WE HEBBEN EEN SCHITTERENDE OPLOSSING

Nauwelijks had Vlaanderen een eigen regering met economische bevoegdheden, of ze begon al meteen een toekomstgericht industriebeleid te voeren. Het oerprogramma was de Dirv-actie ( Derde Industriële Revolutie in Vlaanderen) van de eerste Vlaamse premier Gaston Geens (CVP). Die Dirv, gelanceerd in 1983, paste duidelijk in het offensieve technologiebeleid van de jaren tachtig waarin overal dezelfde “toekomsttechnologieën” werden nagejaagd: micro-elektronica, informatietechnologie, biotechnologie, nieuwe materialen.

Het meest zichtbare element van de Dirv-actie was de beurs Flanders Technology in Gent. De eerste editie, in 1983, bracht het nodige enthousiasme teweeg en telde bijna 120.000 bezoekers. De meeste recente, FTI Technoland, haalde met moeite 90.000 belangstellenden.

CLUSTERS.

Het Vlaamse innovatiebeleid, intussen onder leiding van Luc Van den Brande (CVP), is nooit helemaal zijn technology push-karakter kwijtgeraakt. Weliswaar is in de jaren negentig de clusterbeweging ook niet aan Vlaanderen voorbijgegaan. Maar daarbij werd nooit overdreven uitgegaan van bewezen sterkte. Zoals onlangs nog uit een artikel in het Nederlandse economenblad ESB (2 april 1999) naar voren kwam, ligt de sterkte van België nog steeds voor een groot stuk in de textiel (tapijten, speciale garens) en diamant. Die clusters bestaan, maar veel is er nooit gedaan om ze te versterken.

TEXTIEL.

Met de hulp van federale Belgische subsidies is de textielsector in de jaren tachtig weliswaar grondig gesaneerd en geherstructureerd (onze intussen wereldberoemde Willy Claes (SP) speelde daarbij een prominente rol), maar dat kan beter als een redelijk geslaagd voorbeeld van defensief industriebeleid worden bestempeld. Daarbij werd de concurrentiepositie hersteld, al ging wel twee derde van de werkgelegenheid verloren (van 188.600 in textiel en kleding in 1974, naar 63.000 in 1996. De Standaard, 19 juli 1997). En zoals de Waalse financier Albert Frère zijn fortuin opbouwde (ook al met de hulp van Claes) tijdens de sanering van de ijzer- en staalindustrie, zo ook de familie De Clerck van het intussen onder zes kinderen opgedeelde vroegere Beaulieu-imperium tijdens de uitvoering van het Textielplan. De Vlaamse tapijtproducenten zijn intussen goed voor een derde van de Europese tapijtproductie (De Standaard, 22 januari 1999). Het is nu een tekort aan geschoolde arbeidskrachten dat hen parten speelt!

ERKENNING.

Het Vlaamse clusterbeleid heeft intussen een hightechvlucht genomen. Tot voor kort konden clusters ook officieel erkend worden. Wat daarbij de criteria waren, werd nooit helemaal duidelijk. Zo werd er een Vlaams staalplaatcluster ( Clusta) erkend en voorts is er bijvoorbeeld nog het cluster VLI van de ” Vlaamse Luchtvaartindustrie” (goed voor wel 6000 arbeidsplaatsen, waarvan de helft bij de onderhoudsafdeling van Sabena), gehuisvest bij het Vlaams Economisch Verbond en met meer recht een branche-organisatie of lobbygroep te noemen…

VALLEIEN.

In december 1998 kondigde Van den Brande met de notitie ” Valleien aan het werk. Werk in de vallei” een nieuwe fase aan in het Vlaamse innovatiebeleid. Hij maakt nu een onderscheid tussen clusters en valleien. Bij de technologievalleien gaat het om “nieuwe hoogwaardige technologie”. Daardoor bestaan ze vooral uit bedrijven in de start- of groeifase. “Clusters daarentegen worden veeleer door bestaande bedrijven gevormd in de eerder mature sectoren.”

TIEN.

“Ter discussie en aanvulling” worden tien mogelijke “technologievalleien” genoemd. Daarbij niet alleen telkens een lijstje van succesverhalen, leidende onderzoeksinstituten en mogelijke vallei-hoofdsteden, maar ook een inventarisatie van de mate waarin er sprake is van hightechtalent (tien keer ja) en de juiste attitude (ook tien keer ja). Ook nu is de collectie weer erg ongelijk, gaande van bewezen specifieke sterkte (taaltechnologie, biotechnologie, digitale signaalverwerking) tot (meestal vaag gehouden) puur wishful thinking.

Zo wordt de automobieltoelevering genoemd, een sector waarover de professoren Koen Debackere en Koen De Backer onlangs nog een analyse publiceerden (“Clusterbeleid: een innovatie-instrument voor Vlaanderen? Reflecties op basis van een analyse van de automobielsector”, 1999, IWT-Observatorium). Uit de studie blijkt hoezeer deze sector bedreigd is. Als Van den Brande zijn terminologie consequent wil hanteren, moet hij het in dit verband ook eerder over een cluster dan over een vallei hebben. Voorts duiken lucht- en ruimtevaart weer op. En dan is er nog telecommunicatie in Mechelen, met Telenet als kampioen. Men moet trouwens uitkijken met dat kampioenenbeleid: de lessen uit binnen- en buitenland leren dat zoiets eerder tot subsidieverslaving dan tot economische kracht leidt.

BEHOEFTEN.

Zo mogelijk nog problematischer is dat de hele tekst weer een technology push-sfeer ademt: we hebben een schitterende technologische oplossing, we weten alleen nog niet voor welk probleem. Het is al jaren bekend dat technologische sterkte niet zomaar wordt vertaald in sterkte op de markt. Die problematiek is des te urgenter omdat de technologieën uit Van den Brandes valleien het stadium van ontdekking en exploratie al een tijd achter zich hebben en het daarom vooral zullen moeten hebben van innovatieve toepassingen. En dat veronderstelt een gerichtheid op gebruikers en hun mogelijke problemen en behoeften. Als je daar in Vlaanderen iets over opmerkt, is de klassieke reactie: wij hebben in het plan toch een sociaal luik voorzien? Alsof de zorg op de mogelijke met nieuwe technologie verbonden negatieve effecten slaat, in het verlengde van de oorspronkelijke Technology Assessment-beweging.

Waar het integendeel om draait, is of de technologievalleien iets te bieden zullen hebben voor de vele maatschappelijke uitdagingen en problemen waar we de komende tijd mee af te rekenen hebben, zoals veroudering, levenskwaliteit, stress, criminaliteit, milieu, leren leren… Oriëntatie daarop leidt veel sneller tot de echt innovatieve producten en diensten met een sterk marktappel.

Dr. Dany Jacobs is hoogleraar Strategisch Management aan de Rijksuniversiteit Groningen en associate dean van TSM Business School, het gemeenschappelijke managementinstituut van de universiteiten van Eindhoven, Groningen en Twente in Enschede.

DANY JACOBS

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content