Welkom aan de Trojaanse paarden
De gentherapie wordt in 2009 eindelijk een medische realiteit. Met dank aan de Trojaanse paarden.
Vanaf het ogenblik dat de wetenschappers snapten hoe ze genen konden manipuleren, hebben dokters en patiënten (vooral zij die lijden aan slopende genetische aandoeningen) al hun hoop erop gesteld dat die kennis omgezet kan worden in vlot verkrijgbare behandelingen.
Volgens de jongste telling werden sinds 1989 wereldwijd al meer dan 1400 klinische tests uitgevoerd met gentherapieën voor de behandeling van verschillende ziekten. 47 daarvan hebben fase III bereikt, de laatste fase die doorlopen moet worden om voor goedkeuring door de toezichthouder in aanmerking te komen. Wegens ongewenste neveneffecten kreeg echter tot hiertoe geen enkele behandeling de definitieve toelating van de gezondheidsdiensten in Amerika en Europa. In 2003 keurden de Chinese regelgevers wel een eerste gentherapie goed, voor hoofd- en nekkanker, maar veel westerse onderzoekers hebben twijfels over de doeltreffendheid.
Twee producten op de markt
In 2009 komt daarin verandering, wanneer twee producten op de markt komen. Advexin, dat ontwikkeld werd door de Amerikaanse firma Introgen, is bedoeld om hoofd- en nekkanker te bestrijden. Cerepro van het Londense Ark Therapeutics richt zich op kwaadaardig glioom, een dodelijke hersentumor. Beide ondernemingen hebben al een aanvraag ingediend om de producten te mogen vermarkten en wachten op toestemming.
Elke genentherapie berust op het idee dat de genen van de patiënt zo gemanipuleerd kunnen worden dat het organisme zichzelf in orde brengt. Dat kan op twee manieren gebeuren. De ene is medicijnen toedienen om de werking van een gen te beïnvloeden, met andere woorden de activiteit te hinderen of te stimuleren. Dat heeft dan weer een invloed op de hoeveelheid door het gen gecodeerde proteïne die omgezet wordt, wat de werking van het lichaam grondig kan beïnvloeden.
Een alternatieve aanpak bestaat erin vreemde genen, transgenen genoemd, in te brengen om de slecht functionerende exemplaren te vervangen of te herstellen. Transgenen worden in het lichaam afgeleverd op de rug van een drager, vector genaamd. De meest verspreide benadering bestaat erin gebruik te maken van wat Len Symour, een onderzoeker aan de universiteit van Oxford, omschrijft als ‘Trojaanse paarden’. Gewoonlijk zijn dat virussen die een natuurlijke aanleg hebben om hun eigen genen in die van de gastheercellen in te brengen. In normale omstandigheden kan dat lijden tot ziekte. Door te sleutelen aan het genoom van het virus, zijn wetenschappers erin geslaagd de genen die ziekte veroorzaken te elimineren en te vervangen door de gewenste transgenen. Rest alleen nog de doelcellen te infecteren met het gemanipuleerde virus en de natuur zijn wonderen te laten verrichten. Zowel Cerepro als Advexin doet een beroep op dat mechanisme.
Immuunrespons
Er zal in 2009 ook op andere vlakken vooruitgang geboekt worden in de gentherapie. Een van de problemen bij het gebruik van virussen als dragers, is bijvoorbeeld dat ze nogal eens een immuun- respons uitlokken, wat nuttig is als een ongewenste infectie bestreden wordt. Maar ze kunnen omgekeerd ook de immuunrespons onderdrukken waar de gentherapeuten op mikken.
Seymour werkt aan de ontwikkeling van een ‘stiekeme’ polymeerlaag die verhindert dat de virale dragers op die manier geneutraliseerd worden. Hybrid Systems, een bedrijf waarvan hij de medeoprichter is, beschikt over een ruime portefeuille patenten op dat gebied en zal in 2009 met klinische tests beginnen. Gezien het tempo van de vooruitgang op dit en andere fronten, is de gentherapie eindelijk zover dat ze kan uitgroeien van een experiment naar een degelijke klinische praktijk.
DE AUTEUR WON IN 2008 DE RICHARD CASEMENT SCIENCE INTERNSHIP, THE ECONOMIST.
Door Jan Piotrowski
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier