Zegen en vloek van de euro
De euro bestaat tien jaar. Doemdenkers en eurosceptici die tien jaar geleden voorspelden dat de euro geen lang leven was beschoren, kregen ongelijk. Het Britse pond en de Zweedse kroon, de munten van twee landen die niet wilden toetreden tot de eurozone, verloren vorig jaar 14 procent van hun waarde. De euro wordt, zeker in tijden van financiële crisis, gelauwerd en bleek een rots in de branding.
De euro brengt ook de burger dichter bij de Europese gedachte. “Het meest tastbare bewijs van de Europese integratie zit in onze portemonnee”, schrijven Hendrik Vos en Rob Heirbaut in hun zeer leesbare boek Hoe Europa ons leven beïnvloedt (Standaard uitgeverij, 2008). Bovendien wordt de euro nu ook in België aanbeden omdat hij toeliet ons land door een diepe politieke crisis te loodsen zonder enige monetaire implicaties. Maar is dat geen tweesnijdend zwaard?
Voor de intrede van de euro beschikte de overheid over twee fundamentele instrumenten: overheidsinterventie en monetair beleid. Dat laatste instrument werd vroeger ook gebruikt om een crisis te bezweren. Nemen we twee voorbeelden: de oudere generatie krijgt nog kippenvel bij de herinnering aan de zogenaamde Gutt-operatie. Het vermogen van de burger decimeerde na de oorlog en de trauma’s die eruit voortvloeiden, zijn vergelijkbaar met de gevolgen van de huidige financiële crisis. Ook de hoofdrolspelers van Poupehan grepen naar het monetaire instrument en devalueerden begin jaren tachtig de Belgische frank. Structurele problemen vergen structurele ingrepen, luidde toen de boodschap.
Zulke ingrepen zijn nu niet meer mogelijk. Of toch? Jawel, het zou kunnen, maar dan op Europees niveau. De statuten van de Europese Centrale Bank, die het monetaire beleid van Europa gestalte geeft, vermelden echter dat monetair beleid gericht moet zijn op monetaire stabiliteit. De euro kan dus met andere woorden niet in de eerste plaats gebruikt worden om de economie aan te zwengelen.
De Amerikaanse politiek laat dat wel toe. Daar vermelden de statuten van de Federal Reserve dat monetair beleid zowel monetaire stabiliteit als het aanzwengelen van de economische groei en werkgelegenheid beoogt. De systematische devaluatie – technisch moeten wij spreken van depreciatie – van de dollar tegenover de euro, leidt, althans op korte termijn, tot een competitief voordeel voor de Amerikaanse economie. De luchtvaartsector die zijn loon- en andere kosten in euro moet betalen maar zijn verkoopcontracten op lange termijn moet opstellen in dollar, is een typisch voorbeeld van een sector waar monetair beleid een concrete impact heeft. Het feit dat de internationale handel nog steeds voor ongeveer drie vierde in dollar verloopt, maakt dat de Amerikanen de wereld met goedkope dollars kunnen overspoelen. “It is our money, but your problem” vatten zij de situatie kernachtig samen. Zolang de euro geen belangrijke plaats in de wereldhandel kan opnemen, zal dat ook wel zo blijven.
Gelukkig hebben we de euro, bezweren beleidsmakers en economisten (ook de vroegere sceptici) nu in koor. Door de politieke instabiliteit die ons land kent, zou de Belgische frank al lang zijn gedevalueerd. De rente zou veel hoger liggen dan in het buitenland, wat gezien onze schuldenberg de intrestlasten zou verhogen.
Gelijk hebben ze. Een land met een – opnieuw stijgende – schuldenberg van ongeveer 300 miljard euro, of bijna even veel als zijn bruto binnenlands product, behoort inderdaad niet tot de meest kredietwaardige. Om het plaatje volledig te maken, moeten we er eigenlijk ook de 250 miljard bankgaranties aan toevoegen (hoewel die ‘buiten begroting’ zitten). Tevens moeten wij er de nodige voorzieningen bijvoegen voor pensioenen. Vandaag worden immers de pensioenen van gepensioneerden betaald door de generatie die nu werkt.
Alles samen heeft ons land viermaal meer financiële verplichtingen dan zijn bruto binnenlands product groot is. Volgens internationale ratingtermen beschouwt men zo’n land als virtueel failliet. Virtueel, want de nv België kan gelukkig niet failliet gaan. Maar de barometer van een land is zijn munt. Omdat we die niet meer hebben, kunnen we gemakkelijker de naakte realiteit van de cijfers onderdrukken.
We kunnen de redenering ook omdraaien en stellen dat als de Belgische frank nog had bestaan, wij tijdens periodes van politieke crisis dagelijks zouden worden geconfronteerd met de depreciatie van onze munt. Alle partijen zouden dan misschien inzien hoe onverantwoord het was om een land te gijzelen. De euro liet inderdaad een politieke crisis toe zonder daarvoor monetair afgestraft te worden. Vermoedelijk zou de politieke crisis echter niet zo lang hebben geduurd als de Belgische frank nog bestond.
Separatisten die deze redenering niet willen bijtreden, kunnen zich troosten met de gedachte dat de invoering van de euro een obstakel heeft weggenomen voor de splitsing van het land. Stel u voor dat de drie regio’s zelf munten zouden moeten slaan. De euro maakt dat makkelijker. Het volstaat om euro’s te hebben met aan de achterkant leeuwen, hanen en irissen. Die kunnen zonder problemen de taalgrenzen oversteken. (T)
Rudy Aernoudt
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier