VOORAFBETALINGEN. STOK ACHTER DE DEUR. Over de zichtbaarheid van belastingen
Wat niet weet, niet deert. Neem bijvoorbeeld de totale kostprijs van de bezoldiging van een loon- en weddetrekkende. Doorgaans ziet men alleen het nettoloon dat op het loonbriefje verschijnt. Of het nettoloon dat op de bankrekening wordt gestort.
De proef op de som : wie van de lezers van deze rubriek weet onmiddellijk te zeggen hoeveel hij “bruto” verdient ? En hoeveel zijn brutobezoldiging in werkelijkheid “kost” als men daarenboven ook nog eens rekening houdt met de torenhoge patronale bijdragen die bovenop de bruto-bezoldiging van een werknemer verschuldigd zijn ?
Hoe minder men zich bewust is van het verschil tussen “bruto” en “netto”, hoe minder slapeloze nachten men zich hoeft te getroosten met piekeren over de goede of kwade bestemming van al dat schone geld dat naar de sociale-zekerheidskassen wegvloeit.
Hetzelfde fenomeen doet zich ook voor op het gebied van de “echte” belastingen. Volgens belastingpsychologen die het kunnen weten, is de beste belasting immers nog steeds de belasting “die men niet ziet”.
De BTW is zo’n belasting. De partikuliere konsument betaalt de geafficheerde prijs, die normaal gezien altijd een prijs is, inclusief BTW. Belasting dus die men niet ziet, en waarvan men de druk alleen maar kan bevroeden als men behoort tot het soort burgers dat een “neus” voor belastingen heeft. Medeburgers die, gewapend met belastingberekeningsprogramma’s en rekenmachines, achter elke hoek van de samenleving een belastingontvanger vermoeden en vrezen. Of kollega’s belastingplichtigen die sneller van vijf frank verloren belastinggeld wakker liggen dan van de derde wereldoorlog die belastinggoeroe Albert Tiberghien onlangs nog naar aanleiding van de viering van zijn tachtigste verjaardag zwartgallig heeft voorspeld.
BESEF.
De BTW “ziet” men niet. Althans niet in het circuit van de leveringen en diensten die ten behoeve van partikulieren plaatsvinden. Wat uiteraard niet wil zeggen dat de gemiddelde Belg niet zou beseffen dat hij wel degelijk “BTW betaalt”. Maar hoeveel dat precies is, zal hij allicht slechts kunnen vermoeden. Zeker als er bovendien nog andere belastingen in het spel zijn. Aksijnzen bijvoorbeeld. Op alkohol of op sigaretten.
Tabak is niet alleen zeer schadelijk voor de gezondheid. Het kost ook een fortuin aan belastingen. Hoeveel kettingrokers weten dat de beste belastingbesparing die zij kunnen verwezenlijken, bestaat in het ophouden met roken ? De sigaret waar men zo driftig aan verslaafd is, gaat op in rook, in het niets. En de prijs die men ervoor betaalt, gaat voor het grootste gedeelte, niet naar de verkoper, niet naar de fabrikant, niet naar de uitbater van de tabaksplantage. Wel naar de fiskus. Hoe meer men rookt, hoe meer men drinkt, hoe meer benzine men verstookt (want ook daar krioelt het van aksijnzen), hoe sneller de problemen van de Schatkist tot het verleden behoren. Dat is de cynische tegenspraak van elke overheidscampagne die zogezegd bedoeld is om de burgers op het rechte pad te helpen, weg van de alkohol, weg van de tabak en op naar het openbaar vervoer.
ANTICIPATIEF.
Verdoken belastingen vindt men trouwens in alle hoeken en kanten van het belastingbedrijf. Beurstaksen en taksen op verzekeringskontrakten bijvoorbeeld, met als uitschieter de successierechten, de belasting die haar necrofiele opwachting maakt als men al lang dood en begraven is ; maar die dan wel als nadeel heeft dat ze voor de erfgenamen een meer dan goed zichtbare belasting vormt. Of nog, de anticipatieve heffing op de tegoeden van individuele levensverzekeringen of van het pensioensparen. Een belasting die enkele jaren geleden uitgevonden werd om de fiskus wat vlugger aan de opbrengst te helpen van de belasting die op de uitkeringen van individuele levensverzekeringen of van het pensioensparen drukt.
Normaal worden die uitkeringen slechts aan belasting onderworpen op het ogenblik dat de kapitalen of renten ook effektief worden uitgekeerd. Maar om die belasting vroeger te kunnen innen, heft men nu een biezondere belasting op het ogenblik dat de verzekerde persoon of de pensioenspaarder de leeftijd van zestig jaar bereikt. Voor die vervroegde heffing kan men natuurlijk niet bij de verzekeringnemer of pensioenspaarder terecht. Hij heeft immers nog niets ontvangen. Daarom dat de fiskus zich keert naar de verzekeraar of naar de instelling die het pensioensparen organizeert. Zij zijn de belastingschuldigen. Zij moeten die anticipatieve heffing betalen. In principe uit eigen zak. Maar zij mogen de kostprijs ervan wel verhalen door hem in te houden op de verzekerde kapitalen of op de spaartegoeden. In feite is het dus de verzekeringnemer of de pensioenspaarder die de belasting uiteindelijk draagt.
De anticipatieve heffing werkt trouwens ook bevrijdend. Op de uitkeringen van individuele levensverzekeringen en van pensioenspaarkontrakten die de anticipatieve heffing hebben ondergaan, is geen personenbelasting meer verschuldigd. Die belasting is onzichtbaar geworden, via het ommetje van de anticipatieve heffing die “visueel” niet door de verzekerde of de pensioenspaarder betaald wordt, maar wel door de verzekeraar of de financiële instelling waarbij men “aan pensioensparen doet”. Vandaar dat in reklameboodschappen voor levensverzekeringen, enzovoort, tegenwoordig met geen woord meer gerept wordt over belasting op de uitkeringen. Er is geen belasting meer. De uitkeringen zijn belastingvrij. Al weten de lezers van deze rubriek, met de bovenstaande uitleg, intussen wel beter.
ZACHT.
Zeggen dat de bedrijfsvoorheffing ook een “verdoken” belasting is, gaat te ver. De bedrijfsvoorheffing staat klaar en duidelijk op de individuele loonfiche vermeld. En men moet ze ook nog eens eigenhandig overschrijven op het aangifteformulier in de personenbelasting. Maar belastingpsychologisch bekeken, heeft ze toch wel enkele trekjes van een “zachte” belasting, van een belasting die men niet honderd procent waarneemt, waarvan men zich niet ten volle bewust is. Net als de hoger vermelde kostprijs van de sociale-zekerheidsbijdragen.
Wat ingehouden wordt op het loon, is men immers kwijt. Men heeft het nooit gehad. Men kan er daarom ook moeilijk heel rouwig om zijn. Men heeft het schone geld nooit gezien, het niet naar de bank kunnen brengen ; en dus ook nooit kunnen dromen van verre reizen naar exotische bestemmingen, die men met zoveel geld gemakkelijk zou kunnen betalen. De bedrijfsvoorheffing dwingt de belastingplichtige tot realisme. Wat hij heeft, is wat overblijft, na inhouding van de sociale-zekerheidsbijdragen en van de bedrijfsvoorheffing. Meestal is dat niet meer zo heel erg veel.
Zo bekeken, hebben zelfstandigen pech. Bij handelaars, nijveraars of landbouwers, of bij beoefenaars van vrije beroepen, kan men natuurlijk geen bedrijfsvoorheffing inhouden. Zij ontvangen hun inkomsten of honoraria volledig bruto. En moeten daarna zelf het deel dat aan de keizer toekomt, naar de offertafels van de fiskus brengen. Dat doet zeer.
Van wat binnenkomt en aanschouwbaar in de kassa of op de bankrekening te pronken staat, moet immers eerst een groot deel afgedragen worden naar de BTW. Vervolgens een deel naar de sociale-zekerheidskassen, en tenslotte schuift ook de ontvanger van de personenbelasting aan. Hij wil ook zijn deel van de koek. En liefst zo vroeg mogelijk.
Daarom dat naar analogie met het systeem van de bedrijfsvoorheffing, het stelsel van de voorafbetalingen uitgevonden werd. Een stelsel waarbij de personenbelasting al in de loop van het inkomstenjaar in schijfjes wordt betaald.
KOMBINATIE.
Maar hoe verleid je zelfstandigen om aan zo’n stelsel deel te nemen ? Door ze te belonen ? Of door ze te bestraffen ? In het bestaande stelsel van voorafbetalingen werkt men met een kombinatie van die twee. Zelfstandigen die geen voorafbetalingen doen, of te weinig voorafbetalen, worden gestraft met een hoge belastingvermeerdering. En eufemistisch bekeken, kan men dus stellen dat zelfstandigen die wel voldoende voorafbetalen, “beloond” worden aangezien zij op die manier ontsnappen aan de dreigende belastingvermeerdering die als een zwaard van Damocles boven hun hoofd hangt. Voor het aanslagjaar 1996, dus voor de inkomsten van 1995 bedraagt deze belastingvermeerdering gemiddeld 15,75 %. Dat hoge tarief weerspiegelt geenszins uitsluitend de potentiële renteopbrengst van het geld. Het gaat om veel meer. Om een echte stok achter de deur voor wie niet voldoende voorafbetaalt.
Hoeveel men moet voorafbetalen, en hoe men die voorafbetalingen best spreidt over het jaar, dat kan elke bankier tot in de kleinste details uitleggen. Hij zal dat trouwens ook graag doen. Elke financiële instelling heeft immers een pakket ten behoeve van zelfstandigen, met daarin een aantal mogelijkheden van krediet, gespreide maandelijkse betalingen, enzovoort. De intresten die men aan de bank betaalt als men geld leent om deel te nemen aan het verplichte stelsel van voorafbetalingen van zelfstandigen, zijn trouwens als beroepskost aftrekbaar.
Zij vormen deel van het fiskale spel van bestraffen en belonen : de harde noot van het voorafbetalen, wordt immers zachter om kraken, in de zoete wetenschap dat men de fiskus alsnog een voetje kan lichten door aftrekbare interesten te betalen aan de bank.
JAN VAN DYCK
Jan van Dyck is fiskalist.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier