Minder werk, minder loon, minder promotie: vrouwen delven nog altijd het onderspit op de arbeidsmarkt

Steven Vanackere © belga
Daan Killemaes
Daan Killemaes Hoofdeconoom Trends

De Hoge Raad voor de Werkgelegenheid heeft een nieuw rapport over de positie van de vrouw op de arbeidsmarkt.

In vergelijking met hun mannelijke collega’s krijgen vrouwen nog altijd 8,5 procent minder betaald, hun pensioen is 26 procent lager, hun promotiekansen zijn kleiner, de werkgelegenheidsgraad ligt bij hen 8 procentpunt lager en dan is er nog het dilemma tussen carrière en gezin, dat ook anno 2023 vooral voor de vrouw en minder voor de man speelt. Er ligt dus nog werk op de plank vooraleer we van gelijke kansen kunnen spreken. Nochtans is de positie van de vrouw op de arbeidsmarkt de voorbije decennia sterk verbeterd. “Dat verlies aan vrouwelijk talent kunnen we ons in een krappe arbeidsmarkt niet meer veroorloven”, zegt Steven Vanackere, vicevoorzitter van de Hoge Raad voor de Werkgelegenheid, die vandaag een rapport publiceert over de arbeidsmarktparticipatie van vrouwen.

Vrouwen voorop aan de start, hopeloos achterop tijdens de race

Vrouwen zijn nochtans het slimmere geslacht, leren ons de objectieve statistieken. Vrouwen presteren beter op de schoolbanken, hebben een hoger opleidingsniveau en vinden daarom sneller werk dan mannen. “Maar die voorsprong op de arbeidsmarkt verdwijnt zodra het ouderschap zich aandient en de gezinssituatie verandert. De achterstand die dan ontstaat, halen de vrouwen niet meer in. De betere startpositie maakt de zwakkere positie van vrouwen op de arbeidsmarkt des te erger”, zegt Steven Vanackere.

Wel is de vooruitgang onmiskenbaar. De arbeidsmarkt is sterk vervrouwelijkt. In 1995 was amper de helft van de vrouwen actief op de arbeidsmarkt, nu is dat twee derde. Dat betekent natuurlijk ook dat een op de drie vrouwen nog altijd niet werkt of geen werk zoekt. “We hebben de voorbije 25 jaar veel vooruitgang geboekt. Verrassend veel zelfs, omdat de krachten die de positie van de vrouw op de arbeidsmarkt verzwakken, diep verankerd zitten in de samenleving. In een generatie is veel veranderd”, zegt Steven Vanackere.

Ook de kloof met de mannen is flink kleiner geworden. Het genderverschil in werkgelegenheid daalde van 24 procentpunt in 1995 tot 8 procentpunt in 2021, terwijl dat verschil in Europa gemiddeld nog altijd 11 procentpunt bedraagt. Toch hoort hier een belangrijke b-mol bij. Het betere resultaat van België is veeleer te wijten aan een stagnatie van de mannelijke werkgelegenheidsgraad, in tegenstelling tot de rest van Europa, waar de werkgelegenheidsgraad ook bij mannen verder toenam.

Het opkrikken van de werkgelegenheidsgraad van vrouwen is daarom niet alleen een kwestie van een faire behandeling en gelijke kansen. “Het is ook een kwestie van efficiëntie. Op een krappe arbeidsmarkt, met veel vacatures die niet ingevuld raken, is het imperatief dat we alle beschikbare talent aanwenden”, zegt Steven Vanackere. “We kunnen de werkgelegenheidsgraad enkel opkrikken tot de gewenste 80 procent, als de participatiegraad van vrouwen fors toeneemt”, zegt Pierre-Yves Dermagne, die als federaal minister van Economie en Werk voorzitter is van de Hoge Raad voor de Werkgelegenheid.

Is de positie van de vrouw op de arbeidsmarkt gevoelig verbeterd de voorbije jaren, dan verbergt het gemiddelde nog de precaire toestand van kwetsbare groepen. “De werkgelegenheid van mensen met een kortere scholing of met een migratie-achtergrond blijven nog ver achter op het gemiddelde. In die kwetsbare groepen is de inactiviteitsgraad van de vrouw nog hoger. De genderkloof is driemaal groter bij kortgeschoolden dan bij hoogopgeleiden. Dat bedrijven zichzelf in de voet schieten door te weinig vrouwen te benoemen, is hun zaak. Maatschappelijk is het nog veel erger dat vooral bij de kwetsbare groepen het verschil groot blijft. Denk aan de kortgeschoolde vrouwen met een niet-Europese achtergrond. Daar loopt de inactiviteitsgraad op tot 70 procent. België presteert daar slechter dan Europa”, zegt Steven Vanackere.

‘Keuze’ voor gezin torpedeert vrouwelijke carrières

Vrouwen die achteropblijven op de arbeidsmarkt, is dat een gevolg van persoonlijke keuzes die volwassen mensen in onderling overleg maken, of van oude structuren, zoals rolpatronen en sociale verwachtingen die nog diep ingebakken zitten in de samenleving, ten nadele van de beroepskansen van de vrouwen? “We hebben in de Hoge Raad stevig gedebatteerd over het woord ‘keuze’ en hebben het woord tussen aanhalingstekens geplaatst. Als in een koppel ‘keuzes’ gemaakt worden over wie grotendeels voor de kinderen zal zorgen, dan wordt vaak voor de minst verdienende partner gekozen. Dat is nog altijd vaak de vrouw in het gezin”, zegt Steven Vanackere.

“Op die manier versterken de oorzaken en de gevolgen van een lagere participatiegraad van vrouwen elkaar”, zegt Maud Nautet, econoom van de Nationale Bank en een van de auteurs van de studie. “We zien dat vrouwen nog altijd het meest instaan voor de opvoeding van de kinderen en het runnen van het huishouden. De combinatie van werk en gezin blijft toch vooral vrouwen en niet mannen voor een dilemma plaatsen. Op de arbeidsmarkt zijn vrouwen vaker deeltijds aan het werk. Ze onderbreken ook vaker de loopbaan of verminderen de werktijd. Die beslissingen leiden naar banen die minder kansen bieden of minder loon opleveren. Normen en genderstereotypen blijven dus een belangrijke rol spelen in de gezinsbeslissingen, vaak ten koste van de loopbaan van de moeders.”

De covid-pandemie leek even voor een kentering in de geesten te zorgen. “Maar we zijn snel in onze oude gewoonten hervallen. Mannen presteren nog altijd relatief weinig in het huishouden. Vrouwen spenderen per week bijna 16 uur meer aan kinderopvang en huishoudelijke taken. Het afstemmen van het gezinsleven op het beroepsleven loopt nog altijd in het nadeel van de vrouwen”, zegt Steven Vanackere.

Minder werken, minder loon, minder pensioen, minder promotie

Vaak vormt deeltijdse arbeid een oplossing om werk en gezin te combineren, vooral als er kinderen zijn. De werkgelegenheidsgraad van vrouwen is de voorbije decennia flink gestegen, precies omdat heel wat vrouwen deeltijds aan de slag gingen. Vandaag zijn vier op de vijf deeltijdse werknemers vrouwen. “Deeltijdse arbeid is echter geen kwalitatief mindere arbeid. Ik pleit voor een minder gespannen houding ten opzichte van deeltijdse arbeid. We hebben een weinig mobiele arbeidsmarkt. Mensen pendelen weinig tussen statuten, tussen sectoren of tussen regio’s. Onze stroperige arbeidsmarkt werkt vooral de kwetsbare groepen tegen. Deeltijdse arbeid kan helpen om een brug te bouwen naar de arbeidsmarkt”, zegt Steven Vanackere.

Die keuzes vertalen zich in het loon. De loonkloof tussen mannen en vrouwen neemt af, maar is nog niet verdwenen. Het vergelijkbare brutoloon van vrouwen lag in 2020 volgens het Instituut voor de Gelijkheid van Mannen en Vrouwen 8,5 procent lager dan dat van mannen. “Aan de hand van een geharmoniseerde methodologie raamt Eurostat het verschil in brutoloon op 5,3 procent in 2020. België is op die manier een van de beste leerlingen in Europa. De genderverschillen stapelen zich in de loop van een carrière op en vertalen zich ook in een lager pensioen. In 2021 bedroeg het pensioenverschil tussen mannen en vrouwen 26 procent”, zegt Maud Nautet.

De lagere lonen zijn ook een gevolg van de keuzes van beroep en sector. “De genderkloof is ook sectoraal. Vrouwen maken een andere opleidingskeuze en specialiseren zich eerder in onderwijs, gezondheidszorg en persoonlijke dienstverlening. Mannen kiezen eerder voor de industrie, de bouw, transport of IT. Vrouwen zijn oververtegenwoordigd in de sectoren met relatief lagere lonen”, zegt Steven Vanackere.

Ook discriminatie eist een tol in het carrièreverloop, want vrouwen krijgen minder snel promotie. “Slechts 14 procent van de leidinggevende functies wordt bekleed door een vrouw, hoewel de startpositie doorgaans gelijk is. Bij de Europese beursgenoteerde bedrijven is slechts 8 procent van de CEO’s een vrouw. Op directieniveau is het vrouwelijke aandeel slechts 21 procent. In België zijn die percentages nog lager. Hier is slechts 6 procent van de CEO’s een vrouw en zijn slechts 14 procent van de directiefuncties is in handen van een vrouw”, zegt Maud Nautet.

“En wat doet de Nationale Bank, waar het zeskoppige directiecomité volledig mannelijk is, op dit gebied, hoor ik u denken?” zegt Steven Vanackere, die vicegouverneur en directielid is van de Nationale Bank. “Bij de aanwervingen en promoties streven we ernaar dat de posities voor minstens 40 procent door vrouwen worden ingevuld. Dat lukt bij de aanwervingen, maar nog niet bij de promoties. Dat heeft ook te maken met de ‘keuzes’ die mensen maken rond hun gezinssituatie. Ook wij worden geconfronteerd met maatschappelijke stereotypen. De bank kan maar bewegen als ook de maatschappij beweegt”, zegt Steven Vanackere.

Wat moet veranderen?

Wat kan of moet gebeuren om de bordjes gelijker te hangen? De overheid en het bedrijfsleven hebben al tal van maatregelen genomen, zoals opleggen van quota of het mogelijk maken van telewerk en flexibele werktijden. “Maar sommige maatregelen kunnen negatieve gevolgen hebben voor de loopbaan”, waarschuwt de Hoge Raad. “Ouderschapsverlof vermindert de werkervaring en het loon. Sommige werkgevers zien de keuze voor ouderschapsverlof ook als een signaal van een minder professionele inzet.”

Het aanbieden van voldoende en betaalbare kinderopvang geeft vrouwen de kans te blijven werken en de mogelijke negatieve effecten van ouderschapsverlof te vermijden, adviseert de Hoge Raad. “De kosten van kinderopvang blijven voor mensen met een laag inkomen een hindernis om te werken”, zegt Maud Nautet.

De Hoge Raad wil nog een stap verder gaan door ook te duwen tegen de sociale normen. Dat kan bijvoorbeeld door het verplicht te maken ouderschapsverlof gelijk te verdelen tussen de ouders, om zo de investering in onbetaald gezinswerk beter te spreiden. Of door te pleiten voor een transparanter beleid rond verloning en promoties, om zo loonverschillen en discriminatie te bestrijden.


Nog enkele opmerkelijke vaststellingen:

· 47 procent van de vrouwen tussen 25 en 64 jaar heeft een diploma van het hoger onderwijs. Bij mannen is dat maar 38 procent.

· 51 procent van de vrouwen neemt loopbaanonderbreking om op de kinderen te kunnen passen. Bij de mannen is dat 7 procent.

· 3 procent van de vrouwen heeft nooit gewerkt om op de kinderen te kunnen passen. Bij de midden-of hooggeschoolde mannen? Zo goed als niemand.

· Vrouwen met een voltijds contract werken gemiddeld 37 uur per week. Mannen maken meer overuren en werken 39 uur per week.

· Vier op de vijf mensen die deeltijds werken zijn vrouw

· 80 procent van de eenoudergezinnen heeft een vrouw aan het hoofd.

· Vrouwen besteden 40 procent meer tijd aan huishoudelijke taken en ruim 35 procent meer tijd aan de zorg voor en de opvoeding van de kinderen. Mannen besteden bijna 20 procent meer tijd aan ontspanning en ruim 10 procent aan betaald werk.

· Het ouderschap verlaagt het inkomen van vrouwen met 20 tot 30 procent en de participatiegraad met ruim 10 procent. Bij mannen is er sprake van een vaderschapsbonus. Een vader heeft 5 procent meer kans op werk dan een man zonder kinderen.

· De kosten van kinderopvang zijn hoog voor wie gaat werken. Bij een gemiddeld loon gaat 60 procent van het extra inkomen verloren aan kinderopvang.

· Op vergelijkbare basis verdienen vrouwen in België 5,3 procent minder dan mannen. In Europa bedraagt de gemiddelde loonkloof 13 procent.

· Het gemiddelde pensioen van vrouwen is 26 procent lager dan het gemiddelde pensioen van mannen.

· 82 procent van de directiecomités van Belgische beursgenoteerde bedrijven telt hoogstens één vrouw.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content