Zakenbelangen en wereldverbeteraars
Wayne Madsen toont aan hoe de verschrikkelijke menselijke ravage in centraal Afrika (maar ook elders) grotendeels het resultaat is van hebzuchtige Amerikaanse bedrijven die in tandem met overmoedige geostrategen, begin jaren negentig, hun prioriteiten hertekenden. Terwijl de aloude rivaal voor de Amerikaanse belangen op het continent, Rusland, andere katten te geselen had (zie blz. 18), verschoof Washington na de koude oorlog zijn pionnen in een langetermijnperspectief. Dat werd echter een fiasco.Klopt deze complottheorie? In een essay in Harper’s Magazine (augustus 2001) beschrijft Lewis H. Lapham de paradoxen van het Amerikaanse buitenlandbeleid: The American Rome. On the theory of virtuous empire. Volgens Lapham zijn Amerikanen wereldverbeteraars die zich van geen kwaad bewust zijn. En daarin verschillen ze fundamenteel niet van onze volksvertegenwoordigers. Die willen vandaag de luchthaven van Oostende ‘ontsmetten’, maar jarenlang lieten ze wapenhandelaars daar ongestoord hun gang gaan, toont Madsen in zijn boek. De regering van Guy Verhofstadt (VLD) neemt het voortouw in de strijd tegen bloeddiamanten. Ze moet wel, om de miljardenbusiness in Antwerpen veilig te stellen. Maar het is kurieren am Symptom.Wat Union Minière (UM) in 1960 in Congo uitspookte, kan vandaag niet. Omdat UM niet meer deel is van het zesde concern ter wereld (de Generale Maatschappij toen). En omdat UM er vandaag andere ethische standaarden op na houdt. Ook hier is nuchterheid van onze politici gewenst.Terwijl aan de overkant van de grote plas zakenbelangen primeren, is in België het zakelijke belang van Afrika marginaal geworden, zeker wat Congo betreft. De enkele bedrijven die in de voormalige kolonie nog actief zijn, worden hier liefst wantrouwig bekeken. In Brussel primeren ethische bekommernissen: humanitaire noden lenigen in het door oorlogen en ziekten geplaagde hart van Afrika; misdadige handelspraktijken op het zwarte continent met de wortel uitroeien. Niemand zal deze terechte bekommernissen afwijzen.Waar het wel fout dreigt te lopen is de manier waarop halsoverkop onderzoekscommissies worden opgestart, waarbij Belgische bedrijven al vooraf worden beschuldigd bloed aan hun handen te hebben. Emoties krijgen de bovenhand. Het Belgische Afrikabeleid was zelden gekenmerkt door rationele analyses en kennis van zaken.Misschien is er een kentering: het lijvige eindverslag van Réginald Moreels voor de heropbouw van de regio van de Grote Meren lijkt de uitzondering die de regel bevestigt. Cynisch is, dat wat heropgebouwd moet worden, al bestond: ziekenhuizen, plantages, fabrieken, het was er allemaal.
Wayne Madsen toont aan hoe de verschrikkelijke menselijke ravage in centraal Afrika (maar ook elders) grotendeels het resultaat is van hebzuchtige Amerikaanse bedrijven die in tandem met overmoedige geostrategen, begin jaren negentig, hun prioriteiten hertekenden. Terwijl de aloude rivaal voor de Amerikaanse belangen op het continent, Rusland, andere katten te geselen had (zie blz. 18), verschoof Washington na de koude oorlog zijn pionnen in een langetermijnperspectief. Dat werd echter een fiasco.
Klopt deze complottheorie? In een essay in Harper’s Magazine (augustus 2001) beschrijft Lewis H. Lapham de paradoxen van het Amerikaanse buitenlandbeleid: The American Rome. On the theory of virtuous empire. Volgens Lapham zijn Amerikanen wereldverbeteraars die zich van geen kwaad bewust zijn. En daarin verschillen ze fundamenteel niet van onze volksvertegenwoordigers. Die willen vandaag de luchthaven van Oostende ‘ontsmetten’, maar jarenlang lieten ze wapenhandelaars daar ongestoord hun gang gaan, toont Madsen in zijn boek. De regering van Guy Verhofstadt ( VLD) neemt het voortouw in de strijd tegen bloeddiamanten. Ze moet wel, om de miljardenbusiness in Antwerpen veilig te stellen. Maar het is kurieren am Symptom.
Wat Union Minière ( UM) in 1960 in Congo uitspookte, kan vandaag niet. Omdat UM niet meer deel is van het zesde concern ter wereld (de Generale Maatschappij toen). En omdat UM er vandaag andere ethische standaarden op na houdt. Ook hier is nuchterheid van onze politici gewenst.
Terwijl aan de overkant van de grote plas zakenbelangen primeren, is in België het zakelijke belang van Afrika marginaal geworden, zeker wat Congo betreft. De enkele bedrijven die in de voormalige kolonie nog actief zijn, worden hier liefst wantrouwig bekeken. In Brussel primeren ethische bekommernissen: humanitaire noden lenigen in het door oorlogen en ziekten geplaagde hart van Afrika; misdadige handelspraktijken op het zwarte continent met de wortel uitroeien. Niemand zal deze terechte bekommernissen afwijzen.
Waar het wel fout dreigt te lopen is de manier waarop halsoverkop onderzoekscommissies worden opgestart, waarbij Belgische bedrijven al vooraf worden beschuldigd bloed aan hun handen te hebben. Emoties krijgen de bovenhand. Het Belgische Afrikabeleid was zelden gekenmerkt door rationele analyses en kennis van zaken.
Misschien is er een kentering: het lijvige eindverslag van Réginald Moreels voor de heropbouw van de regio van de Grote Meren lijkt de uitzondering die de regel bevestigt. Cynisch is, dat wat heropgebouwd moet worden, al bestond: ziekenhuizen, plantages, fabrieken, het was er allemaal.
Erik Bruyland
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier