Steeds minder buitenlandse investeringen in België
De jaarlijkse analyse door IBM Global Business Services van buitenlandse investeringstrends toont aan dat 2009 in België het slechtste jaar ooit was voor het aantrekken van nieuwe buitenlandse bedrijven.
Zowel het aantal investeringsprojecten als het aantal jobs dat daarbij wordt gecreëerd daalde voor het derde jaar op rij. In 2009 werden 182 nieuwe investeringsprojecten aangekondigd, die in totaal ongeveer 5300 nieuwe arbeidsplaatsenteringen creëren.
De VS blijft wereldwijd de dominante investeerder. Voorts scoort ook Japan van oudsher goed. Een project van Daikin, in Oostende, dat tekende voor 200 extra banen, leverde Japan vorig jaar zelfs een verdubbeling op tot 10 procent in de ranglijst van jobgedreven investeringsprojecten. Daarna volgen de ons omringende landen, met Duitsland op kop. Het Verenigd Koninkrijk verloor terrein.
Wereldwijd worden India en China belangrijker als investeerders in buitenlandse projecten. “En ook hier scoort België, in vergelijking met de andere landen, ondermaats”, zegt onderzoeker Roel Spee. “Het zou goed zijn mochten de investeringspromotoren in de verschillende gewesten zich daar sterker op focussen.”
Niet alleen zakt België dieper weg op de internationale schaal, ook intern zijn er verschuivingen. Nam Vlaanderen traditioneel zowat twee derde van die buitenlandse investeringen voor zijn rekening, dan zakt het over 2009 weg tot 43 procent. Wallonië komt opzetten met 37 procent. “In Bergen kwam er een groot distributiecentrum van retailer H&M, goed voor 450 banen. En eerder hadden we ook al Google dat de Waalse regio koos voor zijn datacenter. Wallonië manifesteert zich almaar beter bij het aantrekken van buitenlandse investeringen, en het plukt de vruchten van dat beleid.” Ook het soort projecten is verschillend. In het Zuiden ligt het accent nu veel meer op distributie en logistiek. “Er is nog veel beschikbare ruimte, die ook relatief goedkoop is, en er is minder congestie. Het potentieel was er altijd al, en dat wordt nu ook ontdekt.”
Ook Brussel, dat traditioneel goed scoort voor internationale en Europese hoofdkwartieren, heeft een probleem. Veel multinationals voeren de laatste jaren organisatorische transformaties uit, die onder andere tot een functionele split tussen frontoffice en backoffice activiteiten leidt. De backoffices zijn kostengevoelig en hoeven niet langer in dure steden in West-Europa te zitten. Daarnaast maken veel bedrijven door het groter wordende Europa vaker ook een regionale split, waardoor er nog maar weinig pan-Europese hoofdkantoren bijkomen. En de trend naar meer regionale kantoren speelt in het nadeel van onze hoofdstad.
Notionele intrest schiet zijn doel voorbij Voor een algemene conclusie is het misschien nog iets te vroeg, wegens het ontbreken van volledige data voor andere landen. Maar een trend tekent zich wel al duidelijk af. En die luidt dat ons land de race verliest tegenover de andere welvarende en mature landen. “De reden is dat België bij investeringsbeslissingen in een heel vroeg stadium uit de ranglijstjes wordt geknikkerd wegens de hoge kostenstructuur. Bedrijven kijken eerst naar macro-economische factoren, waaronder ook algemene kostenniveaus als loonkosten en vennootschapsbelastingen. Incentives als de notionele interest worden pas in een later stadium bekeken. Tegen dan ligt België vaak al uit de race. Vergeet overigens niet dat andere landen ook incentives hebben. En bedrijven begrijpen heel goed dat zulke incentives er zijn om iets te corrigeren. Ons land zouden dus beter, zoals Duitsland, structureel de belastingen verlagen. Dat is heel transparant en duidelijk. Welke de beweegredenen voor de notionele interest ook waren, hij werkt niet voor de creatie van nieuwe jobs door buitenlandse investeringen. Als marketinginstrument schiet de maatregel zijn doel voorbij. Als verankeringinstrument heeft hij wel een functie, weliswaar met een hoge kostprijs.”
Lieven Desmet
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier