Waarom we ons geen ‘Europeaan’ voelen
De discussie over de toekomst van Europa komt stilaan op kruissnelheid. Dat is geen moment te vroeg, want de Europese structuur en de instellingen moeten klaar zijn tegen 2004. In dat jaar krijgen de tien nieuwe landen immers hun toegangsbewijs.
Problematisch is dat met de huidige manier van werken alles dreigt vast te lopen. En dat er nog steeds geen echt werkbare en algemeen aanvaardbare alternatieven uit de bus zijn gekomen. Er circuleren weliswaar ideeën, zoals de rechtstreekse verkiezing van een Europese president of de creatie van een senaat samengesteld uit leden van de nationale parlementen. Maar wanneer het er echt op aankomt, loopt Europa vast – getuige daarvan het grote aantal vragen dat keurig werd gebundeld in de Verklaring van Laken.
Lessen uit 1787. Met meer dan de gebruikelijke belangstelling bestudeert Europa momenteel de totstandkoming van de Amerikaanse grondwet uit 1787. De achterliggende redenering: misschien zitten er wel steunpunten in voor de beginselen van een Verenigde Staten van Europa.
De Amerikanen zelf snappen niet waarom daarover zoveel drukte wordt gemaakt. Andrew Moravcsik van het Center for European Studies aan de Universiteit van Harvard schreef recentelijk in het blad Newsweek dat een grondwet in bijna alle gevallen – ook in België – totstandkomt in een periode van crisis en dat niks het bestaan van de Europese Unie als zodanig bedreigt. “De eenheidsmarkt is een succes. De euro is een realiteit. De besprekingen met de kandidaat-lidstaten verlopen vlot, evenals de coördinatie van de defensie-, politie- en immigratiepolitiek.”
Lang niet iedereen zal het met Moravcsik eens zijn, maar een echte crisis is er inderdaad (nog) niet. Toch zijn we er, 45 jaar na de start van de bouw van het Europese huis, nog altijd niet in geslaagd om aan het begrip Europeaan een concrete inhoud te geven. Het handvest van de grondrechten van de Europese Unie is weliswaar een stap in die richting, maar voor de burger heeft het woord Europeaan een zeer beperkte en zeker geen emotionele inhoud, wat bij de Amerikanen wel het geval is.
Natuurlijk ontstond het Amerikaanse gevoel ook niet als bij toverslag in 1787. Wisten de bewoners veel wat er gaande was en wat de gevolgen waren. De hele klus werd door enkele individuen achter gesloten deuren afgehandeld. Over het democratisch deficit en de zorg over het gebrek aan betrokkenheid van de burger werd niet gesproken. Dat de federale overheid belastingen kon heffen, de handel tussen de lidstaten regelde, de immigratiepolitiek bepaalde, een leger en vloot mocht organiseren en besliste over buitenlandse politiek en oorlog zal meer hebben bijgedragen tot het ontstaan van de Amerikaanse gevoelens dan de gemeenschappelijke landbouwpolitiek tot de status van Europeaan.
In alle basisakten heeft men het trouwens over de volkeren van Europa, om maar te zeggen dat aan de verscheidenheid van de lidstaten altijd al een groter belang is gehecht dan aan het geheel. De burger, hierin sterk aangemoedigd door de nationale en regionale verantwoordelijken, heeft de indruk dat een groot gedeelte van wat zijn doen en laten beïnvloedt, gedirigeerd en beslist wordt door een aantal machtige technocraten in Brussel.
Gedeeltelijk is dat ook zo, aangezien alleen de Europese Commissie wetgevende initiatieven kan nemen en zo de politiek stuurt. Maar uiteindelijk zijn de commissarissen allemaal aangewezen door de nationale regeringen. En de verdeling van de bevoegdheden wordt door de normale machtsstrijd tussen de lidstaten bepaald. Voor de administratie van de Commissie is een verdeelsleutel op basis van nationaliteit van toepassing en lange tijd werden zelfs bepaalde departementen aan specifieke lidstaten voorbehouden. Maar qua mensen en eigen middelen betekent die administratie, in vergelijking met de Verenigde Staten, maar weinig. De Europese instellingen doen het met één veertigste van het personeel en één vijftigste van de inkomsten. En van die laatste gaat nog de helft naar landbouw.
Ergerlijk schouwspel. Al te vaak wordt het belang van de nationale administraties en raden van ministers (bewust) onderschat. Uiteindelijk haalt geen enkele richtlijn de eindmeet zonder nationale inspraak en meestal ook nationale goedkeuring. Het democratisch deficit, het gebrek aan betrokkenheid is vooral toe te schrijven aan de geringe mate van openheid en democratische ingesteldheid van de eigen nationale vertegenwoordigers. Of het nu gaat om de nitraatrichtlijn of de doelstellingen van het Kyoto Protocol, telkens hebben wij mee kunnen beslissen.
Er wordt maar zelden melding gemaakt van een beslissing die door de raad van ministers is goedgekeurd zonder dat België het daar eens mee was. Doorgaans dringen de gevolgen van de Europese wetgeving pas door als ze op nationaal of regionaal vlak worden doorgevoerd. Als dat niet verandert, zal de vervreemding blijven bestaan. Het is niet met de rechtstreekse verkiezing van een Europese president of Commissie, of door het opzetten van een tweede kamer (senaat) dat de zaken zullen veranderen. Kijk maar naar de nationale politiek: ook daar slagen de lokale verkiezingen er niet in om de kloof tussen burger en politiek automatisch te verkleinen.
Het Europees Parlement krijgt terecht een steeds belangrijkere rol in de Europese besluitvorming, maar de veelheid aan voorstellen en vooral de details waarover het zich moet uitspreken, maakt goed werken nagenoeg onmogelijk. Er zouden geen bezoekers mogen worden toegelaten op het ogenblik van de stemming in de plenaire vergadering. Het is een ergerlijk schouwspel als de parlementairen er binnen het uur 21 voorstellen en 289 amendementen moeten doorjagen. Behalve een handvol geroutineerde politieke coördinatoren weet nog nauwelijks iemand waarover er wordt gestemd. Er kan nog heel wat verbeteren aan de instellingen en procedures, maar of dit de burger dichter bij een Europese identiteit zal brengen, is twijfelachtig.
Huib Crauwels [{ssquf}]
De auteur is sinds 1990 European Affairs Officer bij een multinational en was voordien actief in de pers- en de financiële wereld.
Het democratisch deficit in Europa is vooral toe te schrijven aan de weinig democratische ingesteldheid van de eigen, nationale vertegenwoordigers.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier