Vervuilde grond blijft liggen

De grondreinigingsbedrijven in Vlaanderen beleven moeilijke tijden. Vorig jaar werd voor het eerst in lange tijd minder grond gezuiverd. De bedrijven hopen dat de overheid opnieuw meer budgetten vrijmaakt.

Terwijl in 2008 nog ruim een miljoen ton grond werd gereinigd, bleef de teller vorig jaar hangen op 954.000 ton. “De jongste jaren haalden we altijd meer dan een miljoen ton. We zitten nu weer op het niveau van vijf, zes jaar geleden”, meent Werner Annaert, algemeen directeur van de Federatie van Belgische Milieubedrijven (Febem). “Eigenlijk is onze boodschap eenvoudig. Bodemreiniging is een gezonde bedrijfstak, die volledig past in de filosofie van duurzaam ondernemen. De capaciteit is er, benut die dan ook.”

In ons land houdt zowat een dozijn bedrijven zich bezig met het reinigen van de bodem. Meestal zijn het dochters van bedrijven uit aanverwante industrietakken als afval (Sita, Shanks, Machiels-dochter Bosatec en De Bree Cleaning), de aannemerij (Stadsbader, BSV, Aclagro, Heijmans, Bremcon en GRC Limburg) of de baggerwereld (Envisan uit de Groep De Nul, Deme-dochter DEC, of Bioterra en AWS uit de Groep De Cloedt). Rechtstreeks zijn er zowat 130 voltijdse jobs betrokken bij het reinigen van gronden in specifieke installaties, zonder rekening te houden met de saneringswerken op de sites zelf, bodemsaneringsdeskundigen, laboranten, chauffeurs grondverzet, technici, projectleiders enzovoort.

Die bedrijven spelen in op de Vlaamse bodemwetgeving, die sinds het midden van de jaren negentig voor flink wat investeringen heeft gezorgd in de sector. Ook de verhoogde aandacht voor het hergebruik van brownfields (zwaar vervuilde industrieterreinen) beloofde voor flink wat werk te zorgen. De Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij (OVAM) kon in haar jaarverslag van 2009 dan ook trots melden dat toen een recordaantal ambtshalve bodemsaneringen werd uitgevoerd, met 521 dossiers in behandeling – een vertienvoudiging ten opzichte van 2003 – en 36 miljoen euro omzet.

Door de crisis staat die activiteit echter op een lager pitje. Het OVAM-budget van 20 miljoen euro blijft behouden, maar waar de voorgaande jaren steevast nog eens 10 miljoen euro uit het Fonds voor Eenmalige Uitgaven (FEU) naar bodemsaneringsprojecten ging, gebeurt dat dit jaar niet meer.

Verwachtingen

Annaert: “Dat typeert een beetje het beleid: er worden verwachtingen gecreëerd, er komen nieuwe spelers, maar dan blijkt het allemaal minder dan verwacht.” Eddy Wille, afdelingshoofd interventies, verwijderingen en saneringen bij OVAM, nuanceert die stelling. “Het klopt dat we dit jaar voor het eerst geen middelen kregen uit het FEU. Dat is een politieke beslissing, al zijn er onderhandelingen bezig om nog een extra budget te krijgen. Bovendien komen we dit jaar wellicht toch uit rond 30 miljoen euro: we hebben waarschijnlijk vier miljoen extra uit onze eigen werkingsmiddelen, en er lopen nog reservaties op vroegere FEU-gelden. Zo is er vier miljoen euro voor de sanering van de Balmat-site in Mol. Al is het wel zo dat, als we nooit meer FEU-gelden krijgen, we op iets langere termijn terugvallen op ongeveer 22 miljoen euro.”

Ook van de brownfields werd veel verwacht. Pas vorig jaar is daar een echte doorbraak gekomen, analyseert Wille. “Toen waren er 21, intussen zijn er weer 6 bijgekomen. Maar het zijn doorgaans complexe dossiers, die een lange aanloopperiode nodig hebben vooraleer ze echt reinigingsactiviteit opleveren voor de bedrijven. Onze prioriteit gaat naar gronden waar een convenant voor is afgesloten, waar aan herontwikkeling kan worden gedaan of waar de milieuschade het zwaarst is.”

In elk geval blijven de brownfieldontwikkelingen flink achterop hinken bij wat er vijf jaar geleden werd voorspeld, oordeelt Annaert. “Intussen hebben bedrijven wel geïnvesteerd. Gevolg: een aantal onder hen heeft het moeilijk om de crisis, lagere inkomsten en capaciteitsbenutting te verteren. Sommige Vlaamse bedrijven hebben hun activiteiten op een lager pitje gezet, en spelers als het Nederlandse Razenberg en Heijmans trekken zich zelfs terug uit ons land. Terwijl we in feite die capaciteit wel nodig hebben. Wat nu wordt gesloten, moeten we wellicht binnen vijf jaar opnieuw openen.”

Febem en OVB, de Ondernemersvereniging voor Bodemsaneerders, zien ook weinig beweging bij de sectororganisaties. Daarbij verwijzen ze graag naar Bofas als positief voorbeeld. Dat fonds saneert de tankstations, en wordt gedragen door de petroleumsector. Voor de bodemsaneerders betekent het tien jaar lang een omzet van 10 tot 15 miljoen euro per jaar. Annaert: “Dat kan ook in andere sectoren, maar dat blijkt zeer moeilijk. Zo komt Vlabotex, dat vervuilingen bij droogkuiscentra moet aanpakken, slechts moeilijk op gang. Premas, dat de particuliere stookolietanks moet aanpakken, raakt al tien jaar niet van de grond.”

Bovendien helpt de kwakkelende thuismarkt de Vlaamse bedrijven niet in hun pogingen om in het buitenland aan de bak te komen. Volgens Dirk Ponnet, directeur Vlaanderen DEC, hebben ze die thuismarkt nodig om mensen op te leiden en om innovatieve kennis op te doen. “Je komt niet zomaar aan de bak in Engeland of Frankrijk. Het is dankzij het Vlaamse beleid dat een aantal bedrijven ook in het buitenland actief werd, maar als die thuismarkt wegvalt, voel je dat ook daar.” Annaert: “Technologisch spelen we met de Nederlanders en Duitsers een voortrekkersrol, maar zij trekken veel sneller naar Oost-Europa en het Verenigd Koninkrijk, omdat ze vertrekken vanuit een mature thuismarkt. Die heb je nodig, want doorgaans koop je eerst marktaandeel, dan pas rendement.”

Europa werkt aan een European Soil Directive, waarbij de normen die in ons land gelden, grotendeels zouden worden opgelegd aan de rest van Europa. Dat zou een enorme ondersteuning kunnen bieden voor de Belgische bedrijven, maar voorlopig is er geen eensgezindheid in de Europese Commissie.

Markt

Ook een aantal ontwikkelingen in de markt doet nieuwe spelers pijn. “Privésaneringen worden steeds meer een koper-verkoperverhaal”, stipt Marnix De Smet, salesmanager van Sita Remediation, aan. “De bouwheer wil een resultaatsgarantie voor een vaste prijs. Bodemreinigen wordt steeds minder een typische aannemersactiviteit: een deel van het risico wordt naar ons doorgeschoven. Voor een deel weten we wat er in de grond zit, op basis van oriënterende en beschrijvende bodemonderzoeken, maar je komt regelmatig voor verrassingen te staan.”

Het basisprobleem blijft dat gereinigd zand geen waarde heeft. Voor oud papier en karton wordt al jaren geld gegeven, en de laatste decennia zijn ook heel wat andere ‘secundaire’ materialen opgewaardeerd. Zonder de Vlaamse heffing van 60 euro per ton op het storten van te reinigen grond, zou er wellicht weinig grond worden gezuiverd. Gereinigd zand is in 95 procent van de gevallen herbruikbaar, ofwel als landbouwgrond, maar meestal voor bouwkundige werken. Met die nuance dat er doorgaans moet worden bijbetaald aan de aannemer om het gereinigde zand te gebruiken. De Smet: “De normen waaraan gereinigd zand moet beantwoorden, zijn strenger dan die voor gewone grond. Terwijl in onze tarieven de kosten voor grondverzet en transport zijn inbegrepen.”

Door Luc huysmans, fotografie thomas de boever

“Het fonds dat de particuliere stookolietanks moet aanpakken, raakt al tien jaar niet van de grond”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content