VAN VANCOUVER TOT DE ODER. Ekonomische Navo

Amerikanen en Europeanen onderzoeken nieuwe vormen van nauwere ekonomische samenwerking. Dat debat hangt samen met de toekomst van de Navo en de organizatie van de Europese veiligheid.

De resultaten van de brainstorming tussen de Amerikaanse president Bill Clinton, EU-voorzitter Jacques Santer en de Franse president Jacques Chirac op 14 juni jl. in Washington over de nieuwe transatlantische relaties lijken op het eerste gezicht indrukwekkend. Men mag zich echter bij de beoordeling van dit hoogtepunt in transatlantische cerebrale aktiviteit en politieke kreativiteit zeker niet bezondigen aan kortzichtige kommentaren zoals die van Business Week : “suddenly, the idea of a transatlantic trade pact is all the rage. “

Het idee om over de Atlantische Oceaan heen aan een nieuw en verdiept ekonomisch pakt te timmeren is helemaal niet nieuw. Overigens is de huidige diskussie over een nauwere ekonomische samenwerking, bijvoorbeeld in de vorm van een heuse vrijhandelszone, sedert het slopen van de Berlijnse Muur en de ontbinding van het Warschaupakt sterk verbonden geraakt met het debat over de toekomst van de Navo en de nieuwe Europese Veiligheidsarchitektuur. Een werkgroep van hoge ambtenaren moet tegen december ’95, wanneer de volgende Top van de G-7 in Madrid plaatsvindt, basisteksten voorbereiden voor een nieuw transatlantisch initiatief op dat vlak.

Onder invloed van Edward Luttwak (grondlegger van de teorie-vorming rond geo-economics) van het Center for Strategic and International Studies in Washington wordt er meer en meer voor gepleit om de Navo als militair instrument te behouden maar er een duidelijke ekonomische dimensie aan toe te voegen, nl. als panel voor “dispute-settlement”, als arbitrage-instantie of clearing-house voor ekonomische (commerciële) transatlantische konflikten.

TAFTA ?

Wat is er nu na de Top van Washington op 14 juni jl. en de maanden van intellektuele wegbereiding die er aan voorafgingen met Tafta (Transatlantic Free Trade Area), het ekonomische luik, gebeurt ?

Er is gekozen voor een globaal-transatlantische negotiatie met de Navo als uitgangspunt voor een materiële “spill-over” naar andere domeinen zoals de ekonomische en politieke samenwerking. Dit betekent dat de Duitse visie het heeft gehaald, een soort middenweg tussen bilateralisme en multilateralisme en duidelijk ingebed in het voor de Duitsers dierbare Navo-scenario. De meest merkwaardige vaststelling na de Top van Washington is echter dat over een “vrijhandelszone”, reikend van Vancouver tot de Oder, op geen enkele manier sprake is, dit in tegenstelling tot de meeste aan de Top voorafgaande verklaringen en stellingnamen.

Wat bedoelt de internationale diplomatengemeenschap trouwens met Tafta ? Het was de Duitse minister voor Buitenlandse Zaken Klaus Kinkel die op 19 april jl. in Chicago pleitte voor een samensmelten van de EU en de Noordamerikaanse vrijhandelszone Nafta (VS, Canada, Mexico) tot Tafta. Nochtans dient opgemerkt dat de toponderhandelaars het begrip Tafta of zelfs vrijhandelszone niet in de mond nemen, maar zich beperken tot vage en ambivalente noties zonder enige internationaal-ekonomische connotatie of specifikatie, zoals “a new economic architecture” of “a renewed transatlantic business dialogue”. Toch ging juist van dit voorstel van een “transatlantische vrijhandelszone” een grote aantrekkingskracht uit. De Amerikaanse ambassadeur bij de EU Stuart Eizenstat gewaagde recent nog van een “very powerful idea”. Europees Handelskommissaris Leon Brittan waarschuwt echter voor overdreven optimisme, hij wil de koöperatie vooral realizeren via praktische stappen, maar neemt de term Tafta niet in de mond. Hij spreekt liever over een “Transatlantic Economic Space”. Niettemin is het begrip Tafta mede onder invloed van een bepaalde (geïnteresseerde business-)pers intussen volledig ingeburgerd.

Voor de enen betekent Tafta de kreatie van een vrijhandelszone tussen de VS en de EU. Vooral van VS-zijde lijkt dit de eerste bedoeling te zijn. Maar als men dit in werkelijkheid ook zo zou bedoelen, dan gaat men er vrij onbehouwen aan voorbij dat in de realiteit ook Canada tot de Navo-ruimte behoort en meer dan volwaardig lid is van het bondgenootschap. Overigens zijn de Canadese eerste minister en zijn minister van Handel op dit ogenblik samen met de Duitse minister van Buitenlandse Zaken de voornaamste en meest overtuigde pleitbezorgers van een transatlantische vrijhandelszone.

Er zijn nog andere problemen. Als men Canada niet wil uitsluiten om “Navo-atlantische” redenen en als men Tafta werkelijk wil laten uitgroeien tot een volwaardige ekonomische pendant van de Navo, dan is er de geografische gegevenheid dat ook Turkije, IJsland en Noorwegen volwaardige Navo-lidstaten buiten de EU en de Westeuropese Unie (WEU) niet van de onderhandelingstafel geweerd kunnen worden. Bovendien kan de EU niet pretenderen de Europese komponent van het transatlantische duo exclusief te inkarneren. Bij een eventuele oostwaartse uitbreiding van EU en Navo zullen zich dezelfde geografische problemen wellicht nog scherper stellen.

Daarnaast blijven andere cruciale vragen onbeantwoord. Wordt de WEU, zoals sommigen voorstellen, volledig in de EU geïntegreerd en wordt die dus de militaire arm van een “vergemeenschappelijkt” buitenlands en veiligheidsbeleid ? De Bosnische krisis bewijst op pregnante wijze dat het huidige diplomatieke en militaire instrumentarium voor krisisvoorkoming- en beheersing van de EU volkomen ontoereikend is. En welke rol moet de Navo daarbij spelen ? Het Duitse entoesiasme voor de WEU is niet erg groot en zij beschouwen het Europese veiligheidsbeleid maar als komplement van de Navo. Het is duidelijk dat de verhouding WEU-EU eerst moet worden uitgeklaard vooraleer de verhouding EU-Navo en a fortiori een verbreed spektrum van transatlantische relaties ter sprake kan komen.

Hoe dan ook, het koncept van Tafta als een soort synergie tussen de Noordamerikaanse vrijhandelszone Nafta enerzijds en de Europese Unie anderzijds is nog problematischer dan de EU/VS-formule. Mexico behoort traditioneel niet tot de “transatlantische wereld”.

TEGENOVER AZIE.

Een keuze voor een VS/EU-bilateralisme heeft natuurlijk zijn fundering. Vooreerst is er het krachtige argument van de similariteit en de vergelijkbaarheid van de ekonomische systemen in de VS en de EU. Het gaat om gelijkgestemde, open, pro-vrije markt en pro-vrijhandel ekonomieën zonder grote bilaterale handelsdeficits. In tegenstelling tot de meer gesloten, mercantillistische ekonomieën in Azië waarmee de VS enorme tekorten op de handelsbalans heeft opgebouwd. Achterliggende bedoeling kan dus zijn om het Tafta-argument bijvoorbeeld bij China, Japan en Korea op tafel te leggen om hen te dwingen hun markten te openen.

Ten tweede mag er terecht gewezen worden op het enorme belang van de bestaande commerciële en investeringsbanden tussen de VS en de EU. In geld uitgedrukt bedroeg de waarde van de bilaterale handel in 1993 ongeveer 200 miljard dollar. De EU en de VS zijn elkaars grootste handelspartner. Zo ging in 1993 ongeveer 20 % van alle Amerikaanse export naar het Europa van de Twaalf ; 17 % van de Europese import kwam uit de VS en 18 % van alle EU-export vertrok richting VS. De Europese Unie was in 1993 verantwoordelijk voor goed 53 % van alle direkte investeringen in de VS. Voor de komende tien jaar voorspellen analisten een krachtige groei van de handel met zo’n 120 miljard dollar. Qua waarde van handel én investeringen samen, overtreffen de transatlantische stromen met 1,7 triljoen dollar ruimschoots de 1,1 triljoen dollar van de transpacifische geldstromen.

Een derde argument voor een EU/VS-bilateraal handelsakkoord ligt tenslotte in wat men de “Bitterlich-tesis” is gaan noemen. Joachim Bitterlich, de buitenlandadvizeur van Bondskanselier Kohl, stelt dat “er geen enkel Europees probleem is, dat geen uitwerking heeft op de Verenigde Staten en vice versa. “

Om al deze redenen klinkt het natuurlijk erg rationeel om te pleiten voor verregaande ekonomische samenwerking. Toch ligt hier een simplisme verscholen waarvoor wij willen waarschuwen. Onderzoeken wij de argumentatie voor een Free Trade Area of Vrijhandelszone even vanuit internationaal-ekonomisch standpunt enerzijds en vanuit diplomatiek-politiek oogpunt anderzijds.

Voorgesteld wordt een FTA of Vrijhandelszone in het leven te roepen tussen de VS en de EU. Volgens de strikte definities die men inzake regionale ekonomische integratie hanteert, is een vrijhandelszone “een zone waarin alle interne handelsbelemmeringen (vooral doeanerechten) worden afgeschaft, maar waarbij geen gemeenschappelijk buitentarief wordt gehanteerd. “

Eerst en vooral is de vrees voor een heroplevend regionalisme (koëxisteren of rivalizeren van ekonomisch-geïntegreerde regionale blokken) niet ongegrond. Men mag immers niet vergeten dat in de VS invloedrijke politici liever opteren voor een bilaterale handelsnegotiatie met de EU dan te moeten opteren voor de WTO-vlag (de WTO, Wereldhandelsorganizatie, is de opvolger van de GATT). Het is de Amerikaanse manier van agressief diplomatiek handelsoptreden die de atmosfeer grondig heeft vergald en die eerder voor konfrontatie kiest (zoals in de “auto-oorlog” met Japan, de verschillende handelsdisputen met China en Korea) dan voor overleg. Het wordt van langsom duidelijker dat de Amerikaanse diplomatie via Tafta een aantal commerciële suksessen poogt te boeken die het via de multilaterale aanpak binnen de duidelijke contouren van de WTO niet of niet zo snel zou kunnen bereiken. De Amerikanen proberen dossiers waarvoor ze binnen de Uruguay-ronde bot vingen (het openbreken van de audiovisuele en kulturele markt, van de telekommunikatie en het luchtvervoer), via de Tafta aan de orde te stellen.

Als men alles goed natelt, is de loutere afschaffing van de doeanetarieven eigenlijk voor beide zijden een nuloperatie. Als men de geciteerde dossiers opengooit, welk is dan nog het Europese voordeel ? De Europeanen kunnen dit taktisch offensief best counteren door voor te stellen énkel binnen het kader van de WTO te willen ageren en progressief vooruitgang proberen te boeken over konkrete dossiers waarin ook Europa en niet alleen de VS vragende partij zijn.

Intussen volgen niet-Europeanen de Tafta-scenario’s met argusogen. De Aziatische Tijgers en Draken vrezen het exclusivisme van een eventueel “Fortress West”. Ook vanuit de Derde Wereld is er kritiek op deze aanval op de multilaterale handelsverhoudingen. Men vraagt zich daar af of het niet de bedoeling is om te komen tot een “knusse klub van de rijken”. Een ekonomische wetmatigheid staat nu al vast : een vrijhandelszone tussen de twee machtigste handelsblokken in de wereld zou negatieve externe effekten hebben op de zwakkere participanten.

PETER DELBEKE

Peter Delbeke is adjunkt-advizeur bij de Biblioteek van het federaal parlement, verantwoordelijk voor research inzake defensie en buitenlandse zaken.

EU-HANDELSKOMMISSARIS LEON BRITTAN EN ZIJN VS-KOLLEGA MICKEY KANTOR De Amerikanen proberen dossiers waarvoor ze in de Uruguay-ronde bot vingen via Tafta aan de orde te stellen.

BIJKOMENDE OPDRACHT VOOR DE NAVO ? Als arbitrage-instantie voor ekonomische (commerciële) transatlantische konflikten.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content