bedrijven beseffen dat ze niet de beste van de klas zijn, maar ze voelen zich veilig. Ze weten dat ze niet uit de klas zullen vliegen.”
Geen wonder dat België veel meer zombiebedrijven telt dan andere landen. Dat zijn bedrijven die meer dood dan levend zijn – bijvoorbeeld omdat ze te weinig winst maken om hun rentelasten te betalen – maar toch jaren blijven voortstrompelen. De zombiebedrijven vertegenwoordigen 10 procent van alle Belgische bedrijven, tegenover 2 procent in Frankrijk en 3 procent in Scandinavië. Tussen 1996 en 2016 waren de zombies goed voor gemiddeld 13 procent van de banen en 19 procent van het beschikbare kapitaal. “Door de gebrekkige marktwerking vloeien die mensen en middelen niet naar productieve bedrijven of naar nieuwkomers op de markt”, zegt Dhyne.
Globalisering
De productiviteit blijkt groter te zijn in ondernemingen die handel drijven met de rest van de wereld. Buitenlandse concurrentie maakt je immers sterk of je moet al sterk staan vooraleer je naar het buitenland trekt. Als open economie zou België dus veel productieve bedrijven moeten tellen, maar dat blijkt een misrekening. “België exporteert zowat 80 procent van zijn bpp, maar slechts 10 procent van de Belgische bedrijven exporteert”, zegt Dhyne.
Enkel de beste spelers zijn ingeschakeld in internationale productieketens. “De beste zijn het meest geglobaliseerd, en de meest geglobaliseerden zijn de multinationals”, zegt Dhyne. In de periode 2010-2015 was gemiddeld 11 procent van onze grensbedrijven in buitenlandse handen. Maar die minderheid woog wel zwaar in de Belgische productiviteit. Zij zorgde voor liefst 80 procent van de bijdrage van de grensbedrijven aan de TFP-groei. De Belgische bedrijven zouden moeten profiteren van de aanwezigheid van de multinationals, maar de kennisoverdracht blijft beperkt tot de directe toeleveranciers. “Niet iedereen geniet het voorrecht te mogen leveren aan Google”, aldus Dhyne.
Kapitalisme zonder kapitaal
Google, Facebook en de andere supersterren zijn de iconen van de nieuwe economie. Er is geen fysiek kapitaal meer nodig om enorme productiviteitswinsten te halen. Een goed idee en software volstaan. Bedrijven die zo’n niet-tastbare activa weten te ontwikkelen, kunnen razendsnel groot worden en zo de concurrenten wegduwen. Dat verschijnsel kan een deel van de groeiende productiviteitskloof verklaren in veel OESO-landen, aldus de auteurs van het boek Capitalism without Capital. In landen waar bedrijven veel investeren in niet-tastbare activa, zoals Nederland en het Verenigd Koninkrijk, blijkt de productiviteitskloof sterker te groeien.
De auteurs maken geen melding van België, wellicht omdat de nieuwe economie hier nog niet dominant is. Zalando, de Duitse webwinkel voor kleding en schoenen, mag dan mikken op 20 miljard euro omzet over vijf jaar, Manu Bracke ziet nog veel kansen voor FNG. “Uiteraard zal ook in België de onlineverkoop van kledij stijgen, maar de fysieke winkels zullen blijven. Met ons systeem van ‘click & collect’ zullen klanten van de FNG-merken kunnen bestellen op de webshop en komen passen in de winkel, waar ze zich verder kunnen laten inspireren en dingen uitproberen. Smaken en stijlen die in België aanslaan, werken daarom niet in andere landen. Met fysieke winkels kan je beter inspelen op de lokale markt. Die nabijheid, dat is iets wat het grote Zalando nooit zal kunnen bieden.”
Diensten, vergeten bron van groei
Productiviteitsgroei is moeilijker in de dienstensector dan in de industrie. Technologie kan wonderen doen in de productie, maar uw advocaat of tennisleraar zijn er een stuk minder mee gebaat. In België echter zijn de diensten achteruit geboerd, meent Leo Sleuwaegen, professor strategisch management aan de KU Leuven. “Dat komt omdat wij nogal wat diensten afschermen van concurrentie, bijvoorbeeld door regels, vestigingswetten en vergunningen. Kijk maar hoeveel zombiebedrijven onze vastgoedsector telt. Nederland is veel vroeger begonnen met het vrijmaken van zijn diensten, zoals de post. Geen wonder dat je nu overal in België wagens van PostNL ziet rondrijden.”
Als er grotere productiviteitswinsten te halen zijn met industrie, waarom dan mikken op diensten? “Omdat het belang van diensten toeneemt in de economie, en andere landen er wel in slagen er een hefboom voor groei van te maken”, zegt Sleuwaegen. “Natuurlijk kan je veel welvaart creëren met industrie, maar moet je daarom de groeiwinsten in de diensten laten liggen? Onze gezondheidszorg behoort tot de beste ter wereld. Waarom exporteren we die kennis niet globaler, zeker met de nieuwe technologische mogelijkheden?”
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier