Hoe zien de Belgische ondernemers hun bedrijf na de coronacrisis?

"De vraag is wie als eerste zal vragen om terug te keren naar de werkvloer. Het is niet zeker dat dat de werkgever is." © Mellon

Kostenbesparingen zijn voor bedrijven de meest voor de hand liggende manier om de coronacrisis uit te zweten, zeggen managementexperts. Ze hoeven hun businessmodel niet overhoop te gooien, maar moeten vooral de activiteiten afbouwen die onder druk staan. En ten slotte een no-brainer: inzetten op digitale transformatie.

Vanaf de uitbraak van de coronacrisis hebben de verschillende regeringen van dit land de eerstehulpkit voor de bedrijven geopend, en de ondernemers zijn hen daar dankbaar voor. Uit het Trends-onderzoek Ondernemingen van morgen blijkt dat meer dan de helft van de bedrijven vindt dat de overheden uitstekend werk hebben verricht om de impact van de crisis te verzachten (de volledige resultaten van het onderzoek vindt u onderaan in de blauwe balk in pdf). Ze hebben dan ook graag gebruikgemaakt van de maatregelen. 74,7 procent van de respondenten heeft hun personeelsbestand deels of zelfs volledig tijdelijk werkloos gemaakt. 28,6 procent heeft uitstel van betaling voor kredietaflossingen gevraagd. De hinderpremie voor wie verplicht de deuren moest sluiten, was voor 17,6 procent van de bedrijven welkom. 7,3 procent deed een beroep op de federale belastingmaatregelen om zijn eigen vermogen te versterken. De Vlaamse maatregelen waren bij het afnemen van de enquête nog niet bekend of volledig van kracht.

Hoe zien de Belgische ondernemers hun bedrijf na de coronacrisis?

De beschermende stolp heeft gewerkt, maar wat als die straks wordt weggehaald? 61 procent van de bedrijven – in de enquête vooral kmo’s – vreest voor hun voortbestaan. Pascal Flisch, analist bij de financiële-informatieverschaffer Trends Business Information, ziet nog altijd “overdreven optimisme bij de ondernemers. Bijna twee derde van de bedrijven denkt dat ze pas in gevaar komen als de crisis meer dan één jaar duurt.”

“Ik hoor nu al dat bedrijven in de problemen komen, en dat is maar het topje van de ijsberg”, zegt Wouter De Maeseneire, professor corporate finance aan de Vlerick Business School. “Het moratorium voor faillissementen loopt af. De vrees voor het voortbestaan van bedrijven zal in het najaar alleen maar toenemen. Maar dat hoeft niet het einde te betekenen. Er kan een consolidatiegolf volgen tussen kleine spelers. Grote bedrijven kunnen in zee gaan met partijen die het moeilijk hebben.”

Kapitaal aantrekken

Om zich weerbaar te maken tegen de volgende crisis denkt 70 procent aan kostenbesparingen, 31 procent aan schuldafbouw en 13 procent aan kapitaalverhogingen. Wouter De Maeseneire: “De besparingen die nu gebeuren, zijn voor veel bedrijven een noodzaak door de terugval van hun omzet. Bij andere ondernemingen is het eerder een excuus om versneld door te voeren wat ze al van plan waren. Een versnelde schuldafbouw hoeft niet per se, de versterking van de kapitaalbuffers is een ander verhaal.”

De Maeseneire wijst erop dat de versterking van de kapitaalbasis in Vlaanderen, met zijn netwerk van kmo’s, niet voor de hand ligt. “Het versterken van het eigen vermogen hangt hier vaak af van de bereidheid van de familiale aandeelhouders om het geld op tafel te leggen. We zien dat het dividendenbeleid wordt teruggeschroefd. Een wijze beslissing, zo blijft die winst in het bedrijf. Extern kapitaal aantrekken is een optie, maar dan dreigt het belang van de familie te verwateren. Dat ligt gevoelig.”

Betalingen strikter opvolgen

“Uit het onderzoek blijkt dat de ondernemers vooral denken aan besparingen op korte termijn en de afbouw van schulden op lange termijn”, analyseert Pascal Flisch. “Dat is goed, want zuinig omgaan met je centen en voorzichtig investeren zijn twee pijlers van goed beheer. Maar macro-economisch is het plaatje anders. Het betekent minder handel tussen de ondernemingen en een uitstel – of zelfs een stopzetting – van de investeringen. Dat is niet goed voor het economisch herstel.”

Het verbaast Pascal Flisch dat weinig ondernemers denken aan een beter beheer van hun werkkapitaal. “Dat verdient meer aandacht. Bijna een derde van de Belgische ondernemingen kampt met een negatief werkkapitaal. Veel elementen verdienen aandacht: voorraadbeheer, klantenvorderingen, liquide middelen, handelsschulden, leningen op korte termijn, sociale en fiscale schulden, en uiteraard de rekening courant. Een goed beheer van het werkkapitaal is essentieel voor de financiering van de hele handelscyclus.”

Wouter De Maeseneire van Vlerick Business School voorspelt dat “bedrijven zullen focussen op het naleven van principes van een gezond financieel beleid, zoals voldoende liquiditeit aanhouden, het optimaliseren van het beheer van het werkkapitaal, en het verfijnen en updaten van de cash forecast. Inkomende betalingen zullen strikter worden opgevolgd. Ze zullen niet te veel risico’s nemen, wat neerkomt op houdbare schuldniveaus en het strengere opvolgen van de afspraken met de banken.”

Hoe zien de Belgische ondernemers hun bedrijf na de coronacrisis?

Strategie herbekijken

Een opvallende conclusie van het onderzoek is dat de coronacrisis bedrijven heeft geïnspireerd om op zoek te gaan naar nieuwe markten en in te zetten op productinnovatie. Daarnaast was er meer aandacht voor een onderbouwde e-commercestrategie. Maar het businessmodel omgooien is niet aan de orde.

“Bij Vlerick Business School doen we daar ook onderzoek naar. We komen tot vergelijkbare conclusies”, zegt Kurt Verweire, professor strategie. “Ons platform voor onderzoek, dialoog en netwerking voor de groei van middelgrote ondernemingen (IGMO) heeft vanaf het begin van de crisis de vinger aan de pols gehouden. De bedrijven waren eerst met crisismanagement bezig. De voorraadketen moest blijven draaien, de veiligheid van het personeel moest worden gegarandeerd. Dat bleek een grotere uitdaging dan tijdens de financiële crisis van 2008-2009. In een latere fase keken de bedrijven naar het redden van de omzet.”

“Een maand geleden organiseerden we een webinar om te zien in welke fase van de crisis de bedrijven zich bevonden. Dat liep erg uiteen. Sommige waren nog in crisismanagement, andere dachten al aan de post-coronastrategie. De strategie herbekijken betekent de afnemers van producten en diensten tegen het licht houden. Sommige ondernemingen komen nu tot de conclusie dat bepaalde activiteiten al voor de coronacrisis niet vlot draaiden. De omzet en de marges van bepaalde afdelingen of activiteiten stonden onder druk, los van de pandemie. Ze vragen zich nu af of ze die niet moeten afbouwen.”

Dat meer dan 65 procent van de respondenten zegt dat ze werkprocessen versneld zullen digitaliseren, verbaast Verweire niet. “Wie het nu niet doet, zal het nooit doen. Al hangt dat af van de situatie in de sector. Ik ken een private banker waar verdere stappen richting onlinebeleggen geen punt van discussie zijn. Een klant wil vooral dat zijn vermogen goed wordt beheerd.”

Wouter De Maeseneire: “Dat heb ik met een aantal collega’s al vooropgesteld in een studie in april: behoud uw kernactiviteit, maar zoek ook nieuwe kansen. Uw klanten zijn volop richting digitalisering gegaan, doe hetzelfde. De lockdown zal in veel bedrijven een nooit geziene digitale transformatie op gang brengen.”

Hoe zien de Belgische ondernemers hun bedrijf na de coronacrisis?

‘Bij een heropflakkering dreigt een zware vertrouwenscrisis’

“Voor het personeelsbeleid en de arbeidsorganisatie is de coronacrisis een gamechanger”, zegt Dirk Buyens, professor human resources aan de Vlerick Business School. “Naar Parijs of Londen reizen om een uur te vergaderen, of van Gent naar Leuven voor een halfuur, dat zit er niet meteen weer in. Telewerk zal toenemen, en wie daar al over heeft nagedacht, zit in een voordelige situatie. De vraag is nu wie als eerste zal vragen om terug te keren naar de werkvloer. Het is niet zeker dat dat de werkgever is. Ook op de werkvloer zal de digitalisering versnellen, met gevolgen voor de kantoorinrichting.” Buyens geeft toe dat niet alle bedrijven op dezelfde kar kunnen springen. In 60 procent van de bedrijven is telewerk moeilijk of onmogelijk.

Buyens wijst erop dat de schokken op de arbeidsmarkt het zwaarst zullen zijn aan de onderkant, “in sectoren zoals het toerisme, de horeca en evenementen, waar veel kortgeschoolden aan de slag zijn. Voor de andere groepen valt de impact mee. Tenzij er iets gebeurt zoals nu in Peking of bij een paar Duitse vleesbedrijven, waar nieuwe uitbraken worden gesignaleerd. Bij een heropflakkering dreigt een zware vertrouwenscrisis, en dan wordt niet alleen de onderkant van de arbeidsmarkt geraakt. Bedrijven houden daar al rekening mee. Ik merk dat de studenten die aan de slag kunnen bij de topconsultants, kortere contracten krijgen aangeboden.”

Partner Content