Twee tsunami’s dreigen de euro weg te spoelen
De Europese leiders proberen op 21 juli échte doorbraken in de bestrijding van de eurocrisis te forceren. Slagen ze erin om de structurele oorzaken aan te pakken? Hoop doet leven, maar zware twijfel is meer dan gewettigd.
De grenzen van de eurocrisis werden de voorbije weken fors uitgebreid. Een crisis in lilliputtereconomieën als Griekenland, Ierland en Portugal bestrijden, is één zaak. Maar zodra landen als Spanje en zeker Italië in het vizier komen, dan wordt het een heel andere zaak. Er kan nog nauwelijks twijfel over bestaan dat er onmiddellijk ingrijpende en structurele maatregelen moeten komen. Zijn de Europese bewindslui in staat om de echte oorzaken van deze eurocrisis onder ogen te zien?
De voorbije weken ontstond de indruk dat er twee grote beslissingen moesten vallen om de eurocrisis te bezweren. Ten eerste moest Griekenland een diepsnijdend programma van begrotingssanering en privatiseringen aanvaarden. In principe is dat ondertussen gebeurd. Ten tweede moest er een akkoord komen tussen de eurolidstaten over schuldherschikking en/of -vermindering, en vooral over de mate waarin private schuldeisers van Griekenland mee zouden moeten inleveren. Laat er niet de minste twijfel over bestaan: ook als daarover een akkoord uit de bus komt, zal de eurocrisis aan de orde blijven. Ten gronde gaat het immers over heel andere zaken dan die waar de bewindslui zich de jongste maanden suf over onderhandelden.
Slechte basisconstructie
Het eurohuis dreigt weggespoeld te worden door twee tsunami’s die elkaar dan nog eens versterken. De eerste vloedgolf haalt haar vernietigingskracht uit de fouten die al vanaf het begin in de euroconstructie ingebakken zitten. Economisch onderzoek en de ervaringen met monetaire unies (de Verenigde Staten bijvoorbeeld) leerden ons dat aan diverse voorwaarden voldaan moet zijn om tot een efficiënt werkende en op termijn houdbare monetaire unie te komen. Twee van die voorwaarden zijn absoluut essentieel.
De eerste is dat de oprichting van een monetaire unie van onafhankelijke staten gepaard moet gaan met de creatie van een verregaande mate van politieke en budgettaire unie. Alleen een politieke unie kan de noodzakelijke beleidsconvergentie en naleving van de spelregels in de muntunie garanderen. De budgettaire unie is nodig om tot significante en transparante transfermechanismen te komen, zodat lidstaten die een economische schok ondergaan de nodige hulp vanuit de rest van de monetaire unie kunnen krijgen.
Een daadkrachtige politieke unie bleek bij de start van de monetaire unie aan het einde van de twintigste eeuw geen haalbare kaart en is dat vandaag nog altijd niet. Pogingen om via vehikels als het Groei- en Stabiliteitspact en de Lissabonagenda tot surrogaten voor een politieke unie te komen, draaiden faliekant uit. Van een afdoende mate van budgettaire unie is ook nauwelijks sprake in de eurozone.
De tweede belangrijke basisvoorwaarde voor een werkbare monetaire unie, is de marktwerking. Zowel product- als arbeidsmarkten moeten voldoende concurrentieel en flexibel zijn om het verlies aan beleidsautonomie te compenseren. Vooral in de flexibiliteit van de arbeidsmarkten en de loonvorming schieten de meeste van de eurolidstaten zwaar tekort. Bijgevolg leidt het eenvormige emonetaire keurslijf onvermijdelijk tot belangrijke scheeftrekkingen in het sociaaleconomische systeem van meerdere lidstaten (zie kader Monetair keurslijf).
Schuldexplosie
De tweede tsunami die de euroconstructie bedreigt, put zijn kracht uit de ontreddering van de openbare financiën. Met wat er in landen als de Verenigde Staten en Japan gebeurt, wordt het duidelijk dat de escalerende overheidsschuld geen uitsluitend Europees probleem is. Maar precies door de constructiefouten aan het eurohuis, krijgt de angst voor de ontsporende overheidsfinanciën in de eurolidstaten op de markten een extra dimensie.
De overheidsfinanciën gingen in de meeste rijke landen de voorbije jaren spectaculair kopje-onder. Voor de eurozone nam tussen 2007 en 2011 de overheidsschuld toe van 72 procent van het bbp naar 96 procent, een in vredestijd nooit geziene toename van de overheidsschulden. Enerzijds verzuimden de meeste landen in de jaren van forse economische groei budgettair orde op zaken te stellen, anderzijds zijn er de gevolgen van de financiële crisis en de recessie. Vermits een flink pakket van de overheidsschulden aangehouden wordt door de banken, bestaat er een direct verband tussen overheidsschuld en bankstabiliteit. De recente stresstests van de Europese banken hebben onvoldoende aandacht voor die link (zie ook Intro op blz. 3).
Als er niks verandert, loopt de toestand tegen 2030-2040 compleet uit de hand. Uit scenario’s van de Bank voor Internationale Betalingen (BIB) blijkt dat de schuldratio’s van de OESO-landen bij ongewijzigd beleid tot 300 à 600 procent van het bbp oplopen. België zit aan de bovenkant van die vork.
De kapitaalmarkten zullen zulke escalaties uiteraard nooit tolereren, maar diezelfde BIB-studie geeft ook duidelijk aan dat er draconische ingrepen moeten komen om het tij te keren. Gezien de al zeer hoge belastingdruk, zullen die maatregelen in de eurozone vooral in de uitgaven moeten snijden. Dat de belastingdruk in de eurozone gemiddeld 44 procent van het bbp bedraagt, en in de VS slechts 31 procent, is een belangrijk gegeven.
Weinig waarschijnlijk
Een duurzame bestrijding van de eurocrisis vereist, veel meer dan een akkoord over schuldherschikkingen of -kwijtscheldingen, belangrijke en concrete stappen in de richting van een politieke en budgettaire unie. Bovendien moeten er bindende afspraken over arbeidsmarktflexibilisering komen. Last but not least moeten de lidstaten met geloofwaardige plannen komen om de leefbaarheid van hun openbare financiën op langere termijn te herstellen. Zeg nooit nooit, maar aan die batterij voorwaarden tegemoetkomen, lijkt vandaag nog meer dan één brug te ver voor de Europese bewindslui. En dus komt er geen einde aan de eurocrisis.
JOHAN VAN OVERTVELDT
Als er niks verandert, loopt de toestand tegen 2030-2040 compleet uit de hand.
Ten gronde gaat het over heel andere zaken dan die waar de bewindslui zich de jongste maanden suf over onderhandelden.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier