Vlaams masochisme

De memoires van Manu Ruys, ex-hoofdredacteur van De Standaard, bevatten niet de verwachte onthullingen, maar vormen een scherp en verhelderend panorama van de jongste vijftig jaar in België.

E igen volk eerst blijkt geen vondst van het Vlaams Blok, maar van de ooit almachtige Waalse socialist André Cools. “Telkens wanneer er werknemers moesten afvloeien in een Waals bedrijf in moeilijkheden, eiste Cools dat de forensen uit Vlaanderen eerst zouden worden afgedankt. Hij verdedigde dat aan tafel met de woorden: Ik ben niet verkozen als vertegenwoordiger van Vlaamse arbeiders.” Manu Ruys herinnert zich deze woorden van de lunches die hij geregeld had met Cools. Vaak was de toenmalige hoofdredacteur van De Standaard de enige Vlaamse genodigde op de lunchgesprekken die Cools organiseerde met de Belgische pers.

Een tip van de sluier erover licht hij op in zijn autobiografie Een levensverhaal. Zijn memoires laten de lezer achter in tweestrijd. Enerzijds roem je Ruys om de duidelijke motivering van zijn visie op België en Vlaanderen. Anderzijds word je kregelig of zelfs boos omdat hij niet het achterste van zijn tong laat zien. De onthullingen, waarvoor diverse politici beefden toen ze hoorden dat Ruys aan zijn memoires werkte, staan er niet in. In regering en parlement, maar ook in vakbondsmiddens en bij vele topmanagers moet de jongste weken een zucht van verlichting te horen geweest zijn. Ondanks het gemis aan sensationeel kruit, blijft Ruys’ boek een schitterend overzicht van een carrière en vooral van de jongste halve eeuw in ons land.

Alle thema’s worden aangeraakt, van Congo tot paars-groen, van het koningshuis tot de journalistiek, van het hedonistisch nihilisme tot de tweeling van ex-premier Wilfried Martens.

Belgische omérta.

Talloze toppolitici – tot de huidige liberale premier Guy Verhofstadt toe – kwamen bij de inmiddels 75-jarige ex-hoofdredacteur te biecht. Ruys werd dan ook vaak een king maker genoemd. Bovendien zou hij zowat op zijn eentje een falanx van de CVP gevormd hebben. In zijn memoires probeert hij dit verwijt met verve te weerleggen. Vooral het idee dat hij een CVP-etiket zou dragen, vindt hij merkwaardig. Hij legt uit hoe vaak hij met de partij in botsing kwam.

Misschien bezit Ruys wel vele schriftjes met compromitterende zaken over Belgische prominenten, net als Cools. Mocht dit al waar zijn, dan maakt hij er alvast geen misbruik van. We nemen evenwel de draad weer op van Cools, omdat hij in Ruys’ boek bijna tot een dubbel symbool uitgroeit van wat er misliep in ons land. Enerzijds herken je daarin het misprijzen voor Vlaanderen, dat telkens weer de rekening kon (en kan én wil) betalen. Anderzijds weerspiegelt Cools het afglijden van de politiek naar het affairisme. Schrijft Ruys: “De rottigheid stapelde zich op tot die fatale dag van de sluipmoord op de machtigste, de meest cynische van alle potentaten, André Cools. Na die moord moesten onvermijdelijk Agusta en Dassault ter sprake komen. Maar meteen werden, met vereende krachten, andere deksels stevig aangedrukt. Na de smeergeldonthullingen is het politieke milieu oorverdovend gaan zwijgen. Ook dit land kent de Siciliaanse omérta. De raison d’état.”

Maar ook Ruys brengt geen onthullingen. Argumenteert hij: “Het drama is niet dat de pers de namen van de hoofdschuldigen, de opdrachtgevers, niet bekendmaakt – zonder bewijzen staat de ernstige journalist met gebonden handen en moet hij zwijgen, ook in memoires – maar dat sommigen in de partijpolitiek en het establishment, die wél goed ingelicht zijn en met bewijsstukken zouden kunnen aanklagen, het laten afweten. En dat de burger, na de fase van verontwaardiging, berust in de normloosheid die het land vergiftigt. Het is bij één massale protestbetoging gebleven. Om zichzelf te redden, hebben de politici kleine zondebokken opgeofferd aan de woede van het volk en daarna de rangen gesloten.”

Franstalig Antwerpen.

De Vlaamse Beweging en de staatshervorming vormen een tweede rode draad door de memoires. Dat Ruys uitgroeide tot een even briljant als hardnekkig pleitbezorger van de Vlaamse zaak, lag hoegenaamd niet voor de hand. Hij stamt immers uit het Franstalige Antwerpse bourgeoismilieu. Vooral grootmoeder keek er streng op toe dat er aan tafel geen Nederlands gesproken werd. Via zijn moeder, enkele leraars aan het jezuïetencollege en later aan de universiteit van Leuven wordt hij zich evenwel steeds bewuster van de absurde situatie: een volk wordt geminacht en uitgebuit, maar wie daartegen protesteert, wordt vaak door dat eigen volk uitgespuwd. Hier was dus op de eerste plaats opvoedingswerk nodig. Een krant als De Standaard, waar Ruys al begin 1949 (nauwelijks een half jaar na zijn afstuderen als germanist) aan de slag ging, kon daarbij helpen.

Of hij zijn doel bereikt heeft? “Nooit eerder beschikten de Vlamingen over meer staatkundige en economische machtsmiddelen. Nooit eerder lieten zij zich zo op de kop zitten. Ook na de verkiezingen van juni 1999.”

Manu Ruys, Een levensverhaal. Lannoo, 367 blz., 795 fr.

luc de decker

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content