“De financieringswet heeft haar tijd gehad,” zegt Rudi Thomaes gedelegeerd bestuurder van het Verbond van Belgische ondernemingen (VBO).
“Ze moet heronderhandeld worden en de perverse mechanismen moeten eruit verdwijnen. De volgende regering zal er niet in slagen een geloofwaardige begroting voor te leggen indien de rol van de deelstaten in de saneringsoperatie niet duidelijk gedefinieerd wordt en de negatieve effecten uit de huidige wet zijn weggefilterd.”
Het VBO, dat zijn memorandum voor de verkiezingen van 13 juni klaar heeft, doet echter geen concrete voorstellen hoe die nieuwe financieringswet eruit moet zien.
Ook over een nieuwe staatshervorming blijft de werkgeversorganisatie vaag. Wel ziet het VBO er geen graten in om “banenplannen op federaal niveau af te schaffen en een aangepast regionaal beleid te vergemakkelijken om voor sommige categorieën van werkzoekenden financiële ‘rugzakjes’ mee te geven waarmee ze in de eigen of een andere regio aantrekkelijker worden voor aanwerving.” Anderzijds waarschuwt Thomaes: “Val ondernemingen niet lastig met verschillende regionale regels voor producten, diensten, projecten, toegang tot beroepen en vooral niet voor de arbeidsrelatie tussen werkgever en werknemer. Wij pleiten voor één arbeids- en sociale zekerheidsrecht.”
Het VBO hamert ook op de noodzaak van het behoud van de notionele-intrestaftrek. Rudi Thomaes ergert zich aan politici die het systeem willen afschaffen maar ten opzichte van buitenlandse investeerders het systeem promoton. “Ik merk hier een zekere schizofrenie”, aldus Thomaes. Het VBO ergert zich ook aan de berichten over de fenomenale kostprijs van het systeem: “Zoals bevestigd door de Nationale Bank tijdens de hoorzitting van de Commissie Financiën van 9 maart 2010, bedroeg het kostenplaatje tussen 280 en 770 miljoen euro, waarmee het de speculaties over de vermoedelijke kostprijs ten belope van miljarden euro’s staalhard ontkrachtte.”
