“We zijn gewoon een heel actief volk”
Karel Cambien bundelde vijftig interviews met West-Vlaamse ondernemers. De clichés over de stugge Streuveliaanse boerenmanagers worden grondig aan gruizelementen gemokerd.
Rond Kortrijk en Roeselare vinden we het Texas van Vlaanderen, waar noest labeurende cowboys de katjes knijpen in het donker. “We zijn gewoon een heel actief volk en anderen hebben het daar misschien moeilijk mee,” reageert Jean Van Marcke, één van de boegbeelden uit de West-Vlaamse ondernemersgalerij. De 64-jarige gedelegeerd bestuurder van de participatiemaatschappij Van Marcke J. Invest en voorzitter van onder meer Lessius vindt de verwijzing naar de cowboys “een afgezaagd verhaal”. In het verleden werd er wel eens achter de haag geritseld: “Wij zijn van oorsprong een volk van blauwers, fraudeurs en plantrekkers. Dat moet je durven toegeven. Maar ik voeg er meteen aan toe: die associaties met fraude zijn misplaatst, want ze behoren wel degelijk tot het verleden.”
Die repliek vinden we in 50 ondernemers uit West-Vlaanderen 1992-2002, een selectie uit de tweehonderd coverinterviews die Karel Cambien (hoofdredacteur bij zakenzender Kanaal Z) de jongste tien jaar maakte voor het tijdschrift van de Kamer voor Handel en Nijverheid KORT, die onlangs opging in de fusie West-Vlaamse Kamers voor Handel en Nijverheid. Bij elk interview vinden we de oorspronkelijke datum, maar de tekst werd niet gewijzigd. Een beknopte toevoeging legt uit hoe de zaken evolueerden na het interview. Zo ontstaat een plejade van tijdsdocumenten. We kunnen zelfs terugblikken op de uitspraken waaraan Jo Lernout en Pol Hauspie zich waagden in 1996, toen nog in volle euforie. Er werd dus niet gekozen voor een brave aaneenrijging van succesverhalen. Bovendien krijgen niet alleen de doorgewinterde industriëlen het woord. In een aparte rubriek vinden we ook jonge wolven als Marc Coucke (apotheektoeleverancier Omega Pharma), Ivan Sabbe (supermarktketen Lidl Belgium) en Philippe Vlerick (tapijtproducent BIC Carpets en textielgroep Uco). Het predikaat jonge wolf werd wel erg ruim geïnterpreteerd. Bij het interview in 2001 was Philippe Vlerick, bijvoorbeeld, al een midveertiger.
De sluier van Juan Jorion. De bundel bevat ook een interview met Juan Jorion, de Bruggeling die naar Wervik trok en van daaruit zitmeubelfabriek Jori een wereldwijde reputatie bezorgde. Het ambachtelijk bedrijfje groeide uit tot een geduchte concurrent van designgrootheden als Rolf Benz. In de zowat 35 jaar van zijn meubelcarrière zag Jorion vele collega’s in Vlaanderen de deuren sluiten of de productie delokaliseren. Hij bleef en groeide dankzij een volgehouden principe: niet toegeven op kwaliteit. Vormt Oost-Europa dan geen verleidelijke uitweg? “Dat geloof ik niet. Ik heb dat zogenaamde alternatief ook grondig bestudeerd. Mijn slotsom luidt: de voordelen om daar te produceren, wegen niet op tegen de nadelen.”
Vreemd genoeg bleef de ondernemer al die tijd ver van de schijnwerpers vandaan. In een wereld waarin mode, faam en bekendheid vaak de doorslag geven, is die terughoudendheid des te opvallender. De meeste topmeubelmakers zoeken zelf gretig de media op, verkondigen er hun warrige orakels, maar de net zestig geworden Jorion zei begin juni 1999 laconiek: “Nog nooit eerder in mijn carrière zat ik oog in oog met een journalist. Aan een aureool, waarop zoveel zakenlui erg gesteld zijn, heb ik een bloedhekel.” Voor één keer zweert hij zijn verborgen leven af. “En dan nooit meer. Afgesproken?”
Eindelijk licht Jorion een tip, maar de sluier ook maar heel even helemaal afrukken, weigert hij. Cambien tracht hem kundig uit de tent te lokken met een vraag over zijn passie voor paarden, maar Jorion wil niets kwijt over zijn diverse andere zaken, behalve dan: “Ik heb nogal wat zakelijke belangen via een Portugese vriend. En ook in de VS en in Zuid-Amerika. Maar wie interesseert zich daarvoor? Het laatste wat ik wil, is mezelf ophemelen.”
Zaaien naar de zak. De keuze om koppig de spots te mijden, past wel keurig in het rijtje hardnekkige vooroordelen over West-Vlaamse zakenlieden. Wat meer uitleg over die karikatuur krijgen we opnieuw van Jean Van Marcke: “Wat de boeren hun zonen destijds leerden, bevat nog altijd veel waarheid. Eén: je moet hard werken, niet smart werken. Twee: je moet op je land blijven. Drie: je moet zaaien naar de zak. Vier: we hebben geen nood aan vreemde luizen. Wel, in veel van onze familiebedrijven gelden deze principes nog steeds. En ik zal meer zeggen: er is ook niets fout mee. Ze getuigen van gezond verstand en van gezond management.”
Dat statement neemt niet weg dat zowat alle geïnterviewde ondernemers, Van Marcke incluis, pleiten voor een open ondernemerschap, waarbij familiale eigendom en management gescheiden worden, waarbij allianties en samenwerking niet langer taboe zijn, waarbij vreemd kapitaal aangetrokken kan worden. Steeds meer managers genieten zelfs steeds meer van de schijnwerpers. Ze knijpen de katjes niet langer in het donker.
Luc De Decker [{ssquf}]
Karel Cambien, 50 ondernemers uit West-Vlaanderen 1992-2002. Groeninghe, 134 blz.
“Wat de boeren hun zonen destijds leerden, bevat nog altijd veel waarheid: je moet hard werken, op je land blijven, zaaien naar de zak en je hebt geen nood aan vreemde luizen.”
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier