‘Uber moet leren te zalven’

Als Uber nu ook een intern conflict laat etteren, dan is het zijn miljardenwaardering niet waard. Dat zegt Trends-redacteur Stijn Fockedey.

Het topmanagement van de onlinetaxicentrale Uber moet ondertussen al een olifantenhuid gekweekt hebben. Elke dag is er wel kritiek van politici en toezichthouders.

Maar de beslissing van een arbeidsbemiddelaar in Californië moet echt pijn doen. Voor het eerst worden de chauffeurs van Uber bestempeld als werknemers. De redenering luidt dat de chauffeurs juridisch gezien onderaannemer zijn, maar ze zitten in een te grote afhankelijkheidspositie om ze nog als een freelancer te bestempelen. Want Uber legt bijvoorbeeld de tarieven vast, en dus ook wat de chauffeurs aan ritten overhouden. Dit dossier komt nu voor een rechter en de discussie onderaannemer-schijnzelfstandige zal nog een tijd als een zwaard van Damocles boven Uber hangen.

Waarschijnlijk wordt het pleit pas binnen een aantal jaar beslecht voor het Amerikaanse hooggerechtshof. Maar Uber probeert het beste voordien een vergelijk te vinden. Het heeft nu al de perceptie tegen van een miljardenbedrijf dat zijn chauffeurs uitperst. Een jarenlange juridische strijd zou die kwalijke reputatie geen goed doen, en geeft een boost aan Lyft en andere concurrenten.

Maar vooral is dit dossier is het zoveelste bewijs dat onze samenleving hopeloos slecht voorbereid is op de versnelde digitalisering. Veel van onze wetten zijn niet aangepast aan de realiteit van de 21ste eeuw. Het internet maakt een nieuwe vorm van arbeidsmobiliteit mogelijk, een die voor veel groei kan zorgen en een aangepast statuut verdient. De overheid heeft dus een grote verantwoordelijkheid.

Maar Uber en co moeten ook meer op langere termijn denken. Alles staat nu in het teken van razendsnel groeien. Het heeft al te veel bruggen opgeblazen met politici en toezichthouders. Als het nu ook een intern conflict laat etteren, dan is het zijn miljardenwaardering niet waard.