Vrij spel voor de rechters
E liane Liekendael of Ludo Goossens? Willen we magistraten zoals de gewezen procureur-generaal van Cassatie, die als sfinxen in paarse toga’s wereldvreemde beslissingen nemen? Was het ‘spaghetti-arrest’ terecht, want dura lex, sed lex? Of willen we actieve rechters, zoals de Turnhoutse voorzitter van de rechtbank van koophandel, die met beide voeten in de realiteit staan? Vonnissen die de problemen niet verergeren maar worden geschreven met het oog op een werkbare oplossing?
Voorzitter Ludo Goossens was een hoofdactor bij de (voorlopige?) redding van Brepols, omdat hij een ‘wettelijke’ doorstartoperatie van de grafische onderneming mogelijk maakte via de constructie van het gerechtelijk akkoord (zie blz. 40). Het is niet de eerste keer dat rechters van koophandel erg ver meegaan in de redenering van ondernemingen. Hun dagelijkse ervaring met ondernemingspraktijken en de bijstand van twee lekenrechters uit het bedrijfsleven maken hen weerbaar genoeg om kort op de bal te spelen. Dendermonde, Antwerpen en Ieper zijn andere arrondissementen waar rechters het wetboek creatief durven te hanteren. In commerciële geschillen is dat (net als bijvoorbeeld in arbeids- en sociale zaken) een goede zaak.
Ook in andere rechtbanken krijgen rechters echter meer en meer vrij spel bij gebrek aan duidelijke wetten. Hele rechtstakken die een impact hebben op het ondernemingsleven (bestuurdersaansprakelijkheid, de collectieve schuldenregeling en handel met voorkennis, bijvoorbeeld) komen niet in het parlement maar in de rechtbank tot stand.
Die tendens heeft twee oorzaken: ‘open’ en ‘slechte’ wetten. De eerste soort is een gevolg van gebrek aan politieke moed. Het parlement wil de schijn wekken een oplossing te geven aan een probleem, maar blijft in het compromis hangen. Het laat de concretisering van een vage wet over aan de rechtbanken. De rechter kan zich in dat geval niet beperken tot een ‘marginale toetsing’, maar moet een oplossing bieden voor een politiek probleem. Het beste voorbeeld is de wet die het Vlaams Blok moest verbieden als politieke partij. Ook de drugswet van deze regering lijkt in die richting te gaan. Het ‘bestuur door rechters’ wordt nog in de hand gewerkt door de verregaande bevoegdheden die het Arbitragehof zich toeëigent. Hopelijk maakt het volgende kabinet een einde aan de praktijk van de ‘wetsweigering’, die haar eigen politieke verantwoordelijkheid negeert.
De tweede soort wetten die de rechtbanken vrij spel geeft, is een gevolg van de slordige manier waarop de politiek recht tot stand brengt. Het parlement wordt een wetsfabriek die onvolmaakte, tegenstrijdige of dubbelzinnige regels spuit. Ze bieden geen enkele houvast aan de magistraat, zodat nijvere parlementsleden als Geert Bourgeois ( N-VA) of Fred Erdman (SP.A) een paar jaar later het initiatief moeten nemen tot ‘reparatiewetten’. Ook dat kan worden vermeden. Binnen het bestaande juridische kader is het al nuttig om de Raad van State zijn werk te laten doen als adviesorgaan, in plaats van hem voortdurend te negeren. Misschien loont het de moeite om de Nederlandse praktijk toe te passen, waarbij elke wet wetenschappelijk wordt getoetst op de administratieve last en maatschappelijke gevolgen die hij teweeg zal brengen (zie blz. 58). Een ‘Maatschappelijke Effectenrapport’ leidt niet alleen tot minder maar ook tot betere wetten. Een idee voor de volgende regering?
Hans Brockmans
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier