Wat is een ‘maand’?
Studenten mogen fiscaal gerust wat bijverdienen. Maar op het gebied van de sociale zekerheid moeten zij rekening houden met een nieuwe grens.
De verschillende vaste bedragen die in de personenbelasting van toepassing zijn, worden jaarlijks aangepast aan de evolutie van het indexcijfer. In het wetboek zelf staan alleen de niet geïndexeerde bedragen vermeld. Om te weten hoe hoog die in werkelijkheid zijn, moet je ze vermenigvuldigen met een indexatiecoëfficiënt die jaarlijks wordt vastgesteld, maar die niet voor alle bedragen dezelfde is.
Veel eenvoudiger is het bijgevolg om de lijst van de geïndexeerde bedragen te raadplegen die jaarlijks door de administratie wordt opgemaakt en in het Belgisch Staatsblad verschijnt.
De geïndexeerde bedragen voor het aanslagjaar 2004 (inkomsten van 2003) kan je vandaag overigens al terugvinden op de website van de federale belastingadministraties (http://fiscus.fgov.be). Daar leer je bijvoorbeeld dat het belastingvrije minimum voor wie als alleenstaande wordt belast, stijgt van 5480 euro (aanslagjaar 2003) naar 5570 euro voor het aanslagjaar 2004. Voor wie gehuwd is, stijgt het belastingvrije minimum van 4350 euro (aanslagjaar 2003) naar 4610 euro voor het aanslagjaar 2004. Maar die laatste stijging is slechts gedeeltelijk het gevolg van de indexaanpassing. Zij is voor het grootste gedeelte het gevolg van het feit dat het basisbedrag van het belastingvrije minimum voor het aanslagjaar 2004 is opgetrokken van (ongeïndexeerd) 3250 euro naar (eveneens nog te indexeren) 3390 euro. Een maatregel die past in het beleid om de fiscale discriminatie van gehuwd samenwonenden progressief weg te werken.
Giften. Het geïndexeerde maximumplafond van het pensioensparen stijgt van 590 euro voor het aanslagjaar 2003 naar 600 euro voor het aanslagjaar 2004 (inkomsten van 2003). En het vrijgestelde bedrag aan interesten op een gewoon spaarboekje stijgt voor hetzelfde aanslagjaar van 1470 naar 1500 euro.
Door het spel van de afrondingen blijven de kleinste bedragen ongewijzigd. Het minimale bedrag van een fiscaal aftrekbare gift blijft voor het aanslagjaar 2004 dus behouden op 30 euro. En het vrijgestelde bedrag van de werkgeversbijdrage in de kosten van het woon-werkverkeer blijft, zoals vorig jaar, geplafonneerd op 150 euro. Althans voor wie geen gebruik maakt van het openbaar vervoer, of van collectief door de werkgever georganiseerd vervoer. Want wie daar wel gebruik van maakt, heeft recht op een veel hogere, meestal zelfs volledige vrijstelling. In ieder geval, op voorwaarde dat hij genoegen neemt met de aftrek van het algemene kostenforfait. De vrijstelling van de werkgeversbijdrage in de kosten van het woon-werkverkeer geldt immers niet voor wie zijn werkelijke beroepskosten bewijst.
Bestaansmiddelen. Altijd goed om weten is ook hoe hoog de grenzen zijn van de nettobestaansmiddelen die je mag hebben om fiscaal nog als persoon ten laste te worden beschouwd. Vorig jaar is de algemene grens van (ongeïndexeerd) 1500 euro opgetrokken naar 1800 euro. Na indexatie geeft dit een bedrag van 2410 euro voor het aanslagjaar 2003 en van 2450 euro voor het aanslagjaar 2004 (inkomsten van 2003). Voor kinderen ten laste van iemand die als een alleenstaande wordt belast, ligt de grens (ongeïndexeerd) op 2600 euro en, na de indexaanpassing, op 3480 euro voor het aanslagjaar 2003 en 3540 EUR voor het aanslagjaar 2004. Voor gehandicapte kinderen die ten laste zijn van iemand die als alleenstaande wordt belast, geldt een nog hogere grens, die bovendien vorig jaar nog werd verhoogd. Ongeïndexeerd bedraagt die 3300 euro en, na de indexaanpassing, 4420 euro voor het aanslagjaar 2003 en 4490 euro voor het aanslagjaar 2004.
Bij dit alles moet ook nog rekening worden gehouden met de bijzondere vrijstelling die enkele jaren geleden werd ingevoerd. Om te beoordelen of kinderen fiscaal nog ten laste zijn, moet geen rekening worden gehouden met de onderhoudsgelden die zij ontvangen, althans niet met een eerste schijf van (ongeïndexeerd) 1800 euro. Aangepast aan het indexcijfer ligt die grens voor het aanslagjaar 2003 op 2410 euro en voor het aanslagjaar 2004 op 2450 euro.
Dank zij deze vrijstelling kunnen ook kinderen die onderhoudsgelden ontvangen, met gerust gemoed – bijvoorbeeld als jobstudent – nog wat bijverdienen, zonder dat zij meteen moeten vrezen fiscaal niet langer ten laste te zijn.
Maand. Voor jobstudenten is er overigens ook nieuws van het zogenaamde parafiscale front. Wie bij een arbeidsovereenkomst voor studenten wordt tewerkgesteld in de periode van juli tot september, valt onder bepaalde voorwaarden buiten de gewone socialezekerheidsreglementering. De werkgever moet dan slechts een kleine patronale bijdrage betalen, en op het loon van de jobstudent moet ook slechts een minieme bijdrage worden ingehouden. Een van de voorwaarden luidt dat de tewerkstelling tijdens die periode (juli tot september) niet langer dan één maand mag duren.
In de praktijk is de vraag gerezen hoe deze voorwaarde begrepen moet worden als een werkstudent bijvoorbeeld door een uitzendbureau telkens voor enkele dagen wordt tewerkgesteld, bijvoorbeeld telkens van maandag tot en met vrijdag. Moeten de tussenliggende weekends dan worden meegeteld? Het Hof van Cassatie heeft beslist dat dit niet het geval is, en dat een maand in deze regeling moet worden begrepen als 31 arbeidsdagen. Maar dit is niet naar de zin van de sociale wetgever. Die heeft inmiddels beslist om de wet aan te passen. In de aangepaste wettekst staat te lezen dat de tewerkstelling van studenten in de periode juli tot september maximaal 23 arbeidsdagen mag bedragen. De nieuwe regeling geldt voor de eerste keer tijdens de eerstvolgende grote vakantie.
Jan Van Dyck [{ssquf}]
De auteur is advocaat en hoofdredacteur van Fiscoloog.
Een jobstudent mag maximaal 23 arbeidsdagen werken.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier