“Verandering vraagt TIJD Misschien te veel tijd”

De voorzitter van het VBO, Jean-Claude Daoust, heeft er bijna twee derde van zijn ambtsperiode op zitten. Hij blikt terug op de mislukte pogingen om meer flexibiliteit in de arbeidsmarkt te krijgen, op de regionalisering en het racisme op onze arbeidsmarkt.

Jean-Claude Daoust is een geboren Brusselaar. Via zijn ouders en grootouders heeft hij Waalse, Vlaamse en Nederlandse roots. Opgeleid in het Frans, maar met een zeer behoorlijke kennis van het Nederlands. En een beetje van het Brussels.

Een ideale voorzitter van het VBO dus. De helft van zijn tijd gaat naar het voorzitterschap, de andere helft naar zijn bedrijf, Daoust Interim. Hij heeft er bijna twee jaar op zitten. Straks start hij zijn laatste jaar.

Na een jaar voorzitterschap kreeg Jean-Claude Daoust forse tegenwind uit het eigen huis. Hij zou zijn dossiers niet kennen, woog te licht op het overleg enzovoort. “Dat is inderdaad gebeurd,” zegt Daoust. “Het was niet aangenaam, maar voorspelbaar, gezien mijn verschillend profiel als kmo-bedrijfsleider tegenover mijn voorgangers. Ik ben gespecialiseerd in human resources en voor bepaalde multinationale bedrijven is dat slechts een afdeling (glimlacht). Er waren CEO’s die twijfels hadden.”

JEAN-CLAUDE DAOUST (DAOUST INTERIM). “Neen, zeker niet. Ik heb niet getwijfeld. Ik heb toen Luc Van Steenkiste ( nvdr – Daousts voorganger) gebeld en hem gezegd dat ik bleef voortdoen op dezelfde manier.”

Bij uw aanstelling hebt u gezegd dat flexibiliteit een prioriteit was. Bijna twee jaar later is er niet veel gebeurd op dit vlak. Is dat een ontgoocheling?

DAOUST. “Gedeeltelijk wel. Er is een beetje vooruitgang geboekt: er zijn meer mogelijkheden qua overuren en er is de lastenverlaging rond ploegenarbeid. Het vierde motief voor uitzendarbeid is dan weer blijven hangen bij minister Vanvelthoven (nvdr – de federale minister van Werk). Dat zal waarschijnlijk niet meer lukken in deze regeerperiode. U hebt dus gelijk, het is niet genoeg.”

Flexicurity – zekerheid en flexibiliteit – is het nieuwe ordewoord. Hoe ver staan we daarmee in België?

DAOUST. “Flexicurity is niet aanwezig in België. Ons systeem moet totaal anders worden. Het is niet alleen een opkuisbeurt die we nodig hebben. Ik geloof erin dat we een nieuw sociaal model samen met de vakbonden en de politici op tafel kunnen leggen. Zo moeten we bijvoorbeeld werklozen financieel helpen, maar enkel voor een beperkte periode. Gedurende die periode moeten we ze actiever begeleiden.”

Stelt u zich geen vragen over de strategie die u volgt? Zijn de huidige instrumenten zoals het interprofessioneel overleg nog wel de juiste om een systeemomslag te bereiken?

DAOUST. “Er moet een debat plaatsvinden. De Groep van Tien is vorig jaar twintig keer samengekomen. De samenwerking is er positief. Ik denk dat wij meer dan vroeger moeilijke punten op tafel kunnen gooien. Maar verandering vraagt tijd. Misschien te veel tijd. Maar het is in geen enkel land evident om het systeem te laten veranderen. Ik ben niet pessimistisch, maar ik denk niet dat het snel kan evolueren. Ik ben ook niet overtuigd dat het op regionaal niveau sneller zou gaan. De reacties van de vakbonden in zuid of noord zullen ongeveer gelijk zijn.”

Maar bij de werkgevers is er wel een duidelijk verschil. Voka is voor de regionalisering van het arbeidsmarktbeleid. VBO en UWE niet. Er is duidelijk een andere behoefte aan Vlaamse dan aan Waalse zijde.

DAOUST. “U hebt gelijk. Daarom is het goed dat er verschillende patronale organisaties zijn. Het VBO heeft een brugfunctie tussen de behoeften van de bedrijven en de verschillende delen van het land.

Onderschat niet dat veel bedrijven actief zijn in twee of drie gewesten. Meer en meer bedrijven investeren zowel in Vlaanderen als in Wallonië. Denk bijvoorbeeld aan Ter Beke van Luc De Bruyckere, dat actief is in VBO én Voka. In Vlaanderen is er een tekort aan mensen. Het vinden van terreinen is er ook niet evident. Ik denk daarom dat Vlaamse entrepreneurs meer gaan investeren in Wallonië. We hebben dus nood aan een goede coördinatie.”

Luc De Bruyckere verklaarde in het VBO-blad Forward dat de verkiezingen in juni tot een goede staatshervorming moeten leiden. Dat is niet echt een VBO-standpunt.

DAOUST. “Ik vind het goed dat hij dat zegt, ook in Forward. Maar daarom is niet iedereen het met hem eens.”

Hij is wel vicevoorzitter van het VBO.

DAOUST. “Ja, en graag. Hij doet dat perfect. Het idee van dit huis is dat mensen naar hier komen met verschillende ideeën. En wij zoeken dan naar een mediumpositie.”

DAOUST. “De Vlaamse bedrijven ondervinden moeilijkheden bij het aanwerven van mensen. Ik vind het dan normaal dat zij de werking van de arbeidsmarkt in vraag stellen. En bijvoorbeeld pleiten voor een regionalisering. Maar ik ben overtuigd dat er meer subregionale in plaats van regionale moeilijkheden zijn. Oostende en Zaventem kan je niet vergelijken. En in Wallonië is Waals-Brabant geen Charleroi.”

U bent dus niet tegen regionale of subregionale accenten in het arbeidsmarktbeleid?

DAOUST. “Die zijn al mogelijk. Als het goed is voor de bedrijven moeten we dat overwegen. Maar het systeem mag niet ingewikkelder worden. We hebben geen drie verschillende wetgevingen nodig. Moet het loon van de kassierster bij Delhaize verschillen naargelang die in Brussel, Wallonië of Vlaanderen werkt?”

Voka, UWE en VBO hebben verschillende standpunten. Toch zijn grotendeels dezelfde bedrijven lid. Hoe kan dat?

DAOUST. “Surrealisme. België is het land van Magritte. Ik weet dat sommige bedrijfsleiders die zowel van het VBO als van een regionale organisatie lid zijn, niet altijd een gelijk discours hebben. Maar ze zijn altijd eerlijk. Ze bekijken de situatie enerzijds van een regionaal standpunt en ze plaatsen zich anderzijds op een federaal standpunt.”

Dat is een merkwaardige definitie van eerlijkheid. Is het niet zo dat u deze stellingen inneemt omdat het niet in het belang van het VBO is om de regionale tendens te laten evolueren? Daardoor vermindert uw macht.

DAOUST. “Het VBO speelt ook op internationaal en Europees niveau. Ik zie de rol van de verschillende patronale organisaties meer complementair.”

Was de scherpe kritiek van Voka op het interprofessioneel akkoord complementair?

DAOUST. “Dat moet kunnen. Maar het interprofessioneel akkoord was geen verrassing voor Voka. Voka werd systematisch door ons op de hoogte gehouden. Het heeft vragen gesteld en suggesties gedaan. Maar Voka vond het resultaat onvoldoende.”

Wordt het niet moeilijker om een VBO te leiden met federaties die zich steeds meer onafhankelijk profileren of met een Agoria dat meer en meer op een mini-VBO begint te lijken?

DAOUST. “Dat is altijd zo geweest. Jaren geleden, toen ik voor het eerst lid werd van de raad van bestuur van het VBO, zaten we samen in de grote vergaderzaal aan een lange tafel. Aan het ene hoofdeinde zat de voorzitter van het VBO, Philippe Bodson, en aan de andere kant, loodrecht tegenover hem, had Philippe De Buck zitting als topman van Agoria. Ik vind het goed dat de federaties en sectoren met een actieve profilering naar voren kunnen komen. Gebeurt dit soms op een negatieve manier? Soms wel, ja.”

Bea Cantillon zegt dat België achteruitgaat met zijn sociale bescherming. We moeten selectiever worden in de sociale zekerheid. Akkoord?

DAOUST. “Ik was hierdoor verrast. Ik dacht dat ons land een mooie sociale dekking had. Ons idee van een betere vergoeding van werklozen, maar eindig in de tijd, gaat in dezelfde richting. De vergoeding voor een werkzoekende mag niet hetzelfde zijn als voor iemand die geen werk zoekt.”

In de financiering van de sociale zekerheid is een mogelijke piste het belasten van het wettelijke pensioen.

DAOUST. “Waarom niet? Het zou een signaal zijn van solidariteit.”

Het zou ook de hogere ambtenarenpensioenen aftoppen. Die zijn toch een kolossale financieringslast voor de overheid.

DAOUST. “Dit klopt. Het VBO pleit voor een herbekijken van die problematiek. Er zijn in België relatief veel mensen bij de overheid tewerkgesteld. En als die met pensioen gaan, wordt het probleem alleen maar groter.”

Het statuut van Belgische diplomaten laat hen niet toe om aan economische lobbying te doen. Is dit geen handicap? U maakte ooit de vergelijking met de Chinese ambassadrice Qiyue Zhang, die wel onverbloemd voor de economische belangen van haar land uitkomt.

DAOUST. “Ja, u hebt gelijk. We zijn al diverse keren met onze ministers naar China geweest en daarna moeten we vaststellen dat we zelfs niet op de lijst prijken van mogelijke landen waar de Chinezen zouden kunnen investeren. Dit is geen succesverhaal.

Als je België op marketingvlak zou vergelijken met een bedrijf, dan zouden we heel negatief scoren. Ik ben er in ieder geval voorstander van dat diplomaten en ambassadeurs de mogelijkheid krijgen om aan economische belangenverdediging te doen.”

Diversiteit in het bedrijfsleven is uw stokpaardje. Is het glas halfleeg of halfvol? Of zitten we nog niet aan de helft?

DAOUST. “Ik heb niet graag dat dit als de dada van Daoust wordt omschreven. Ik vind het heel positief dat bedrijven proactief zijn op dit vlak en niet alleen defensief. Dit heeft natuurlijk te maken met de krapte op de arbeidsmarkt. Ik denk spontaan aan de distributiesector, waar Colruyt een pionier op dat vlak was. Anderen zoals Carrefour en Delhaize zijn dan met diversiteitsplannen gevolgd. Ik vind dit niet meer dan normaal. Sommige bedrijven willen wel een allochtoon als klant, maar niet als werknemer. Er mankeert iets aan die logica.”

Vindt u het goed dat allochtonen in een afzonderlijke databank worden opgenomen zoals de VDAB heeft beslist?

DAOUST. “Ik ben nooit voorstander geweest van een aparte databank. Maar misschien moet ik evolueren.”

Waarom bent u daar nooit voor geweest?

DAOUST. “Er zijn in de uitzendsector enkele jaren geleden hevige debatten geweest over discriminatie. Ik ben er altijd van overtuigd geweest dat wij beter scoorden inzake tewerkstelling van ouderen of allochtonen bij onze klanten, wanneer we er niet de aandacht op vestigden dat deze mensen deel uitmaakten van een kansarme groep. Ik heb nog nooit een klant gehad die ons opbelde en zei dat hij precies iemand van 55 jaar of welgeteld vijf allochtonen wou. Dat gebeurt niet in de praktijk. Ik heb wel al klanten gehad die tien Belgen vroegen. Dan moeten wij onze klant proberen te overtuigen dat niet te doen. Het zijn de kwalificaties die van belang zijn.

“Ik heb altijd gepleit voor integratie. Ik ben niet voor discrimineren, zelfs op positieve wijze. Daarom is het VBO ook tegen quota’s. Ik heb onlangs een Nederlandse werkgever ontmoet die me zei: ‘Jean-Claude, ik heb vandaag gescoord want ik heb een vrouw aangeworven, ze is van allochtone origine en vijftig jaar oud. Drie keer mijn quota gehaald’ (lacht). Dit is absurd. Het heeft geen zin om een bedrijf te verplichten een Turkse persoon aan te werven terwijl hij op het vlak van kwalificaties net iets minder scoort dan een andere Belgische kandidaat. Mensen moeten worden geïntegreerd in de maatschappij via hun werk én capaciteiten en volgens de behoefte van de werkgever. Dat is de ideale piste.”

Wat is het grootste probleem op de arbeidsmarkt voor allochtonen: racisme of gebrek aan kwalificaties?

DAOUST. “Ik denk dat racisme zeker bestaat, maar minder dan pakweg tien of twintig jaar geleden. Het grootste knelpunt voor allochtonen op de arbeidsmarkt is opleiding. Ik heb bijna nooit problemen gehad met racistische attitudes van klanten als de kandidaat bekwaam was: of het nu om een lasser, boekhouder of vertaler ging. Ik blijf pleiten, misschien zelfs nog meer in de Waalse dan de Vlaamse regio, voor een betere kwaliteit van ons opleidingssysteem. Dat betekent ook een betere controle van de studerende jeugd. Er was onlangs een studie van De Lijn en de MIVB over spijbelende schoolkinderen. Daaruit bleek dat 13 % van de jongeren op een dinsdagnamiddag tijdens de schooluren op de bus of de metro te zien waren, terwijl ze op de schoolbanken hadden moeten zitten. Nogal moeilijk om iemand voor de arbeidsmarkt op te leiden als hij niet aanwezig is.”

Piet Depuydt Guido Muelenaer

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content