Wetgever blijft klungelen rond brugpensioenen
De volgende regering moet de fiscale regeling van brugpensioenen dringend herzien.
Het aantal wetten dat op de valreep door het parlement wordt gejaagd, is nauwelijks bij te houden. Nu duikt een wetsontwerp op dat uitvoering wil geven aan het ‘interprofessioneel akkoord voor de periode 2007-2008’. De tekst bevat naar goede gewoonte verschillende fiscale bepalingen.
De titel van het wetsontwerp doet geloven dat het aansluit bij wat de sociale partners onder elkaar afgesproken hebben. Voor een deel is dat waar. Zo wordt een structurele lastenverlaging gerealiseerd, door bijna alle werkgevers van de privésector voor een miniem percentage vrij te stellen van de verplichting de ingehouden bedrijfsvoorheffing door te storten naar de schatkist. Het niet door te storten gedeelte is gelijk aan 0,25 % van het brutobedrag van de bezoldigingen vóór inhouding van de persoonlijke sociale zekerheidsbijdrage. Maar het snoepje is niet voor meteen. Het zal voor het eerst van toepassing zijn op de bezoldigingen die vanaf 1 oktober 2007 worden betaald.
Brugpensioen. Sommige andere maatregelen hebben maar weinig te maken met wat de sociale partners in werkelijkheid afgesproken hebben. Neem het wettelijk geklungel rond de aanvullende vergoedingen die ‘bovenop’ een brugpensioen worden betaald. In het kader van het Generatiepact kwamen de sociale partners overeen dat bruggepensioneerden voortaan zouden worden aangemoedigd het werk te hervatten. De architecten van het sociale overleg dachten dit te realiseren door de aanvullende vergoedingen die in het kader van het brugpensioen worden betaald, als een soort ‘hefboom’ te gebruiken.
Als de gewezen werkgever zich verbindt deze aanvullende vergoeding door te betalen, ook als de bruggepensioneerde het werk hervat, zou deze vergoeding op sociaal en fiscaal gebied mild worden behandeld. In het andere geval zou die vergoeding hard worden aangepakt. De gewezen werkgever zou aldus aangemoedigd worden tot doorbetaling van de aanvullende vergoeding, terwijl de bruggepensioneerde de zekerheid zou krijgen dat hij ook bij werkhervatting kon rekenen op de laag belaste aanvullende vergoeding.
Maar de manier waarop deze bedoeling in wetteksten gegoten is, tart op fiscaal gebied alle verbeelding. Men kan zich zelfs afvragen of men er op fiscaal vlak niet alles aan gedaan heeft om die bedoeling te torpederen. Zo is het duidelijk dat de sociale partners de regeling toegepast wilden zien op de aanvullende vergoedingen die ‘in het kader’ van een brugpensioen worden uitbetaald. Een brugpensioen bestaat uit de wettelijke werkloosheidsvergoeding en uit een aanvullende vergoeding ten laste van de gewezen werkgever. Het is vanzelfsprekend deze ‘aanvullende vergoeding’, die de sociale partners voor ogen hadden. Maar de fiscale wetgever laat deze aanvullende vergoeding ongemoeid. Hij heeft het enkel over de eerder uitzonderlijke gevallen waarin ‘bovenop’ een brugpensioen nog een bijkomende vergoeding wordt betaald. Gevolg: voor de meeste aanvullende vergoedingen – zij die ‘in’ een brugpensioen begrepen zijn – verandert er op fiscaal gebied niets.
Slecht. Maar ook ten aanzien van de aanvullende vergoedingen die ‘bovenop’ een brugpensioen worden betaald, is het wettelijk geklungel niet om aan te zien. Eerst zouden de ‘slechte’ aanvullende vergoedingen – de vergoedingen die bij werkhervatting niet worden doorbetaald – gewoon belast worden als bezoldigingen. De wetgever wou daarmee vermijden dat zij nog recht zouden geven op de belastingvermindering voor vervangingsinkomsten. Maar de wetgever vergat dat gewone bezoldigingen recht geven op de toepassing van het kostenforfait. Het gevolg was dat de ‘slechte’ aanvullende vergoedingen, die men fiscaal wou afstraffen, in sommige gevallen lager werden belast dan voorheen.
Eind vorig jaar besliste de wetgever daarom de regeling op dit punt aan te passen. De ‘slechte’ aanvullende vergoedingen worden niet langer als gewone bezoldigingen belast. Ze herwinnen hun statuut van ‘vervangingsinkomsten’. Maar ze worden ingedeeld in een nieuwe categorie: vervangingsinkomsten die geen recht geven op de belastingvermindering voor vervangingsinkomsten. Op die manier is het uitgesloten dat ze nog recht geven op het ‘kostenforfait’ en blijven ze ook verstoken van de bedoelde belastingvermindering.
Inwerkingtreding. Eerst was gezegd dat deze nieuwe regeling met volledig terugwerkende kracht in werking zou treden. Ze zou aldus van toepassing zijn op de ‘slechte’ aanvullende vergoedingen die met ingang van 1 januari 2006 zijn betaald.
Maar uit het nieuwe wetsontwerp blijkt dat de regeling alsnog een jaar wordt uitgesteld. Ze zal pas van toepassing zijn op de aanvullende vergoedingen die vanaf 1 januari 2007 uitbetaald zijn.
Van de fiscale aanmoediging om bruggepensioneerden opnieuw aan het werk te krijgen, is dus niets in huis gekomen. Dat kan ook moeilijk anders. De regeling zit verkeerd in elkaar. Werk aan de winkel voor de volgende regering.
De auteur is advocaat en hoofdredacteur van Fiscoloog.
Jan Van Dyck
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier