‘Onze stielkennis gaat onherroepelijk verloren’
Schoenmaker is opnieuw een beroep met toekomst, leert een enquête. Maar ondertussen zijn er minder dan 800 over, en is het vak zwaar vergrijsd. Jean-Pierre Audenaert, schoenhersteller in hart en nieren: “Er is nauwelijks nog opvolging.”
Schoenmaker is opnieuw een beroep met toekomst, leert een enquête. Maar ondertussen zijn er minder dan 800 over, en is het vak zwaar vergrijsd. Jean-Pierre Audenaert, schoenhersteller in hart en nieren: “Er is nauwelijks nog opvolging.”
Blijvende make-up”, schreeuwt tattooshop Gino veelkleurig. Daartegenover huist Jean-Pierre Audenaert (62), die al 41 jaar schoenmaker is, samen met zijn vrouw Maria Hoogewijs (61). “Super kwaliteitslederen zool voor mannen: 33 euro”, staat er op een antieke prijslijst die tegen het raam plakt. Binnenin wacht een legertje herstelde schoenen, in strak gelid, op een tevreden klant. Jean-Pierre houdt van helderheid: in zijn prijzen, in zijn taal en in zijn werk.
Een nieuwe wereld versus een oude: terwijl tattoowinkels in veel gemeenten als paddenstoelen uit de grond rijzen, zijn de schoenmakers bijna uit het straatbeeld verdwenen. De afgelopen tien jaar is hun aantal geslonken van 1200 naar minder dan 800. Uit pas gepubliceerde cijfers van onderzoeksbureau Graydon zouden er nog slechts 227 zelfstandige schoenmakers zijn, al klussen er in heel wat schoenenwinkels ook nog schoenmakers op rust bij en ligt het reële aantal schoenmakers dus zeker nog iets hoger.
Ooit waren er zeker 10.000, en telde elk dorp minstens één schoenmaker. Gek genoeg had het beroep in de jaren zestig – toen Jean-Pierre naar school ging – al geen goed imago. Jean-Pierre: “Ik was geen goede leerling en besloot daarom schoenmaker te worden, wat toen een armemensenberoep was. Ik volgde een opleiding van vijf jaar aan Glorieux in Oostakker, leerde er patronen tekenen, nieuwe schoenen maken met de hand, schoenen herstellen.”
Kennis is macht, dacht Jean-Pierre, en hij volgde nog een jaar orthopedie aan de zondagsschool. Daarna deed hij drie jaar ervaring op bij een schoenherstelbedrijf, tot hij in 1972 de stap naar het zelfstandige ondernemerschap waagde in Wetteren. “Begin hier niet, er zijn al te veel schoenmakers”, hoorde hij links en rechts. Maar Jean-Pierre volhardde. “In die 41 jaar heb ik welgeteld drieënhalve dag gemist door ziekte.”
Made in China
Jean-Pierre maakte de gloriejaren mee. Zijn zaak groeide met zevenmijlslaarzen – “iedereen liet vroeger zijn schoenen herstellen” maar vanaf de jaren tachtig staken de grote winkelketens hun neus aan het venster en aan het einde van de eeuw liepen de zaken ook bij hem tijdelijk minder goed. “De btw-verhoging van 6 naar 21 procent deed veel schoenmakers de das om, want ze konden die niet doorrekenen aan hun klanten. Supermarkten en grote winkelketens sloegen de wegwerpschoenen met hele containers in. Een echt goede schoen in leder, daar kan je twintig jaar mee voort, als je die af en toe laat herstellen.”
Het woord ‘voddenschoen’ neemt Jean-Pierre net niet in de mond, maar hij loopt niet hoog op met schoenen made in China. Toen de productie in België verschrompelde, ging meteen ook veel kennis verloren. Maria: “Jonge meisjes dragen vaak van die platte, plastic schoentjes zonder steun of een stevige hiel, of superhoge hakken. Daardoor krijgen ze problemen met hun beenspieren of rug. Schrijf maar op: als de mode gepasseerd is, moeten ze bij de kinesist langsgaan of tien jaar later kampen ze met zware rugproblemen. Ooit kregen we een vrouw over de vloer met eczeem op haar voeten. ‘Gooi die plastic weg en koop lederen schoenen’, zei ik. Ze luisterde en had nadien geen zalfjes of medicatie meer nodig.” Of hoe een goede schoenmaker ook onze sociale zekerheid een handje toesteekt.
Speelt de crisis in het voordeel van de schoenherstellers? Wie vroeger zijn kapotte schoenen in de vuilbak kieperde, laat die nu misschien eerst herstellen? De realiteit is iets complexer. Jean-Pierre: “Het sop moet de kool waard zijn, voor ons, maar ook voor de klant. We zijn eerlijk tegenover de klant. Een schoen van 30 euro herstellen we niet. Dan zeggen we: ‘Mevrouw, maak die kosten niet, wacht op de kortingen en koop er nieuwe.’ Minderwaardige schoenen herstellen, daar haal je weinig eer van.”
Soms geeft Jean-Pierre een klant de raad om elk jaar één paar goede schoenen te kopen in plaats van vier paar slechte. Het liefst geeft hij goede schoenen een tweede leven, zodat de klant lang voort kan. “Sommige klanten komen zelfs met splinternieuwe schoenen bij ons, om de zool of de hiel extra te verstevigen.”
Revival in de maak?
Jean-Pierre Audenaert heeft nog zijn bezigheid, al doet de prille zestiger het bewust rustiger aan. “We soigneren vooral onze trouwe klanten.” Op zijn hoogtepunt had hij honderden vaste klanten. Hij wijst naar 7,5 meter machines: “We hebben 25 jaar geleden zwaar geïnvesteerd in machines: een stikmachine, een doornaaimachine, schuur-, boor-, nagel- en snijmachines…” In tegenstelling tot vele anderen bleef deze schoenmaker bij zijn leest. “Sommigen begonnen – uit noodzaak – sloten te maken of te herstellen, maar dat interesseerde ons niet.”
Plots komt het eruit. “Ik vrees dat mijn beroep eerder vroeg dan laat zal verdwijnen.” We geven even tegengas. Uit een enquête die het onderzoeksbureau iVox uitvoerde bij 80.000 Vlamingen, in opdracht van Het Nieuwsblad en KBC, bleek dat we niet zozeer een slager of een fietsenmaker missen, maar wel een goede schoenmaker. Is dat het nieuwe gat in de markt?
“Er is zeker nog vraag naar een goede schoenmaker, maar laten we niet overdrijven”, reageert Jean-Pierre. “Veel mensen gooien hun kapotte schoenen weg. We leven nu eenmaal in een wegwerpcultuur.”
Het schoentje knelt vooral door het gebrek aan opvolging. “Zo gaat de stielkennis onherroepelijk verloren. Kijk naar onszelf. Wij vinden geen overnemer. Ik wil in ieder geval niet dat een prutser de zaak overneemt. Een collega liet zijn zaak over, een jaar later was zijn levenswerk vergooid, de arme man ging eraan kapot.”
Om de verdere terugval van het aantal schoenherstellers te stoppen, is het centrum voor volwassenenonderwijs in Lokeren vorig jaar opnieuw gestart met een opleiding tot schoenhersteller. Kan zo’n opleiding het beroep niet verjongen? Jean-Pierre: “Naar het schijnt is er zelfs een wachtlijst (de opleiding telt elf cursisten, twintig staan op een wachtlijst, nvdr.). Maar om het vak echt te leren, is er weer een echte schoenmakersschool nodig, waar je de stiel van a tot z onder de knie krijgt.”
Billen meten met lintmeter
Hoewel de kans groot is dat ze hun levenswerk niet kunnen verzilveren – “onze machines belanden waarschijnlijk ooit in China” – hebben Jean-Pierre en Maria hun zin voor humor niet verloren. Ze dissen naar hartenlust verhalen op. “Ooit kwam hier een prostituee binnengetrippeld. Het hieltje van haar laarsje was afgebroken en ze moest dringend op verplaatsing… En die paaldanseres vergeten we ook nooit. Haar kniehoge laarzen waren te smal, haar billen te dik. Dus moest ik haar laarzen verwijden en haar billen opmeten met een lintmeter.”
Opeens dwaalt hun blik synchroon af naar beneden. Mijn schoenen kunnen op weinig genade rekenen: ze zijn te plat, te slap. “Sommige vrouwen poetsen maandenlang hun schoenen niet. Ga naar hun huis, en het is er ook een stal. Aan de schoenen herken je de man of vrouw”, zeggen ze.
Het is genoteerd.
Sam De Kegel
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier