Wie is bang van Adam Smith?

Met ‘Who’s Afraid of Adam Smith?’ schreef Peter Dougherty een werk dat op de boekenplank hoort van iedereen die op een zinvolle manier wil meepraten over de échte inhoud van vrijemarkteconomie en kapitalisme.

De Schotse filosoof-econoom Adam Smith (1723-1790) blijft ook bij de aanvang van de eenentwintigste eeuw nog altijd een van de boeiendste en meest besproken figuren uit de humane wetenschappen. Tegelijk blijkt hij ook vaak verkeerd begrepen, zo luidt de boodschap in Who’s Afraid of Adam Smith? How the Market Got Its Soul! van Peter J. Dougherty, hoofd van de afdeling economische publicaties van Princeton University Press.

Iedereen kent, zij het vaak op een al te sloganeske manier, de Adam Smith van het befaamde An Inquiry into the Nature and Causes of the Wealth of Nations (1776). Veel minder bekend is de Adam Smith van zijn andere belangrijke boek, The Theory of Moral Sentiments (1759). Dougherty beschrijft op een onderhoudende, soms zelfs amusante maar altijd inhoudelijk onderbouwde manier de dualiteit in het denken van Smith. Hij ventileert zijn inzichten, maar dan ingebed in concrete, hedendaagse situaties zoals de recente aandelencrash. Tevens schuwt hij zijn kritiek op de moderne economische wetenschap niet. De dominantie van de wiskundige vampieren is volgens Dougherty de voorbije decennia veel te groot geworden. De auteur juicht dan ook sterk toe dat opnieuw een toenemend aantal economen zich meer op institutioneel onderzoek toelegt en net op dit vlak, zo bewijst hij ten overvloede, heeft de correct geïnterpreteerde Adam Smith nog altijd enorm veel te bieden.

Eigenbelang. In zijn Wealth of Nations geeft Adam Smith een ook vandaag nog altijd uitermate relevante beschrijving van hoe een vrijemarkteconomie en de onlosmakelijk daarbij horende instellingen een enorme bron van rijkdom, welvaart en welzijn vormen. Een geciviliseerde maatschappij behoeft echter ook nog een tweede luik en daar gaat het bij Adam Smith in zijn andere boek, Theory of Moral Sentiments, om. Mensen moeten aan hun eigenwaarde en zelfontwikkeling werken en dat zal automatisch leiden tot een gedrag gekenmerkt door nederigheid en altruïsme.

Net doordat mensen ook deze persoonlijkheidskenmerken zullen ontwikkelen, worden de scherpe kantjes uitgevlakt van de commerciële maatschappij zoals de vrijemarkteconomie die vorm geeft. Toonaangevende ondernemers dienen verantwoord leiderschap aan de dag te leggen en spelen zodoende een erg belangrijke voorbeeldrol in de totstandkoming van dit tweede luik van het maatschappelijke ideaalbeeld van Adam Smith.

“Het kapitalisme werkt,” zo schrijft Dougherty op basis van de lering getrokken uit Smiths achttiende-eeuwse inzichten, “omdat het instellingen en gedragingen heeft weten te scheppen en te onderhouden, die het nastreven van het eigenbelang in balans kunnen houden met het Grotere Goed. Maar in zijn moeilijkste momenten lijkt datzelfde kapitalisme maar één fabriekssluiting of dotcomcrash verwijderd van de immoraliteit eigen aan andere structureel disfunctionele systemen.”

Na 11 september. Dougherty rondde zijn boek af medio 2001, zodat hij op de aanslagen van 11 september 2001, noch op de Enronitis-schandalen in de VS kon ingaan. “11 september,” zo schat Peter Dougherty nu in, “vormt een aanslag op de essentie van de wereld van Adam Smith. Een grootstad als New York belichaamt als het ware de twee grote pijlers van de geciviliseerde maatschappij volgens Smith. Ik denk dat 11 september hét grote thema van mijn boek, namelijk de noodzaak tot zo vlot mogelijke integratie van economische en bredere maatschappelijke waarden, nog actueler en dringender maakte. Het zal voor de VS moeilijk worden om de rest van de wereld in deze nieuwe strijd achter zich te houden als we onze eigen maatschappij niet als attractief rolmodel in de Smithiaanse zin van het woord kunnen laten gelden.”

Inzake Enronitis en het bijhorende wangedrag van ondernemers en managers vindt Dougherty het niet al te moeilijk om in te schatten wat de reactie van Adam Smith zou geweest zijn: “Hij zou essentieel twee commentaren geleverd hebben. Ten eerste: Enronitis bewijst het belang van goede instituties en degelijke regelgeving. Als je, bijvoorbeeld, toelaat dat aandelenopties buiten de verlies- en winstrekening vallen, hoef je niet verbaasd te zijn dat er mistoestanden ontstaan. Ten tweede: de mensen die aan de basis liggen van al die schandalen, veroorzaken een enorme maatschappelijke schade. Zij brengen het fundament van een vrijemarkteconomie in het gedrang en dienen daarom als echte criminelen te worden behandeld.”

Toch wil Dougherty in het brede kader van een Smithiaans maatschappijbeeld niet alle verantwoordelijkheid bij ondernemers leggen. “Ook politici dragen een enorme verantwoordelijkheid en richten soms grote schade en miserie aan. Zo is de verloedering van de grootsteden, zeker in de VS, in hoge mate het gevolg van politieke knoeierij en onkunde.”

Johan Van Overtveldt [{ssquf}]

Peter J. Dougherty, Who’s Afraid of Adam Smith? How the Market Got Its Soul! John Wiley & Sons, 223 blz.

“Het kapitalisme werkt, omdat het instellingen en gedragingen heeft weten te scheppen en te onderhouden, die het nastreven van het eigenbelang in balans kunnen houden met het Grotere Goed.”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content