Vlaamse KMO’s in de wereldtop

De verklaring van de paradox ligt in de gewijzigde spelregels voor de toewijzing van kapitaal. …

De verklaring van de paradox ligt in de gewijzigde spelregels voor de toewijzing van kapitaal. De aandacht van financiers richt zich steeds meer naar een welbepaald type van ondernemingen: grote, multinationale gevestigde waarden of ondernemingen die opvallen als leider in een bepaalde niche met groeiperspectieven. Starters, prille groeiers, mature KMO’s, ze vallen steeds vaker buiten het vizier van de doorsnee-investeerder of belegger.

Dat valt ook allemaal best te begrijpen. Geld investeren is in belangrijke mate een zaak van vertrouwen (credibiliteit), meer bepaald in het potentieel van de betrokken onderneming. Vertrouwen biedt meer zekerheid, dus minder risico. In een wereldwijde markt kan dit vertrouwen niet (langer) steunen op persoonlijke relaties tussen de geldschieter en de onderneming in kwestie. Informele kennis van de troeven van de onderneming moet steeds meer de baan ruimen voor gestandaardiseerde ‘tekenen en indiciën’. Groot zijn, beschikken over een gereputeerd verleden, of werken in een beloftevolle markt bieden zulke tekenen. Klein zijn, zonder verleden, maakt investeerders onzeker. De nieuwe internationale banknormen ( Bazel II) verstrengen de kredietvoorwaarden voor KMO’s, omdat ze voortaan worden aangerekend op een hoger risicoprofiel.

Komt daarbij dat investeerders op een mondiale markt veel mobieler zijn. Ze krijgen steeds nieuwe opportuniteiten aangeboden. Om die te kunnen grijpen moeten ze bestaande beleggingen snel kunnen liquideren om geld vrij te maken. De toenemende eis van liquiditeit of verhandelbaarheid speelt alweer in het nadeel van kleinere ondernemingen. Om op Europees niveau een beetje financiële aandacht te krijgen, is een marktkapitalisatie van zeker 250 miljoen euro (10 miljard frank) vereist. Amper één op drie van de op Euronext genoteerde Belgische bedrijven haalt die kaap. Ook in vergelijking met onze noorderburen slaan we een belabberd figuur, met slechts negen Belgische vennootschappen in de Euronext top-100 tegenover 27 Nederlandse.

“Vlaanderen KMO-land” was in het verleden een troefkaart, maar in de nieuwe wereld steeds vaker een handicap. Dat geldt niet alleen in de (wereldwijde) strijd om geld, maar evenzeer in de war for talent. KMO’s kunnen doorgaans niet de salarissen, carrières en vorming bieden waarmee multinationals talent van de markt plukken. In een mondiale economie wordt het speelveld steeds meer bezet door grote spelers. Vlaanderen heeft die veel te weinig: in de jongste top-500 van de wereld telt Vlaanderen er twee, Nederland veertien, Zwitserland elf en Zweden zeven.

De doorgroei van KMO’s tot wereldspeler is een van de centrale uitdagingen voor de economische ontwikkeling van Vlaanderen in de komende jaren. Het bedrijfsleven kan daar zelf in belangrijke mate toe bijdragen, door professionalisering van het management, met een duidelijke groeistrategie binnen een langetermijnvisie, met een moderne corporate governance, met een doorgedreven communicatiepolitiek die beantwoordt aan de verwachtingen van internationale investeerders (dus met kwartaalrapportering voor beursgenoteerden). Een groot deel van de bedrijven is daarvan reeds overtuigd, zo bleek uit een enquête die het Vlaams Economisch Verbond ( VEV) in september bij zijn leden voerde. Topbankiers in koor met KMO-goeroe professor Rik Donckels _ zopas op emeritaat _ en Gimv-voorzitter Herman Daems noemen professionalisering van de Vlaamse KMO’s een topprioriteit.

Maar het is niet zeker dat de ondernemingen alleen het tij kunnen keren. “We hebben alle inspanningen geleverd voor een transparant bestuur, kwartaalrapportering, road shows, gesprekken met beleggers… En toch beweegt onze beurskoers niet,” liet een gefrusteerde manager van een Vlaams sterbedrijf zich onlangs ontvallen. Ook andere spelers zullen hun duit in het zakje moeten doen. Euronext kan indexen ontwikkelen voor small caps, de overheid kan beleggingen in groeibedrijven aanmoedigen met fiscale prikkels en de ontwikkeling van de markt voor pensioenfondsen. Werknemers kunnen ‘hun’ Vlaamse groeibedrijven zuurstof geven via werknemersparticipatie en aandelenoptieplannen. De banken kunnen de KMO-kredieten poolen om zo de risicopremie te beperken.

Overigens, voor de alom gewenste professionalisering van KMO’s moet je eerst ook de professionals hebben. Vlaanderen heeft topondernemers, zoals vele Managers van het Jaar, maar die weten zich niet steeds (tijdig) te omringen met professionele managers. Vlaanderen heeft nochtans managementtalent, vaak wat verdoken in grote multinationals, waar ze soms doorstoten tot de top, zoals bij Alcatel, Alfa Laval, Bayer, Samsonite… Dat toptalent, dat Vlaamse wereldspelers aantrekt voor Vlaamse groeibedrijven, zal een grondige herziening van onze verloningsstelsels willen, niet zozeer de bruto- als wel de nettoverloning.

Jan Van Doren

De auteur is adjunct-directeur van de VEV-Studiedienst

Vlaanderen heeft topondernemers, maar die weten zich niet steeds te omringen met professionele managers.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content