WAAR BLIJFT VLAANDEREN?

Op acht maanden van de verkiezingen dreigt het parlementair debat rond de “Schrikkelnota”, waarin de Vlaamse regering ruim twee jaar geleden haar krachtlijnen voor een nieuwe staatshervorming heeft uiteengezet, te verzanden in een pre-electorale egelstelling.

Langs Vlaamse kant – bij de Leuvense economen – blijft het daaromtrent de jongste tijd opvallend stil. Er verschijnen slechts weinig studies met betrekking tot deze materie. Franstalig België daarentegen blijkt zich op de komende communautaire ronde ijverig voor te bereiden. Sinds de lente van dit jaar werkt een beperkt universitair team in opdracht van de voorzitters van vier Franstalige partijen – PS, PSC, PRL-FDF en Ecolo – in alle stilte aan een multifunctioneel instrument, dat de verdeling van de financiële en budgettaire stromen tussen de federale overheid en de gewesten en gemeenschappen opvolgt en analyseert. Voor Franstalig België is dat een vrij uniek initiatief. Paul Kestens, professor aan het departement economie van de Université Libre de Bruxelles ( ULB), licht het project toe.

TRENDS. Het onderzoek is uitbesteed aan een beperkte groep. Waarom heeft u de opdracht aanvaard?

PAUL KESTENS (ULB). In de eerste plaats stel ik met genoegen vast dat de vraag werd gesteld aan een ‘beperkte’ onderzoeksgroep, slechts verbonden aan twee universiteiten (de ULB en de Université de Namur). De drie aangezochte professoren hebben een grondige kennis van publieke financiën en regionale economie. Bovendien kennen we elkaar vrij goed. Samen met Robert Deschamps ( Université de Namur) ben ik lid van de Hoge Raad van Financiën. En Michel Mignolet ( Université de Namur) was samen met mij en anderen één van de personen die in de jaren ’80 de eerste Waalse regionale rekeningen heeft opgesteld. Dat schept een werkbare band. Tegelijk ben ik blij dat ik binnen de groep het Brusselse standpunt kan inbrengen. De communautaire dialoog is er één van Noord-Zuid, bijna over het hoofd van Brussel heen.

De vier partijen gaven u in eerste instantie de opdracht een gegevensbank uit te bouwen. Met welke inhoud?

Het eerste luik behelst de uitbouw van een coherente ‘regionale’ macro-economische databank. Deze omvat zoveel mogelijk relevante informatie over de macro-economische en budgettaire stromen op federaal niveau (inclusief sociale zekerheid), de determinanten ervan en de spreiding over de verschillende gewesten en gemeenschappen. Het gaat dan niet om het aanmaken van nieuwe cijfers, maar wel om het kritisch verzamelen en homogeniseren van bestaande regionale data, die ons ter beschikking worden gesteld door verschillende (para-)federale overheidsinstellingen.

Waartoe zullen de verzamelde gegevens worden gebruikt?

Ik zie twee pistes. Een eerste analyse is prospectief, maar veronderstelt een constante wetgeving. Neem nu de pensioenen. Daar luidt de vraag: welke is de invloed van de veroudering van de bevolking op de regionale spreiding van de federale pensioenuitgaven, binnen de context van de bestaande pensioensystemen?

Het gaat hier niet om een macro-economisch model, zoals het Planbureau er één heeft. Het is geen zwarte doos waar men iets instopt zonder te weten hoe het eruit komt. Het is un simulateur, die de wetgeving reflecteert en die, op een sequentiële manier, de rechtstreekse impact beschouwt van de verschillende determinanten.

Het kan toch niet de bedoeling zijn alleen budgettaire ontwikkelingen te voorspellen bij een wetgeving die ongewijzigd blijft?

Neen, de tweede piste in het analytisch luik is precies het voorspellen van de regionale effecten van discretionaire, alternatieve ingrepen op budgettair vlak. Wat gebeurt er als de institutionele regels worden gewijzigd? Wat geschiedt als bepaalde takken van de sociale zekerheid worden gedefederaliseerd? Maar, de analyse gaat ook veel verder. Zo is het mogelijk om na te gaan welke het effect is op de regionale spreiding van overheidsuitgaven, als de federale spelregels worden gewijzigd, zonder dat bijvoorbeeld de bevoegdheidsverdeling verandert. Het is dus meer dan alleen een analyse-instrument voor elementen die direct in het vizier liggen van bepaalde politieke partijen.

Op hun persconferentie hebben de Franstalige voorzitters gesteld dat zij op basis van dit model moeten kunnen uitmaken welke de gevolgen zijn van de Vlaamse eisen voor het eigen deelgebied?

De bevoorrechte gebruikers zijn natuurlijk de opdrachtgevers. Het model biedt hen een instrument om bij de komende regeringsonderhandelingen de regionale implicaties van beleidsopties in te schatten, of ze nu op federaal niveau worden uitgevoerd of niet. Het gaat dus verder dan het aanreiken van een wapen aan de Franstaligen om zich, in het kader van een ‘defensieve’ strategie, te verdedigen tegen de aanvallen van Vlaamse partijen. Het is geen Maginot-linie, geen verdedigingslijn, geen dam die men wil opwerpen tegen de Vlaamse voorstellen. Het is wel een hulpmiddel bij het nemen van gedegen en weldoordachte beleidskeuzen.

Ik ben misschien nog altijd zo naïef te denken dat Vlaanderen geen economisch en sociaal paradijs wil zijn, naast een Waalse woestijn. Ik denk dat het goed is steeds in ogenschouw te nemen dat de ontwikkeling van elkeen kan steunen op de ontwikkeling van de twee andere.

Het model zou ongeveer gebruiksklaar zijn. Enkel de concrete pakketten zouden nog moeten worden ingevuld?

Niet zo snel. Het tijdschema ziet eruit als volgt: de basisdatabank is voor 90% klaar en afgeleverd begin september, zoals afgesproken. Deze wordt nu continu geactualiseerd en bijgewerkt op basis van nieuwe gegevens en noden van het onderzoek. De volgende afspraak is begin 1999. Dan zullen we een geheel van simulatoren ter beschikking kunnen stellen die de grote krachtlijnen van de budgettaire evoluties bij een ongewijzigd beleid moeten duidelijk maken. Dit zal een ‘semi-afgewerkt’ product zijn. Tijdens het eerste semester van 1999 zullen alternatieve scenario’s worden bestudeerd. Hier staan we nog nergens. Er is zelfs nog geen lastencahier opgesteld door de Franstalige partijvoorzitters. Dit zal natuurlijk wel gebeuren. Naarmate de verkiezingen naderen en de partijprogramma’s worden opgesteld, zal de vraag naar discretionaire simulaties toenemen. Alhoewel ik, uit ervaring, nogal sceptisch sta tegenover het mogelijk gebruik door de politieke wereld van de resultaten van wetenschappelijk onderzoek.

GUY CLEMER

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content