VAN BOEKAREST TOT NEW YORK

1920.

Het zijn investeerders uit de Antwerpse haute finance, die in 1920 de Compagnie Financière Belge des Pétroles, kortweg PetroFina, boven de doopvont houden, om een Roemeense olieconcessie (voordien toebehorend aan een Duitse groep) voort te exploiteren. Bij hen onder meer de West-Vlaamse burggraaf, advocaat, politicus en zakenman Aloys van de Vyvere, die een cruciale rol zal spelen in de eerste decennia na de oprichting. De Société Générale de Belgique had een minderheidsbelang, de Banque d’Anvers hield in een eerste fase alle controle-aandelen. Meteen wordt ook Purfina opgericht om de distributie-activiteiten in België en Nederland te verzorgen.

1930.

Met de aankoop van een fabriek (Antwerpen) en een raffinaderij (Ertvelde) richt de groep zich op de markt van auto-smeermiddelen, brandstoffen, medicinale oliën en zelfs levensmiddelen. De eerste exportacties, onder meer richting Frankrijk, de Balkan, Rusland en West-Afrika, worden ondernomen.

1940.

Na WOII is PetroFina één van de 1500 Belgische bedrijven die aan de schandpaal staan omwille van vermeende collaboratie met en bewezen leveringen aan de Duitse bezetter. In februari 1946 volgt een veroordeling : de Belgische oliegroep verliest omzeggens haar hele hebben en houden, ook buiten de landsgrenzen.

1950.

Eerste doelstelling na de oorlog : naast raffinage (productie) ook exploratie en distributie volledig uitbouwen, zowel in eigen land als daarbuiten. De merknaam Fina wordt gelanceerd. De maatschappij is mede-oprichter van de Société Industrielle des Pétroles (SIBP), waar in 1951 de productie begint. Een eerste reeks van buitenlandse activiteiten onder de vorm van joint ventures komt van de grond. Hoogtepunt is de oprichting van een Amerikaanse dochter ( American Petrofina Inc.) in 1956.

1960.

Terwijl de industriële integratie van de oliegroep wordt voortgezet, wordt voor het eerst interesse gemanifesteerd voor chemie (basischemicaliën zoals ethyleen, propyleen, styreen) en verf (met de verwerving van Sigma). Bij het einde van het decennium heeft Petrofina belangrijke initiatieven ontplooid inzake gas en olie-exploratie in de Noordzee.

1970.

De crisis van de jaren zeventig wordt vooral opgevangen door de winstgevende verkoop van Canadian Petrofina en de succesrijke uitbouw van de activiteiten in de Verenigde Staten.

1980.

Upstream (exploratie, ontginning) laat PetroFina zich opmerken door de aankoop van een reeks kleinere oliebelangen in het buitenland. In eigen land wordt de Sociéte Industrielle Belge des Pétroles (SIBP) in 1988 volledig overgenomen. De Fina Raffinaderij Antwerpen wordt het hart van een geïntegreerd netwerk voor olie én petrochemie. In het buitenland krijgen het Britse Killingholme en het Amerikaanse Port Arthur (Texas) een analoge status binnen de groep.

In de loop van de jaren ’80 heeft Albert Frère zijn participatie in PetroFina opgebouwd. In ’86 wordt hij lid van de raad van bestuur, in 1990 (na een akkoord met die andere grote aandeelhouder, Generale Maatschappij, in ’89) wordt hij voorzitter.

1990.

In 1991 wordt niet alleen een gloednieuwe smeermiddelenfabriek in gebruik genomen te Ertvelde maar wordt vooral ook een notering op de Londense beurs aangevraagd en verkregen. Een groep “jonge Turken”, onder aanvoering van François Cornelis, maakt op de breuklijn van de jaren tachtig en negentig zijn opwachting in het management.

In de eerste helft van de jaren negentig maken de resultaten van PetroFina een verontrustende duik. De “economische crisis” wordt als boosdoener aangewezen. Chemie staat thans voor zowat één vierde van de hele oliegroep. Vanaf 1995 trekken de resultaten weer aan en is er sprake van een herwonnen optimisme ; over boekjaar ’96 haalt het bedrijf 624 miljard frank omzet en 45 miljard cashflow. De op til zijnde notering in New York is een exponent van die revival.

1920 – 1997

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content