Tabakskweker: ‘Wij kunnen niet(s) anders’
Nu de Europese subsidies in rook opgaan, vecht de kleine tabaksboer tegen de bierkaai. Of er over tien jaar nog tabakskwekers zijn? “Als ik nog leef, ja.” Koppiger worden ze niet meer gemaakt. Antoon Deneut (67) en Dorine Breyne (51): “Zonder subsidies is het helemaal afgelopen.”
De oude, aftandse serres laten weinig aan de verbeelding over. Links en rechts zitten er scheuren in het dak, regen en wind geselen het plastic, de verroeste machines zijn al lang afgeschreven. De Wervikse tabaksboer Antoon Deneut heeft geen centen meer om te investeren, maar opgeven is geen optie. Samen met zijn vrouw Dorine Breyne boert hij moedig voort. Uit liefde voor den toebak, uit liefde voor zijn gezin met tien kinderen.
Zeven van die kinderen wonen nog in en oogsten mee in augustus. Uit bittere noodzaak. De twee jongste zonen halen de tabaksbladeren van de kar, Dorine bundelt ze, de machine naait ze in, nog een andere zoon hangt ze weg zodat ze kunnen drogen. Ondertussen schuifelen op het veld vier dochters van Antoon in de gutsende regen op hun knieën tussen de tabaksplanten. Terwijl ze de tabaksblaren oogsten, neuriën ze mp3-gewijs hun lievelingssongs. En of dit een familiebedrijf is.
“Mijn vader zei altijd: ‘Tabak moet vele mensenstemmen horen.’ Vroeger hielpen hier vooral Franse jongeren, de Vlaamse studenten werkten liever in Bellewaerde Park. Maar vakantiejobbers kan ik al jaren niet meer betalen.” Antoon Deneut is een West-Vlaamse Houtekiet. Wilde haardos, vlammende ogen, rebelse inborst. Hij neemt geen blad voor de mond, daagt graag een beetje uit en heeft zin voor humor met een weerhaakje. “We zaaien op 19 maart, op de dag van Sint-Jozef. Je ontsnapt niet aan de heiligen in de landbouw.” Of: “De roker is een paria geworden. Gaan ze het roken totaal verbieden straks? En de cafés droogleggen? Dan komt Al Capone terug, wees daar maar zeker van.”
Uitdovende subsidies
Wervik was altijd hét epicentrum van de Belgische tabaksteelt. Door zijn vruchtbare zandleemgrond en zijn ‘microklimaat’. Antoon: “De oogstzekerheid is hier iets groter. We zitten in de luwte van de heuvels rondom ons. Eén hagelbui, en je mag een kruis maken over je seizoen.”
Voor 2006 telde België nog meer dan 300 tabaksboeren, nu zijn dat er nog hooguit 50. Elk jaar gooien tabaksboeren de handdoek in de ring. Kosten en inkomsten zijn al lang scheefgetrokken. Sinds 2006 draait Europa de geldkraan elk jaar een beetje meer dicht. Om de overproductie tegen te gaan en haar strijd tegen de sigaret kracht bij te zetten, zo heet het officieel.
Maar ondanks alle preventiecampagnes is tabak nog altijd big business, ook in België. In 2012 telde de Japanse sigaretten- en tabaksproducent Japan Tobacco, de op twee na grootste in de wereld, maar liefst 475 miljoen euro neer voor de overname van de Belgische roltabakverwerker Gryson, die op een boogscheut van Antoon Deneut huist. Alleen profiteert de kleine Belgische tabaksboer niet meer mee. Almaar meer fabrikanten kiezen voor goedkopere tabak uit Azië of Zuid-Amerika. “Die concurrentie was er altijd al, maar zolang we subsidies kregen, konden we nog tegen die mannen op. Vroeger had het Tabakssyndicaat (de beroepsvereniging van de tabakstelers, nvdr. ) een dikke kassa. Nu eten we onze kassa leeg, en daarna is het gedaan. De kleintjes gaan er eerst tussenuit. Tien kilometer verder, in Frankrijk, zitten grote tabaksboeren, ze oogsten met volautomatische plukmachines. Wij doen bijna alles met de hand.” Antoon kweekt twee soorten: Burley en Semois. Lichte en donkere tabak, samen goed voor 3 ton oogst. Vooral op de Semois-tabak is hij trots. Want vergis je niet, in deze koppige tabaksboer schuilt ook een innovator, hoe beperkt zijn middelen ook zijn. “Er zijn nauwelijks Belgische tabaksboeren die Semois kweken. Ik ben het in Frankrijk gaan leren, stal er met mijn ogen. Nu heb ik 25.000 Semois-plantjes, die we eigenhandig zaaiden, zaadje per zaadje, met een blazerken of pipetje.” Hij toont piepschuimen platen op water, waarop de zaadjes kiemen tot jonge plantjes, waarna ze naar het veld verhuizen. “(trots) Semois de Flandre Occidentale. Ik lever aan drie winkels in de Belgische Ardennen en krijg er een goede prijs voor.”
Geboren in den toebak
Antoon Deneut is weliswaar de spreekbuis, echtgenote Dorine Breyne is al meer dan twintig jaar de draaischijf van dit familiebedrijf. “Mijn vrouw heeft gouden handen”, beseft hij. Al meer dan twintig jaar werkt ze in de velden, anderhalve hectare groot. Ondertussen voedde ze tien kinderen op. Terwijl Antoon overdag als textielarbeider werkte bij Beaulieu, runde zij de zaak thuis. Zo ging het in vele gezinnen. Dorine: “Ik ben geboren als tabaksboerin en hielp van kleins af mee in de velden. Ik studeerde voor kleuterleidster, maar nadat mijn moeder ziek was geworden, ben ik thuis gebleven. In 1984 zijn we getrouwd, een jaar later zetten we al tabak.” Antoon: “We zijn er allebei in geboren. Mijn vader en grootvader waren ook tabaksboeren, maar zonder een sterke vrouw als tabaksboerin moet je er niet aan beginnen.”
Of er over tien jaar nog tabakskwekers zullen zijn? “Als ik nog leef, ja.” Antoon let op zijn gezondheid: vroeger rookte hij drie pakjes per dag, nu raakt hij geen sigaret meer aan.”
Hun kinderen zullen geen tabak meer kweken. Omdat het sop de kool niet meer waard is. Zij werken of studeren voor een job waar je wel nog loon naar werken krijgt. Ondertussen blijven Dorine en Antoon zaaien, planten, plukken, drogen, vallen, opstaan en weer doorgaan. “Al zien we ons graf, we doen deure. ”
Sam De Kegel
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier