VRIJSTELLING VOOR KAPITAAL- EN INTERESTSUBSIDIES

In de vennootschapsbelasting geldt voortaan een vrijstelling voor bepaalde gewestelijke interest- en kapitaalsubsidies.

Subsidies die een onderneming ontvangt, zijn in principe belastbaar. Maar om te vermijden dat het financiële voordeel van een subsidie onmiddellijk voor een groot gedeelte in rook opgaat (lees: wordt wegbelast) heeft de fiscale wetgever vele jaren geleden een bijzonder taxatiestelsel uitgewerkt voor sommige subsidies.

Het stelsel impliceert dat kapitaalsubsidies die van overheidswege worden toegekend om vaste activa aan te schaffen of tot stand te brengen, niet in één keer worden belast. De belasting wordt gespreid over de afschrijftermijn van het actiefbestanddeel. De kapitaalsubsidie wordt belastbaar naarmate de betrokken activa worden afgeschreven.

Rente. Deze regeling geldt in beginsel alleen voor kapitaalsubsidies. Niet dus voor rentesubsidies. Maar dit betekent niet dat rentesubsidies altijd in een keer worden belast. In de rechtspraak is al bij herhaling aanvaard dat rentesubsidies in bepaalde gevallen ook gespreid worden belast. Dit is meer bepaald het geval als de rentetoelage weliswaar in een keer wordt uitbetaald, maar betrekking heeft op een investering die over meerdere boekjaren gespreid wordt. Volgens de boekhoudwetgeving moet de ontvangen subsidie in dat geval parallel met de rentekosten worden geboekt in het boekjaar waarop die kosten betrekking hebben, ongeacht het jaar van de ontvangst ervan.

De belastbare winst wordt in beginsel vastgesteld volgens de regels van het boekhoudrecht, tenzij de fiscale wet in een afwijking voorziet. Voor rentesubsidies is een dergelijke afwijking niet voorhanden. Dit betekent dat een rentesubsidie slechts belastbaar wordt naarmate ze geboekt wordt. Het resultaat is dat ze ook gespreid wordt belast.

Vrijstelling. De spreiding van de belasting verzacht het leed, maar neemt het niet weg. Wat de overheid met de ene hand aan subsidies geeft, neemt ze met de andere hand voor een groot deel weer terug door de subsidie aan belasting te onderwerpen.

Zolang dit spel van ‘geven en nemen’ door dezelfde overheid gebeurt, is er niets aan de hand. Erger wordt het wanneer er verschillende overheden in het spel zijn: een die de subsidie ver- strekt, en een andere die de belasting heft. De subsidiërende overheid ziet dan de financiële inspanningen die zij zich getroost gedeeltelijk tenietgedaan door de fiscale honger van de andere overheid.

Dat doet zich onder meer voor op het gebied van subsidies die kaderen in de economische expansiewetgeving. Deze wetgeving is vandaag een bevoegdheid van de drie gewesten. Terwijl het nog altijd de federale overheid is die de inkomstenbelasting heft. Het gevolg is duidelijk: hoe meer inspanningen een gewest doet om ondernemingen in het kader van haar economische expansiewetgeving te steunen, hoe beter de federale overheid ervan wordt. Haar opbrengst aan inkomstenbelastingen gaat alleen maar omhoog.

Eind vorig jaar heeft de wetgever eindelijk paal en perk gesteld aan deze onlogische toestand. In de wet betreffende het Generatiepact werd een bepaling opgenomen die in een volledige vrijstelling van vennootschapsbelasting voorziet voor kapitaal- en interestsubsidies die de gewesten ter uitvoering van de economische expansiewetgeving toekennen om immateriële en materiële vaste activa aan te schaffen of tot stand te brengen.

De vrijstelling geldt alleen voor de toekomst. Meer bepaald, voor subsidies die ten vroegste ‘betekend’ worden vanaf 1 januari 2006, en voor zover dat ten vroegste gebeurt in een belastbaar tijdperk dat met het aanslagjaar 2007 verbonden is. Voor vennootschappen die hun boekjaar per kalenderjaar voeren, wil dit gewoon zeggen dat de vrijstelling van toepassing is op de subsidies die hen vanaf begin dit jaar betekend worden.

De vrijstelling is niet zonder meer verworven. Zij is slechts definitief als de activa waarvoor de gewestelijke kapitaal- of rentesubsidies worden toegekend, gedurende ten minste drie jaar in de vennootschap behouden blijven. Is dat niet het geval, dan wordt de voorheen vrijgestelde subsidie alsnog belast. De sanctie geldt nochtans niet als de vroegtijdige vervreemding van het actiefbestanddeel het gevolg is van (onder meer) een schadegeval.

Tegenhanger. Enkele jaren geleden besliste de federale wetgever dat een aantal gewestelijke belastingen niet langer als beroepskosten aftrekbaar zijn. Dit is onder meer het geval voor de gewestelijke belastingen op oppervlaktewateren en de gewestelijke leegstandsheffingen. De achterliggende redenering is duidelijk: de federale overheid wil deze gewestelijke belastingen niet mee financieren. Zij mogen daarom niet langer van de belastbare grondslag afgetrokken worden.

De vrijstelling van de gewestelijke subsidies is eigenlijk een logische tegenhanger daarvan. Als de federale overheid niet wil dat een gedeelte van de kostprijs van gewestelijke belastingen op haar wordt afgewenteld, dan is het niet meer dan normaal dat zij ook niet meeprofiteert van subsidies die de gewesten aan hun ondernemingen toekennen.

De auteur is advocaat en hoofdredacteur van Fiscoloog.

Jan Van Dyck

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content