Zuinig Wallonië, potverterend Vlaanderen

Tegelijk zijn er tekenen dat Wallonië inzake begrotingsnormering en economische ondersteuning wél de goede weg opgaat. …

Tegelijk zijn er tekenen dat Wallonië inzake begrotingsnormering en economische ondersteuning wél de goede weg opgaat. Kunnen we spreken van een ommekeer in de twee snelheden in dit land: een zuiniger Wallonië dat investeert in de toekomst, tegenover een potverterend Vlaanderen?

De Vlaams-Waalse vergelijking van Cepess geeft aan dat in de periode 1997-2001 de uitgaven per inwoner in Vlaanderen jaarlijks met gemiddeld 2,4% stegen, tegenover slechts 1,7% in Wallonië. Daar staat wel tegenover dat het Waalse relatieve uitgavenpeil nog steeds hoger ligt dan het Vlaamse, respectievelijk 2875 en 2801 euro (116.000 en 113.000 frank) per inwoner, en dat de ontvangstengroei in Vlaanderen een stuk hoger lag.

Met andere woorden, aan beide kanten werd de tering wat meer naar de nering gezet. Wallonië heeft een noodzakelijke correctie aangebracht in zijn budgettair beleid door een grotere zuinigheid aan de dag te leggen. Vlaanderen van zijn kant kon zich door de inkomstendynamiek eigen aan de Financieringswet voor gemeenschappen en gewesten wat meer permitteren.

Vlaanderen heeft daarbij wel wat aan overshooting gedaan _ dit jaar zullen de uitgaven naar schatting met 6% stijgen _ waarbij ook al werd vooruitgelopen op de extra miljarden uit het Lambermontakkoord. Met de nieuwe financiële regeling zullen de ontvangsten van de Vlaamse overheid voortaan trendmatig aansluiten bij de welvaartsgroei. Uitgaande van een trendmatige economische groei van 2% impliceert dit dus een groei van de beleidsmarge met 2%. Dat is ook de groeinorm die minister-president Patrick Dewael (VLD) naar voor heeft geschoven, maar dan wel in termen van uitgavengroei. De 2% dient te slaan op de hele budgettaire marge, ongeacht of die ingevuld wordt door meeruitgaven of door lastenverlagingen. Fiscale verlichtingen moeten een volwaardig alternatief zijn voor nieuwe uitgaven, zeker nu de Vlaamse regering wat fiscale autonomie heeft verworven.

Wallonië is evenwel, ook met de Lambermont-miljarden, nog lang niet uit de zorgen. Het Waalse schuldniveau ligt relatief meer dan dubbel zo hoog als de Vlaamse schuldratio. Terwijl de Waalse inkomstendynamiek minder sterk is dan de Vlaamse: de nieuwe miljarden uit het Lambermont-akkoord worden gradueel minder verdeeld volgens de voor Wallonië voordelige behoeftesleutel (aantal leerlingen) en meer volgens de voor Vlaanderen lucratieve sleutel van fiscale capaciteit. Ook liggen de administratiekosten en politieke werkingskosten in Wallonië respectievelijk een derde en dubbel zo hoog als in Vlaanderen.

Daarnaast dringt zich ook een nieuw debat op omtrent de invulling van de begrotingsmarges, zo geeft ook de Vlaams-Waalse begrotingsvergelijking aan. Aan Vlaamse kant werden uitgaven voor cultuur en welzijn sterk opgetrokken. Ze stegen de voorbije vier jaar meer dan dubbel zo sterk als in Wallonië, en liggen nu al ruim dubbel zo hoog als in het zuiden. Ook de uitgaven voor milieu stegen in Vlaanderen fors. Het economiebudget kende nog een belangrijke groei, maar die was te danken aan een inhaalbeweging in dossiers van KMO-expansiesteun. Wallonië geeft nog steeds ruim de helft meer uit aan expansie dan Vlaanderen. Vlaanderen geeft wel dubbel zoveel uit voor technologiebeleid, wat vooral te danken is aan de forse inhaalbeweging onder de vorige legislatuur. Die inhaalbeweging is vrijwel stilgevallen, terwijl we ten aanzien van onze vijf belangrijkste handelspartners een achterstand hebben van 247,89 miljoen euro (10 miljard frank) aan overheidsinvesteringen in onderzoek en ontwikkeling.

De Vlaamse regering moet dus werk maken van een meer toekomstgericht begrotingsbeleid, door met respect voor een orthodoxe begrotingsnorm meer te investeren in de ondersteuning van het economisch draagvlak. Het economiebudget mag niet verder afkalven, wat niet belet dat de mogelijkheden moeten worden onderzocht om meer marktconforme fiscale stimuli in te zetten, in plaats van subsidies. Inzake O&O dient de inhaalbeweging krachtig voortgezet. De budgetten voor mobiliteit kunnen beter worden gefocust op de bereikbaarheid van de economische centra. Met de verdere regionalisering van de exportpromotie zijn ook op dit terrein nieuwe impulsen nodig.

Jan Van Doren

De auteur is adjunct-directeur van de VEV-Studiedienst.

De Vlaamse regering moet werk maken van een meer toekomstgericht begrotingsbeleid.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content