‘Met schroot valt geen geld meer te verdienen’
31 jaar lang kocht en verkocht ze metaalafval, van ijzer over koper tot zink. Toen ze in 1985 de zaak van haar vader overnam, was Martine Van Waeyenberghe de enige vrouwelijke schroothandelaar in Vlaanderen. Onlangs verliet ze de schrootbusiness en opende ze een verfijnde koffiezaak. “De gouden tijden lagen achter ons.”
Twee raketvormige kegels in aluminium markeren de ingang van schroothandel Cornil-Van Waeyenberghe in Zottegem. “Dat zijn droptanks, afwerpbare brandstoftanks van vliegtuigen. Ze vormden jarenlang hét oriëntatiepunt voor onze klanten.” Martine Van Waeyenberghe (55) kocht en verkocht daar 31 jaar metaalafval, in overall. Het zat blijkbaar in de genen. Haar vader, Jozef Van Waeyenberghe, begon op zijn veertiende jaar schroot te verzamelen en startte in de jaren vijftig als handelaar in oud ijzer en vodden. Ieder dorp had er wel een. In de voormiddag stak hij briefjes in de bus, in de namiddag haalde hij oud ijzer en vodden op. Martine Van Waeyenberghe nam de zaak in 1985 over. “Mijn vader werkte met ruim tien mensen. Zij moesten bijvoorbeeld met een metaalschaar ijzer knippen zodat het nadien onmiddellijk in de oven kon, elektrische motoren uit elkaar halen, aluminium persen, enzovoort. Ik heb nooit overwogen met personeel te werken. De uurlonen stegen te snel en het leek me lucratiever containers te sorteren en te laden en ze vervolgens bij de juiste afnemers te krijgen.”
Waar haalde u dat schroot en aan wie verkocht u het door?
Van Waeyenberghe:“Heel veel particulieren kwamen langs met ferro- en non-ferrometalen: oude fietsen, kippendraad, een oud gasvuur, … Maar je omzet haal je niet met particulieren die 20 kilogram brengen. Wij haalden het schroot bij kleine productiebedrijven en ondernemingen die stopten of hun machinepark vernieuwden. Zo kwamen we met tal van sectoren in aanraking, van ziekenhuizen over slachthuizen tot drukkerijen. Wij verkochten dat schroot aan lokale gieterijen of aan grote opkopers, die het verder verwerkten of in grote hoeveelheden verscheepten naar het buitenland.”
De schrootbusiness lijkt een heel gesloten sector. Zelfs op Google vind je niets…
Van Waeyenberghe: “Vroeger stond op onze vrachtwagen zelfs niet ons adres. Het is een beetje ieder voor zich in onze sector.”
Was er vroeger minder concurrentie?
Van Waeyenberghe: “Die is er altijd geweest, van grote ondernemingen maar evengoed van containerparken. Toen de prijs voor het ijzer bijzonder laag en de toegang tot containerparken nog gratis was, kwamen er veel minder particulieren. Toen de prijzen stegen, kwamen ze terug en met de opbrengst van hun metaalafval betaalden ze hun ander afval. Ooit kwam er hier een steenrijke man met een pot metalen nietjes die hij uit zijn papier had verwijderd. Vroeger kregen we ook veel elektrische apparaten, maar Recupel heeft dat stuk van onze boterham afgenomen. Ik herinner me nog een klant die hier een koelkast met bedorven vlees dropte. Als schroothandelaar krijg je soms raar volk over de vloer.”
U bent sinds kort gestopt. Waarom ligt er nog een hoop inox en zink op uw terrein?
Van Waeyenberghe:“Zolang de prijs van inox en zink blijft stijgen, hou ik de metalen. Zodra de prijs terugvalt, verkoop ik. Schroot is zoals aandelen. De kunst is op het juiste moment te kopen en te verkopen. Zeker non-ferrometalen zoals koper en tin sloegen we vaak langer op.”
Een goede schroothandelaar heeft geduld?
Van Waeyenberghe:“Klopt. Toen ik in 1985 begon, kreeg je van de grote opkopers voor metalen een prijs die drie dagen geldig bleef. Je sloot dus een soort contract af. Zo kon je aankopen tegen een lagere prijs en was je altijd zeker van je winst. Door het internet zijn de tijden drastisch veranderd. De koersen dalen en stijgen voortdurend, waardoor je veel korter op de bal moet spelen. Je kunt metalen kopen en enkele uren later al veel winst of verlies boeken, wat de zaken natuurlijk heel stresserend maakt. In onze stiel moet je goed kunnen marchanderen.”
Bieden en afbieden, daar draait het om…
Van Waeyenberghe:“Vroeger meer dan nu. Als je in de stiel zat en je vermoedde dat de prijs van zink zou stijgen, probeerde je zo veel mogelijk zink te kopen om het tegen een hoge prijs te verkopen. Nu zet elke loodgieter of dakwerker zijn pc aan en kijkt hoe de prijs van lood of zink evolueert. Hij breekt uw dakgoot af, stapelt het zink zelf op en verkoopt op het juiste moment.”
Welke factoren bepalen de wereldwijde ‘koers’ van metalen?
Van Waeyenberghe: “(lacht) Als ik dat kon voorspellen, dan was ik na tien jaar stinkend rijk geweest. Economische gebeurtenissen en geopolitieke beslissingen beïnvloeden de prijs. Als er een staking is in een koper- of zinkmijn, dreigt een tekort te ontstaan en stijgt de prijs. Vijf jaar geleden rezen de prijzen de pan uit door de gigantische vraag in China en India. Nu zijn de rollen omgedraaid. China verkoopt hier schroot omdat het met een overschot kampt, waardoor de prijzen dalen. Ook de dollarkoers beïnvloedt de prijzen.”
De milieunormen zijn in de voorbije twintig jaar veel strenger geworden. Had dat een grote impact?
Van Waeyenberghe:“Ze hebben ons enorm op kosten gejaagd. We moesten boren om te kijken of de grond niet vervuild was. Wij hebben gelukkig nooit moeten saneren. Metaalschroot wordt ten onrechte geassocieerd met vervuilde terreinen en twijfelachtige afvaltrafieken. De strengere milieunormen brachten ook een enorme paperassenwinkel met zich. Ik kon daarvoor geen milieucoördinator in dienst nemen en heb zelf twee milieuopleidingen gevolgd aan Universiteit Gent. Maar wat ik daar leerde, is nu allemaal gedateerd. Veel kleine schroothandelaars moesten de deuren sluiten omdat hun bedrijf in een woonzone lag, ze niet meer aan de milieunormen voldeden en de investeringen te groot werden.”
De schrootsector wordt ook met zwart geld geassocieerd. Is dat ook onterecht?
Van Waeyenberghe:“In 1985 kon je bij wijze van spreken alles in het zwart aankopen en verkopen, maar die tijd is lang voorbij. Alles is nu traceerbaar. Onze leveranciers moeten elk jaar een milieurapport maken, waarin ze alle afvalstoffen rapporteren. Over zwart geld gesproken, ooit hadden we een container staan bij een bedrijf dat koelwagens maakte. De baas had tegen zijn werknemers gezegd dat ze met de opbrengst van het metaalafval het Sint-Elooifeest mochten financieren. Maar wat gebeurde er? De arbeiders begonnen platen bewust mis te snijden, want hoe meer metaalafval hoe meer geld voor het feest. Ik kwam er elke week een container opladen en dacht dat het bedrijf in een groeifase zat. Gelukkig kreeg de baas het in de smiezen.”
Zijn de gouden tijden voorbij voor de kleine schroothandelaar?
Van Waeyenberghe:“Met schroot viel geld te verdienen, maar nu niet meer. De kleine kmo’s waarvan wij leefden, zijn verdwenen. En de ILVA’s en Van Gansewinkels van deze wereld bieden een totaalpakket aan: papier, plastic, olie én metalen. Metalen zijn nog altijd de meest winstgevende afvalstoffen. Ik heb heel wat telefoontjes gekregen van klanten die zeiden: “Het spijt me, ik ben altijd tevreden geweest over jullie service, maar ik ben nu ingestapt in het totaalpakket van een grote speler.” Daarom wou ik ook niet dat mijn zoon de zaak overnam.”
Bent u daarom gestopt?
Van Waeyenberghe: “Ja, en omdat ik de job fysiek niet meer aankon, net zoals mijn man. Die is professioneel fotograaf, maar heeft daarnaast steeds met mij samengewerkt. Hij stond mee in voor het operationele werk. Hij heeft al nieuwe heupen en kan de zware fysieke arbeid niet meer aan.”
Sam De Kegel
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier