Welk pensioenstelsel levert het meeste op voor zelfstandigen?

Wilt u als zelfstandige een appeltje voor de dorst opbouwen? Dan is de beste keuze het ‘vrij aanvullend pensioen voor zelfstandigen’. Maar het heeft ook zijn beperkingen. De beste strategie combineert verschillende pensioensystemen op een slimme manier.

eXtra informatie op www.trends.be Op de Trends-website vindt u het artikel dat Cash publiceerde over winstdeelnames, met een lijst van de winstdeelnames van de belangrijkste verzekeraars.

In 2003 hebben 50.000 zelfstandigen samen ongeveer 100 miljoen euro gestort voor het ‘vrij aanvullende pensioen voor zelfstandigen’ (VAPZ). Tot dan mochten alleen sociale verzekeringsfondsen (fondsen waarin zelfstandigen hun sociale bijdragen storten) een VAPZ aanbieden. Marktleiders waren OVMB (gelieerd met Unizo) en Acerta. Maar op 1 januari 2004 werd de markt geliberaliseerd en geharmoniseerd.

Vanaf toen mochten ook de banken en verzekeraars deze markt betreden. Gevolg: 48.000 nieuwe polissen voor een waarde van 30 miljoen euro. Ook de sociale verzekeringsfondsen groeiden mee. “De banken en verzekeraars hebben veel reclame voor het product gemaakt en daar hebben we van geprofiteerd,” zegt Jannick Beyens, product- en commercieel manager van OVMB. “Eind 2003 hadden we 19.000 contracten, goed voor een incasso van 23,2 miljoen euro. Een jaar later hadden we circa 21.000 contracten met een totaal incasso van iets meer dan 27 miljoen euro. Dat betekent een stijging van 17,5 %.”

Maar de verwachtingen zijn nog hoog gespannen. België telt immers 580.000 zelfstandigen. Heel wat zelfstandigen – hoeveel is onbekend – hebben al wel een groepsverzekering, maar er ligt zeker nog een groot deel van de markt braak. Misschien kan het nieuwe en verplichte pensioensysteem voor zelfstandigen, de zogenaamde ‘1bis-pijler’, nog een duwtje in de rug van het VPAZ geven (zie kader: Definitieve doorbraak van VAPZ?).

Welk pensioensysteem past bij u?

De allereerste vraag die een zelfstandige moet stellen, is of hij vanaf zijn pensionering zal kunnen rondkomen met zijn wettelijk pensioen. Dat is bijna uitgesloten, want het maximumpensioen (voor een gezin) bedraagt circa 12.250 euro per jaar. We tellen deze eerste vraag dus niet mee. Een aanvullend pensioen is gewoon een noodzaak. Ook al heeft de zelfstandige nog andere mogelijke bronnen van levensonderhoud, zoals de verkoop van zijn zelfstandige activiteit.

De eerste echte vraag is: welk kapitaal moet u tegen uw pensioenleeftijd verzameld hebben? Als u vandaag op zestig jaar met pensioen gaat en een geïndexeerd levenslang maandinkomen van 1000 euro wilt hebben, is een kapitaal van 250.000 euro nodig. Als bij overlijden dat bedrag verder moet worden uitgekeerd aan uw partner, is 300.000 euro nodig. Bent u nu veertig jaar en mikt u op eenzelfde maandinkomen tegen zestig jaar, dan moet u rekening houden met de muntontwaarding en zult u 375.000 (zonder partner) of 450.000 euro (met partner) nodig hebben.

De tweede vraag: via welk systeem wilt u dit kapitaal opbouwen? En nu wordt het pas echt moeilijk. De zelfstandige beschikt over een hele reeks mogelijkheden (zie tabel 1: Kies het beste pensioenstelsel): eerste pijler (vrij aanvullend pensioen voor zelfstandigen), tweede pijler (groepsverzekering, pensioentoezegging) en derde pijler (individuele levensverzekering en pensioensparen). De tweede pijler is alleen toegankelijk voor zelfstandigen met een vennootschap. Een groepsverzekering dekt alle zaakvoerders van een vennootschap, een pensioentoezegging is individueel op naam van één zaakvoerder.

Luc Vereycken, partner van het adviesbureau Vereycken & Vereycken en voorzitter van de VAPZ-commissie binnen de Commissie voor het Beurs-, Financie- en Assurantiewezen (CBFA), en Paul Van Eesbeeck, partner bij hetzelfde kantoor, schreven zopas een boek over pensioensystemen voor zelfstandigen. In dat boek nemen zij het voorbeeld van een gehuwde zelfstandige van 45 jaar met een brutobezoldiging van 3000 euro per maand. Deze zelfstandige heeft een budget van 500 euro voor zijn pensioenopbouw. Van Eesbeeck en Vereycken berekenden voor zeven opties (met telkens een rendement van 3,25 %) welk pensioenkapitaal kan worden opgebouwd. Het slechtste is een individuele levensverzekering zonder belastingvermindering: die bouwt slechts 6789 euro kapitaal op. Het VAPZ brengt maar liefst 81 % meer op (12.271 euro). Daarmee doet het 14 procentpunten beter dan een groepsverzekering (zie tabel 2: Wat is de beste formule?).

Waarom is het VAPZ interessanter?

In vergelijking met de systemen uit de tweede pijler, zoals de groepsverzekering of de nieuwe individuele pensioentoezegging, heeft het vrij aanvullend pensioen vier belangrijke voordelen.

1. Voor elke premie die betaald wordt in een systeem van de tweede pijler, moet een taks van 4,4 % betaald worden. Bij het VAPZ wordt er geen taks geheven.

2. Bij de uitkering moet op het pensioenkapitaal een solidariteitspremie van (meestal) 2 % betaald worden. Bij het VAPZ moet dat niet.

3. Bij een pensioenkapitaal in de tweede pijler moet een Riziv-bijdrage van 3,55 % betaald worden, bij het VAPZ niet. Maar die 3,55 % staat ter discussie, zodat het niet echt als een verschil aangerekend mag worden. In de vergelijking van Vereycken en Van Eesbeeck hierboven is ze niet meegerekend.

4. Een pensioenkapitaal in de tweede pijler wordt bij uitkering (op de pensioenleeftijd) belast tegen 16,5 %. Het VAPZ wordt belast op basis van een fictieve rente. Op de pensioenleeftijd van 65 jaar moet 5 % kapitaal aangegeven worden gedurende tien jaar. Het wordt dan wel opgeteld bij de andere inkomsten en het wordt dus marginaal belast (tegen de hoogste belastingvoet). Maar vanwege de lage wettelijke pensioenen van zelfstandigen zullen die marginale schijven eerder laag zijn. Bovendien kan het kapitaal als pensioeninkomen genieten van een belangrijke belastingvermindering. En ten slotte is tienmaal 5 % slechts 50 % én wordt de belasting gespreid in de tijd. De belastingdruk zal dus bijna steeds lager liggen dan de 16,5 % in de tweede pijler.

Welk weegt het zwaarst van deze vier voordelen? De 4,4 % is een factor die een grote impact heeft. De fictieve rente hangt af van geval tot geval. In het voorbeeld in de tabel speelt het niet zo’n grote rol. Maar voor iemand die zijn hele leven zelfstandig is geweest en wiens vrouw niet gewerkt heeft of mee in de zaak heeft gewerkt, is de fictieve rente enorm belangrijk. In dat geval wordt het VAPZ veruit de meest interessante formule. Voor iemand die eerst 25 jaar ambtenaar is geweest, is dat veel minder het geval. Hij heeft namelijk een hoger wettelijk pensioen, waardoor de belasting aan marginale aanslag zwaarder weegt.

Voor zelfstandigen zonder vennootschap moeten we de vergelijking maken met de derde pijler. Het pensioensparen krijgt een belastingvermindering van slechts 30 à 40 %, terwijl de belastingvoet bij werkende zelfstandigen al snel tegen 50 % ligt. Bovendien geeft pensioensparen geen vermindering op de sociale bijdragen. Het VAPZ daarentegen is volledig aftrekbaar in de belastingen en ook aftrekbaar voor de sociale bijdragen. Dat is een erg belangrijk voordeel.

En een voordeel met leuke neveneffecten. De zelfstandige kan op die manier zijn loon optrekken zonder meer belastingen of sociale bijdragen te betalen. Dat kan belangrijk zijn voor een bedrijfsleider die met zijn vennootschap wil blijven genieten van het verminderde tarief in de vennootschapsbelasting (24,97 % op de eerste 25.000 euro in plaats van 33,99 %). Een van de voorwaarden hiervoor was tot vorig jaar dat de bedrijfsleider een loon moest ontvangen van minstens 25.000 euro. In 2005 wordt dat 27.000 euro, om geleidelijk opgetrokken te worden tot 36.000 euro in 2008. Die verplichte optrekking van het loon kan met een VAPZ ‘aangenamer’ gebeuren.

Wat zijn de nadelen van het VAPZ?

Het vrij aanvullend pensioen is dan wel de beste keuze, maar het zou natuurlijk te eenvoudig zijn als de kous daarmee af was. Het grootste nadeel van het VAPZ is de beperkte aftrekbaarheid. Er zijn twee mogelijkheden naargelang het soort VAPZ: gewoon of sociaal.

Het gewoon VAPZ bevat een waarborg voor leven en/of overlijden. Er mag in die formule maximaal 8,17 % van het inkomen betaald worden, met een absoluut plafond van 2487,2 euro in 2005.

Het sociaal VAPZ voorziet naast de waarborg voor leven en/of overlijden ook in een solidariteitsbetaling van 10 %, die bijvoorbeeld kan gebruikt worden voor een verzekering tegen arbeidsongeschiktheid. In ruil stijgt de aftrek naar 9,4 %, met een plafond van 2861,65 euro in 2005. Vroeger was het sociaal VAPZ enkel toegankelijk voor medische beroepen, notarissen, advocaten en gerechtsdeurwaarders. De Europese Unie had problemen met die discriminatie en dat ligt aan de basis van de liberalisering en harmonisering die begin 2004 van kracht werd.

“Het sociaal VAPZ ligt 15 % hoger,” rekent Jannick Beyens voor. “Er moet wettelijk minimaal 10 % voorzien worden voor de solidaire waarborgen. Dat betekent dat er nog steeds 5 % meer aan pensioenopbouw kan gedaan worden in het sociaal VAPZ. Het overgrote deel van onze leden stapte daarom over naar het sociaal VAPZ. Op de commerciële markt zijn er weinig financiële instellingen die een sociaal VAPZ aanbieden. Naviga-Mauretus (van Ethias) en Swiss Life (Belgium) doen dat wel. Fortis zou beginnen vanaf dit jaar. Maar KBC en ING bieden het nog niet aan.”

Birgit Hannes, adjunct-directeur levensverzekering en gezondheid van de verzekeraarsfederatie Assuralia, weet waarom. “De verzekeringswet is nog niet aangepast,” zegt ze. “Verzekeraars kunnen solidariteitsprestaties rechtstreeks aanbieden. Deze prestaties moeten echter afzonderlijk beheerd worden, los van de andere activiteiten van de verzekeraar. De verzekeringswetgeving daarentegen staat dit nog niet toe. Wij hopen tegen maart-april met de overheid een oplossing te bereiken. Daarom wachten sommige verzekeraars af.”

Volstaat het VAPZ?

De maximale premie die via het vrij aanvullend pensioen betaald kan worden, bedraagt dus 2861,64 euro. Dat zal niet volstaan om een pensioenkapitaal op te bouwen van bijvoorbeeld 300.000 euro of meer. De zelfstandige moet dus op zoek naar andere middelen, en die vindt hij in de tweede pijler. Bij groepsverzekeringen of individuele pensioentoezeggingen geldt immers de zogenaamde 80 %-regel. Het pensioen dat later wordt uitbetaald, mag niet hoger liggen dan 80 % van het laatst ontvangen loon (het VAPZ wordt wel meegeteld om die 80 % te berekenen). Die regel geeft heel wat meer ruimte. Bovendien kan je via de zogenaamde backservice van een groepsverzekering bijstorten wat je in het verleden niet van je toegestane ruimte hebt opgebruikt.

Die veel ruimere mogelijkheden van de groepsverzekering hebben veel zelfstandigen in het verleden aangezet er een af te sluiten. En daardoor werd het VAPZ over het hoofd gezien. Bovendien is het jarenlang onduidelijk geweest of de zelfstandige een groepsverzekering en het VAPZ mocht combineren. Nochtans is de beste strategie voor een zelfstandige eerst een vrij aanvullend pensioen af te sluiten en dan aan te vullen met bijvoorbeeld een groepsverzekering of een individuele pensioentoezegging, en pas in laatste instantie een derdepijlerproduct zoals het pensioensparen te gebruiken.

Dat is een duidelijke strategie voor wie nog geen pensioenverzekering heeft. Maar wat voor hen die er al wel een hebben?

Loont een overstap van groepsverzekering naar VAPZ?

Moeten zelfstandigen zo snel mogelijk stortingen aan hun groepsverzekering stopzetten en dat geld gebruiken voor een VAPZ? Eenvoudige vraag, maar een eenvoudig antwoord is er niet. “Dat is afhankelijk van je groepsverzekering,” waarschuwt Luc Vereycken voor al te snelle conclusies. “Niet alle verzekeringen staan bijvoorbeeld toe dat je kosteloos stopt met betalen.” Ook kan het best zo zijn dat de voorwaarden van uw groepsverzekering erg interessant zijn. In de eerdere vergelijking gingen we uit van een (vandaag gangbaar) rendement van 3,25 %. Maar als u nog een oude groepsverzekering hebt die 4,75 % garandeert, moet u gek zijn om die stop te zetten ten voordele van een VAPZ.

Welk soort VAPZ?

Het eerste criterium is het soort dekking: leven, overlijden, arbeidsongeschiktheid. Leven is uiteraard een zekerheid. Overlijden is ook aan te raden voor gehuwde of samenwonende zelfstandigen, maar voor ongehuwden is het minder interessant. Arbeidsongeschiktheid – die u enkel dekt in een sociaal VAPZ – is niet onbelangrijk, want een zelfstandige die zonder inkomen valt, ziet zwarte sneeuw. De wettelijke uitkeringen zijn immers ruimschoots onvoldoende (500 euro per maand).

Interessant is dat in een sociaal VAPZ een medisch onderzoek verboden is. De prijs van een verzekering tegen arbeidsongeschiktheid is minder belangrijk, de dekking (dat staat in de kleine lettertjes van de polis) is relevanter. Bent u gedekt als u werkonbekwaam wordt na een ongeval waarbij u iets te veel gedronken hebt? Wordt een depressie erkend of niet? Zijn gevaarlijke sporten verzekerd?

Tweede criterium is het rendement dat u krijgt. Pensioenkapitalisatie garandeert meestal een bepaald rendement en voorziet daarnaast in een winstdeelname. Heel wat verzekeraars hebben echter al twee jaar geen winstdeelname uitgekeerd (een artikel hierover in ons zusterblad Cash uit november vorig jaar vindt u op onze website). Daarom is het nu vooral zaak te focussen op het rendement: 3,75 % is meestal beter dan 3,25 %, want de winstdeelname zal niet vaak het verschil maken. “Het is ook belangrijk na te gaan hoever de rendementsgarantie reikt. Geldt ze ook op de toekomstige stortingen? En geldt het rendement onbeperkt tot de pensioenleeftijd, dan wel slechts over een beperkte duur?” zegt Birgit Hannes van Assuralia.

Een belangrijk verschil tussen de groepsverzekering en het VAPZ is het rendement. De groepsverzekering en de individuele pensioentoezegging voor zelfstandigen zijn niet verplicht een rendementsgarantie op te nemen. Dat opent de poort voor verzekeraars om meer risicovol te beleggen, bijvoorbeeld in Tak 23. Op termijn is de kans op een hoger rendement dus groter. Het VAPZ heeft een wettelijk verplichte nulgarantie: bij de pensionering moet minstens de som van de premies uitgekeerd worden. Daaruit vloeit voort dat een pensioeninstelling voor het VAPZ geen risicovolle beleggingen zal aanbieden en het verwachte rendement dus lager zal liggen. Tot nu toe bieden de meeste producten voor aanvullende pensioenen een gegarandeerd rendement van 3,25 %. Er mag echter verwacht worden dat wanneer de markt zich meer ontwikkelt, er ook meer creatieve formules op de markt zullen komen.

De beste keuze

“De beste keuze voor de volgende 25 jaar is onzinnig,” vindt Luc Vereycken. “Het belangrijkste is of je kan bijsturen zonder al te veel kosten en belastingen.” Vandaag is het VAPZ immers het beste systeem, maar de wetgever zal niet stilzitten en ook de persoonlijke behoeften kunnen wijzigen. En misschien wordt het VAPZ dan minder interessant. Het is dan belangrijk snel weg te kunnen zonder kosten en belastingen.

De mogelijkheid om de opgebouwde reserves over te dragen naar een nieuw systeem is een mogelijke ontsnappingsroute. “Bij een groepsverzekering en vrij aanvullend pensioen kunnen de reserves overgedragen worden,” zegt Jannick Beyens. “Maar niet van een VAPZ naar een groepsverzekering en ook niet omgekeerd.” Luc Vereycken verwacht in de komende jaren dat er zich een markt zal ontwikkelen rond de overdracht van reserves.

Guido Muelenaer

Wie nu 40 jaar is, heeft een pensioenkapitaal van 450.000 euro nodig.

Als u nog een oude groepsverzekering hebt die 4,75 % garandeert, moet u die niet stopzetten ten voordele van een VAPZ.

Het VAPZ kan helpen om te blijven genieten van het verminderde tarief in de vennootschapsbelasting.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content