‘Het beste is helemaal geen nieuwe kleren te kopen’

PHILIPPE VERTRIEST"We betalen iedereen en overal volgens Europese normen." © Kris Van Exel

De kledingindustrie wordt beetje bij beetje duurzamer. “Nu werken ook mainstream modebedrijven met biokatoen. Alles wijst erop dat we op een keerpunt zitten.”

De CEO van een kledingmerk die consumenten oproept om niets nieuws te kopen, het is niet alledaags. De Britse Safia Minney, de oprichtster van het duurzamekledingmerk People Tree, klinkt dan ook meer als een activiste dan als een onderneemster. Mode kan esthetisch én ethisch zijn, maakt ze zich sterk in haar boek Slow Fashion: Aesthetics meets Ethics.

“Eerlijk is eerlijk: het beste is helemaal geen nieuwe kleren te kopen”, vindt Safia Minney. “Koop tweedehands of ruil kleding.” Ze draagt ook initiatieven als de Antwerpse kledingbibliotheek, die designeroutfits verhuurt, een warm hart toe. De impact van de mode-industrie op de mens en het milieu is enorm. De sector is verantwoordelijk voor 12 procent van het wereldwijde pesticidegebruik en voor 10 procent van de CO2-uitstoot. Om één katoenen T-shirt te produceren is maar liefst 2700 liter water nodig. Uitbuiting en kinderarbeid blijven schering en inslag. Dat Nederlandse kledingmerken een convenant hebben afgesloten om een eind te maken met zulke misstanden, is dan weer goed nieuws.

“Als je dan toch iets nieuws koopt, laat het dan een fair product zijn”, pleit Minney. Een stuk van haar eigen label People Tree bijvoorbeeld, dat ze 25 jaar geleden oprichtte in Japan, waar ze toen woonde. People Tree gebruikt enkel biokatoen en betaalt de boeren een eerlijke prijs voor hun grondstoffen. Voor de productie werkt het bedrijf samen met vrouwenorganisaties in landen als Bangladesh, India en Zimbabwe. “We geven die vrouwen, die vaak alleenstaand of gescheiden zijn, een beter leven: ze kunnen in hun dorp blijven werken in plaats van naar een fabriek in de grootstad te moeten trekken, en ze kunnen zelf voor hun kinderen blijven zorgen en hen naar school sturen.”

Momentum

“Toen wij begonnen, reageerden mensen van ‘Safia, een kleedje eet je niet op. Waarom zou het dan bio moeten zijn?’ (lacht) Nu werken ook mainstream modebedrijven met biokatoen. Alles wijst erop dat we op een keerpunt zitten”, vindt Minney. De instorting van het textielcomplex Rana Plaza in 2013 in Bangladesh, waardoor meer dan 1200 textielarbeiders stierven, heeft daar zeker toe bijgedragen. “Die ramp heeft consumenten de ogen geopend.”

Daarnaast is er een evolutie in de fairtradedistributie. “Duurzame producten worden nu verkocht in hippe conceptwinkels, zo ver weg van de hippiesfeer dat ook fashionista’s beseffen dat je niet langer moet kiezen tussen esthetiek en ethiek.” People Tree opende twintig jaar geleden zijn eerste winkels, waar je behalve kleren ook fairtradekoffie, thee, chocolade, geschenken en cosmetica koopt. Ondertussen heeft het merk 400 winkels en 3000 verkooppunten in Japan, 250 verkooppunten in Europa en 7000 medewerkers wereldwijd.

People Tree is winstgevend, maar het is moeilijk de modeafdeling over de rentabiliteitsdrempel te krijgen. Volgens Minney komt dat omdat het bedrijf nog zwaar investeert in zijn productieketen en in onderzoek en ontwikkeling. “We zoeken voortdurend naar nieuwe technieken om nog duurzamer te werken. We produceren vrij kleine hoeveelheden, waardoor ook de kosten voor marketing en distributie relatief hoog oplopen.”

De groten ook?

Is het voor de grote modemerken en ketens wel haalbaar om het voorbeeld van People Tree te volgen? Volgens Minney zijn er genoeg katoenboeren en stoffenwevers die duurzaam willen produceren, maar zit het probleem bij de manier waarop de modewereld werkt. “Vroeger had je twee, hoogstens vier collecties per jaar, nu liggen er om de haverklap nieuwe stukken in de rekken”, zegt Minney. “Als je vandaag een jurk tekent die over zes weken in de winkel moet liggen, dan kun je dat onmogelijk duurzaam doen.”

Dat komt omdat de opdrachten naar de fabrieken gaan die het snelst kunnen leveren. Die tijdsdruk werkt uitbuiting in de hand. Er is geen tijd om op zoek te gaan naar de meest ecologische materialen en de minst vervuilende productietechnieken. “Trager en bewuster produceren zou een goede zaak zijn voor iedereen”, zegt Minney. “Want niemand in de mode-industrie wordt gelukkig van dat helse tempo, op een handvol aandeelhouders na.”

Hoe zit het met de Belgische modemerken? Dat het thema ook bij ons op de agenda staat, blijkt uit het festival over eerlijke mode Fair Fashion Fest, dat op 9 oktober voor de tweede keer wordt georganiseerd in Gent. Een voortrekker van duurzame mode is de ontwerper Bruno Pieters die in 2012 Honest By lanceerde, een label dat eerlijke mode brengt en heel transparant wil zijn. Van ieder kledingstuk geeft Pieters de volledige kostprijs, van hoeveel de knoop en de rits kosten tot waar elk onderdeel werd geproduceerd.

Ketens

Ook bij de ketens beweegt er wat. JBC bracht onlangs een tweede Revive Cradle to Cradle-collectie op de markt. De naam verwijst naar de circulaire economie, een kringloopsysteem waarin afval opnieuw een grondstof wordt. JBC is, net zoals Bel&Bo, lid van de Fair Wear Foundation, een organisatie die zich bezighoudt met de controle op de arbeidsvoorwaarden in de mode-industrie.

Daarnaast kiezen nichespelers voor eerlijke mode. Het merk LNKNITS van Anneleen en Ellen Kegels bijvoorbeeld, dat zijn breigoedcollecties laat maken door vrouwen in fairtrade-ateliers in Peru. Of het piepjonge modelabel Akaso, het geesteskind van Philippe Vertriest. Zijn collectie bestaat uit luxueuze basisstukken met eigenzinnige prints die ontworpen zijn door het Ethiopische Kara-volk, dat bekend is voor zijn abstracte bodypaintingkunst.”We betalen iedereen naar Europese normen”, benadrukt Vertriest. “Produceren doen we in ateliers in Portugal, waar we de betere kwaliteit en afwerking vinden, en waar de arbeiders correct betaald worden.” Ook ecologisch doet Akaso inspanningen. “We gebruiken stoffen als tencel, gemaakt van houtpulp van eucalyptusbomen, waarvan de productie minder water verslindt dan die van katoen.”

Eerste Turkse cao

In het middensegment is het Belgische damesmerk Mayerline bezig met duurzame mode. “In 2009 kregen wij een slecht rapport van de Schone Kleren Campagne. Daar schrokken we van, al kwam dat vooral omdat we de enquête niet hadden ingevuld”, vertelt CEO Patrik Geurts. “We hebben toen besloten lid te worden van de Fair Wear Foundation. We moesten een gedragscode ondertekenen, waarmee we ons ertoe verbonden in te zetten op verbetering. Dat gaat over zaken als het bannen van kinderarbeid, discriminatie en dwangarbeid, over correcte lonen en werkuren, over de vrijheid voor de arbeiders om zich aan te sluiten bij een vakbond, en over het respecteren van de veiligheids- en gezondsheidsnormen. Alle fabrikanten die met ons samenwerken, moeten dat charter ook ondertekenen.”

Dat is niet vrijblijvend, benadrukt Geurts. “Ieder jaar moeten wij aan Fair Wear een lijst met onze leveranciers doorgeven. Zij laten onafhankelijke audits uitvoeren bij die fabrieken. De verbeterpunten die daaruit komen, moeten wij met onze leveranciers opnemen. Zo hebben we al de verlichting verbeterd en brandblusapparaten geïnstalleerd.” De zaken mooier voorstellen dan ze zijn, is geen optie, want de auditeurs komen ook met de arbeiders in contact. “Die kunnen met hun klachten rechtstreeks bij Fair Wear aankloppen. Het overkwam een van onze Turkse leveranciers. Die had zes mensen ontslagen, onterecht vonden de arbeiders. Dat kwam ons via Fair Wear ter ore, waarop wij acties hebben ondernomen die resulteerden in de eerste cao in de Turkse kledingindustrie.”

“We zijn daar trots op, maar het blijft schipperen” zegt Geurts. “Als de concurrenten van onze leveranciers geen cao en geen vakbonden hebben, dan voelt dat voor hen aan als oneerlijke concurrentie. In China bijvoorbeeld zijn arbeiders vaak 4000 kilometer van huis. Die hebben geen boodschap aan een achturige werkdag, want ze willen net zo veel mogelijk uren per dag kloppen. In dat geval kunnen wij die achturige werkdag niet afdwingen bij onze Chinese leveranciers, al zal dat punt jaar na jaar wel op de agenda blijven staan en hopelijk ooit gerealiseerd worden.”

Op de website van Fair Wear kan iedereen alle informatie over audits en de daaropvolgende acties opvolgen. Die volledige transparantie is een goede zaak, vindt Geurts, die toegeeft dat ook zijn bedrijf nog een weg heeft af te leggen. “Wij zijn nu duurzaam bezig voor het stuk van de productie tot de distributie. Voor de grondstoffen, het proces van plantage tot stof, kunnen we die garantie nog niet geven. We willen daar ook werk van maken, maar we kunnen niet alles tegelijk.”

Kringloopeconomie

Flanders Fashion Institute (FFI) merkt dat heel wat modemerken willen verduurzamen, maar niet goed weten hoe eraan te beginnen. Jasmien Wynants, verantwoordelijk voor duurzaamheidsprojecten: “Er is zoveel informatie beschikbaar dat ondernemers en ontwerpers door het bos de bomen niet meer zien. Daarom hebben wij al onze kennis over duurzaam ondernemen in de mode gebundeld in Close The Loop, een gratis onlinetool.” Bij iedere stap in het productieproces wordt uitgelegd hoe je die duurzamer kunt aanpakken.

Ook Creamoda, de beroepsfederatie voor de mode- en kledingindustrie, ziet de toegenomen interesse voor duurzaam produceren. “Wij doen een onderzoek bij onze leden om de inspanningen inzake duurzaamheid in kaart te brengen. Het is in ieder geval duidelijk dat bedrijven de consument op een meer transparante manier moeten informeren over hun manier van werken”, zegt Jo Van Landeghem, die bij Creamoda bevoegd is voor duurzaamheid en kwaliteit. Hij benadrukt dat buitenlandse productie niet gelijkstaat aan niet-duurzaam of onethisch produceren, zoals wel eens wordt aangenomen. “Er zijn voldoende voorbeelden van bedrijven die in het buitenland correct produceren. Bovendien maken verschillende van onze leden nog kleine producties in eigen ateliers in België.”

“Het valt ons ook op dat de sector van de werkkledij in duurzaamheid al een stuk verder staat dan de modemerken. Dat komt omdat de overheid bij de toekenning van opdrachten niet meer alleen de prijs laat wegen, maar in haar lastenboeken ook steeds meer sociale en duurzaamheidsverplichtingen oplegt. Bij Alsico wordt afgedankte kledij gerecycleerd. Er worden in de branche van de werkkledij ook steeds meer milieuvriendelijke stoffen gebruikt. Biokatoen uiteraard, maar de producenten Seyntex en Van Heurck gebruiken bijvoorbeeld ook polyester gemaakt van gerecycleerde plastic flessen.”

Kris Van Exel

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content