Voetbal of toneel?

Met zijn zopas vertaalde, uitgesponnen essay ‘Ondankbaarheid’ trekt Alain Finkielkraut nogmaals van leer tegen het cultuurrelativisme. En hij neemt het resoluut op voor kleine naties.

Zelfbewuste Vlamingen kunnen ongetwijfeld instemmend citeren uit talloze passages in Ondankbaarheid, het wat brokkelig samengestelde essay waarin de Franse jood Alain Finkielkraut zijn bekende stokpaardjes berijdt. Naast een vlijmende waarschuwing tegen de uitholling van de klassieke cultuur, het verkruimelen van het autonome denken, het verpieteren van het degelijke onderwijs en de verwaarlozing van de heldere taal, plaatst hij nu ook scherpe vraagtekens bij de ongebreidelde globalisering en gaat hij in op de overlevingsstrijd van kleine naties.

Het koesteren van de kleine natie betekent evenwel geen vrijbrief voor eng nationalisme. Precies daarom klinkt het betoog van Finkielkraut zo aangenaam. Hij heeft het over een zelfbewust, maar ook tolerant en democratisch nationalisme, dat zich thuis voelt in de internationale context. Het gaat om naties die terecht een plaats opeisen voor hun cultuur, hun taal, hun autonomie. Dat mag niet verward worden met eng ooglappennationalisme.

Finkielkraut begrijpt, maar laakt de defensieve reactie van vele (miskende) naties. Ze werden (of worden nog) zo lang onderdrukt, dat ze zich optrekken aan een van haat en onrecht doordrongen reactie. Uiteraard schuilt daarin een ontzettend gevaar. De meest ontstellende illustraties daarvan hebben we de jongste tijd in het uiteengespatte Joegoslavië gezien.

Grenzen in Sarajevo.

De wreedheid van de Joegoslavische boedelscheiding mag ons niet naar het andere uiterste drijven. Finkielkraut ziet ook wel in dat het in de hel van de Joegoslavische conflicten erg verleidelijk werd om Sarajevo en al gauw zelfs heel Bosnië te gaan beschouwen als het kosmopolitische alternatief voor de diepgewortelde, geobsedeerde manier waarmee de diverse volksgroepen hun identiteit beklemtoonden. Schrijft hij: “Terwijl overal elders in het voormalige Joegoslavië de demon van het fanatisme vrij spel kreeg, leek boven Bosnië de vlag van de tolerantie te wapperen. Men had niet te maken met een natie die tegen een andere natie streed, maar met een levenswijze die tegen alle vormen van nationalisme inging.”

Die kijk op Bosnië-Hercegovina als een multi-etnisch paradijs blijkt evenwel aanvechtbaar. Legt Finkielkraut uit: “Het staat in de eerste plaats niet vast dat het shoppen van identiteiten het prestigieuze label kosmopolitisme verdient.” Zo is Sarajevo (“een authentiek veelzijdige stad, een duizelingwekkende verstrengeling van geloven, kalenders, plechtigheden en bouwstijlen”) nooit “het op de Balkan gestrande New Yorkse schuitje geweest dat sommigen ontroerd hebben gemeend erin te zien. Ondanks de heel reële levenskunst en de onmiskenbare wellevendheid die Sarajevo kenmerken, lopen er door die stad met haar gemengde bevolking onzichtbare grenzen.”

Het lijkt aartsgevaarlijk om citaten uit het werk van Finkielkraut te plukken, zeker uit dit boek. De vorige passage zou even goed omgebogen kunnen worden tot een pleidooi voor een zuivere staat of de misdadige onzin van een zuiver ras. Daar gaat Finkielkraut met even veel verve tegenaan. Kosmopolitisme en tolerantie zijn een absoluut na te streven civilisatievorm.

Finkielkraut toont evenwel ook aan dat tolerantie geen vrijgeleide mag zijn voor de onderdrukking van de vrouw of andere barbaarsheid. Hij laat ook zien dat kosmopolitisme of globalisering geen vrijgeleide mogen zijn voor het verpletteren van kleine naties. De huidige commerciële globalisering bulldozert naties en culturen weg. Zelfs grote naties als Frankrijk laten zich volgens Finkielkraut volstoppen met smaakloze eenheidsworst. Wie daartegen in opstand komt, wordt uitgescholden voor nationalist, chauvinist, misschien wel reactionair en al helemaal conservatief.

Auschwitz misbruikt.

Op dezelfde wijze wordt de klassieke cultuur verdrongen door de pest van het relativisme. Daarin kan een voetbalwedstrijd even hoog ingeschat worden als een tragedie van Sophokles of Shakespeare. De postmoderne intellectueel durft zich immers niet meer te binden met een cultuur die de hel van Auschwitz opleverde. De nazi-gruwelen waren immers geen gevolg van een inval van buitenstaanders, maar kwamen voort uit een land waarin de humanistische cultuur hoog aangeschreven stond.

Andermaal verwerpt Finkielkraut zo’n polarisering. Op die manier wordt Auschwitz immers misbruikt om het denken aan te tasten. Door de stelling dat de oude cultuur en de oude pedagogie jammerlijk gefaald hebben, gooit men nu het kind met het badwater weg. Het onderwijs brengt geen kennis meer bij, alleen nog vaardigheden. Er worden geen normen meer doorgegeven, laat staan waarden, alleen nog instrumenten. Daarmee sluit Finkielkraut aan bij zijn bekendste werken, De ondergang van het denken (1987) en De verloren beschaving (1996). Hij blijft strijden tegen intellectuele gemakzucht.

Alain Finkielkraut, Ondankbaarheid – Een gesprek over onze tijd. Contact, 191 blz., 995 fr.

luc de decker

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content