Ondernemen voor een betere wereld: traditioneel en sociaal investeren groeien naar elkaar toe
Durffilantropen en sociale investeerders gebruiken de aanpak van traditionele investeerders om een maatschappelijke meerwaarde te creëren. Sociale impact is het doel, financieel rendement een afgeleide.
Durfkapitalist. Het begrip straalt een zekere heldhaftigheid uit. Het roept het beeld op van waaghalzen die bedrijven en projecten financieren waar de doorsneebelegger het Spaans benauwd van zou krijgen. Steeds meer investeerders passen de aanpak van de durfkapitalisten ook toe op liefdadigheid, non-profit en projecten met een maatschappelijk winstoogmerk.
Die durffilantropen – of venture philanthropists – en sociale investeerders investeren in jonge risicovolle projecten en ondernemingen, om een zo hoog mogelijk maatschappelijk rendement te halen. Die sociale impact kan, maar hoeft niet gepaard te gaan met financieel rendement.
Een durffilantroop denkt aan een exit door te kijken of een investering zelfstandig voort kan” – Steven Serneels, EVPA
” Venture philanthropy is een ondernemende vorm van filantropie”, legt Steven Serneels uit. De Belg is CEO van de European Venture Philanthropy Association (EVPA). “Durffilantropie stoelt op drie kernprincipes. Het eerste is een heel bewust beheer van de sociale impact van investeringen. Je moet de maatschappelijke meerwaarde duidelijk zien. Ten tweede zijn niet-financiële middelen zoals coaching even belangrijk om een investering te doen slagen.” Uit de jaarlijkse EVPA-bevraging blijkt dat 90 procent van de durffilantropen ook niet-financiële steun biedt aan hun investeringen. “Ten derde gaat het om financiële ondersteuning op de maat van de organisatie. Dat kan gaan om giften, leningen of participaties in het aandelenkapitaal.”
De impact staat centraal in de aanpak van de investeringen. “Durffilantropen geven niet aan organisaties alleen de middelen om hun activiteiten te ontwikkelen, ze rekenen hen ook af op de resultaten en de bredere maatschappelijke bijdrage ervan”, legt Serneels uit.
Ook de exit telt
In België richtte de Koning Boudewijnstichting in 2009 een Venture Philanthropy Fonds (VPF) op. Sindsdien heeft het 8 miljoen euro geïnvesteerd in 104 projecten, enkel via giften. “Durffilantropie is voor ons een methode om de capaciteiten van organisaties te ontwikkelen. Een onafhankelijk comité selecteert de projecten”, zegt Sophie Van Malleghem, de coördinator van het VPF. “Wij geven steun en begeleiden. Daarnaast leggen we concrete doelstellingen vast en stellen we een plan op om die te realiseren.”
De vzw Onafhankelijk Leven, die mensen met een handicap begeleidt om zelfstandig te wonen, doorliep twee ondersteuningstrajecten met het VPF. “Het hielp ons een zakenmodel in kaart te brengen en projecten op te zetten om onze klanten efficiënter te helpen”, vertelt woordvoerster Kim Vercruysse. “We hebben een proefproject gestart om de ouders van kinderen met een handicap te begeleiden en te adviseren. Dat is nu een volwaardig deel van onze werking. VPF ontwierp ook mee modelovereenkomsten die onze klanten gebruiken om te onderhandelen met leveranciers van voorzieningen. Wij willen onze middelen zo efficiënt en strategisch mogelijk inzetten. Daar heeft het VPF enorm bij geholpen.”
Die resultaatsdoelstelling is belangrijk volgens Serneels. Net zoals durfkapitalisten investeren durffilantropen met een eindstreep voor ogen. “Het is makkelijk een organisatie aan een financieel infuus te leggen, maar wat als dat wegvalt? Een durffilantroop denkt aan een exit door te kijken of een investering zelfstandig voort kan of elders financiering kan vinden”, legt hij uit.
Dat verschilt van klassieke filantropie. “Geld geven zonder vragen te stellen is relatief makkelijk”, zegt Serneels. “Het is moeilijker daar een resultaatsengagement aan te koppelen en vooraf na te denken hoe je investeringen op eigen benen kunnen staan.”
Sociale investeerders
Durffilantropen geven giften en donaties. Sociale investeerders gaan een stap verder. “Zij stappen in het kapitaal van een organisatie”, verduidelijkt Serneels. “Naast een impactresultaat vragen ze ook een financieel resultaat.”
Het Belgische Kampani is een sociaal investeringsfonds dat landbouwcoöperatieven in Afrika, Azië en Latijns- Amerika ondersteunt. “Het doel van onze investeringen is een hoger inkomen voor de boeren, ofwel via een hogere omzet, ofwel via hogere en eerlijkere prijzen”, vertelt beheerder Wouter Vandersypen. “Onze gemiddelde investering is 300.000 euro. We verwachten van elke investering een rendement tussen 8 en 12 procent. Maar het is moeilijk die deals te vinden. Door de beheerskosten en de deals die mislukken, draaien we break-even.”
De belangrijkste graadmeter voor de impact van Kampani is het effect van de investeringen op het inkomen van de boeren. “Een goed voorbeeld is onze investering in een koffiecoöperatieve in Burundi”, legt Vandersypen uit. “Sinds onze investering drie jaar geleden is het aandeel van de Burundese koffiehandel dat langs die coöperatieve passeert, gestegen van 8 tot 15 procent.”
Ook al verschilt het einddoel, de aanpak van Kampani is dezelfde als die van klassieke investeerders. “Onze beslissingsprocedures, de taakverdeling tussen het investeringscomité en de fondsbeheerder, en de manier waarop wij investeringen onderzoeken, zijn dezelfde als die van private-equityfondsen. Alleen voegen wij de sociale impact toe”, zegt Vandersypen. Tegen eind dit jaar wil Kampani 8 miljoen euro in het fonds hebben. “De bedoeling is die te investeren in zo’n twintig deals met een looptijd van ongeveer acht jaar, en het fonds zo continu te laten doorrollen.”
Sectoren in beweging brengen
Sociaal verantwoord investeren wint steeds meer aan belang in klassieke investeringskringen, maar er zijn verschillen met durffilantropie. “Traditionele spelers zoals pensioenfondsen investeren in duurzame sectoren om hun financiële rendement op lange termijn veilig te stellen. Dan is de sociale impact het middel om dat doel te bereiken”, legt Serneels uit. “Bij durffilantropen en sociale investeerders is dat omgekeerd: impact is het doel en financieel rendement een afgeleide. Soms is dat rendement nul. Soms is het er wel.”
Een ander belangrijk verschil is de tijdshorizon. “De financiële sector denkt op korte termijn, zoals kwartalen of soms zelfs dagen of minuten. Durffilantropen beseffen dat sociale vraagstukken complex zijn en dat het jaren, en soms generaties kan duren om die op te lossen.” Los daarvan hebben die twee werelden elkaar meer dan ooit nodig, vindt Serneels. “Durffilantropen en sociale investeerders zijn sterk in het bereiken van sociale innovatie door hun nauwe banden met het sociale speelveld”, zegt hij. “Ze zijn er minder goed in die innovaties op een grotere schaal in te voeren. Dat kunnen traditionele financiers wel, terwijl zij verder af staan van de sociale begunstigden.”
“Als die twee elkaars waarden erkennen, kunnen ze pas echt sectoren in beweging brengen. Dat is al gebeurd met microkredieten en groene technologie. Nu moet het onder meer nog gebeuren in sociale huisvesting, werkgelegenheidsbegeleiding en vluchtelingenopvang”, zegt Serneels hoopvol.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier