“Topsporters zijn bedrijven als alle andere”
De kassa rinkelt voor tennisiconen en nationale symbolen Kim Clijsters en Justine Henin. “Topsporters zijn bedrijven,” zegt Bob Verbeeck, topman van het internationale sportmarketingbureau Octagon Cis en organisator van de Diamond Games in Antwerpen. “En daar horen net zo goed belastingparadijzen bij.”
Waar hebben we dat zwarte tennisoutfitje nog gezien? Stijlvol polotruitje, rokje tot net onder de billen? Kim Clijsters op Roland Garros! Nu hangt de tenue een stuk prozaïscher in een hoek van een kantoor in Beringen. Oude rackets van tennisgodinnen vervelen zich op de vensterbank. Originelen van affiches van de Memorial Van Damme aan de muur. Een rode boksbal hangt centraal in het strakke bureau.
Zenuwachtig lonkt Bob Verbeeck, de nieuwe gedelegeerd bestuurder van de Memorial , naar zijn horloge. Als topman van het sportmanagementbureau Octagon Cis wil hij voor geen goud de wedstrijd tussen de Belgische tennisdiva’s Kim Clijsters en Justine Henin (zie blz. 50) in Rosmalen missen. Maar tegelijk heeft hij nog zoveel te vertellen over zijn grote passie: sport en business. Voor alle zekerheid belt de voormalige Europees indoorkampioen op de 3000 meter nog even zijn vriend Lei Clijsters op. De vader en manager van Kim verzekert hem dat er nog tijd genoeg is voor het interview en dat hij een plaats voor hem zal vrijhouden in de familieloge. Dat is al één zorg minder. Morgen vertrekt hij samen met zijn collega’s naar Chamonix voor de beklimming van de Mont Blanc – toch andere koek dan een interview.
Verbeeck richtte in 1991 het sportmarketingbedrijf Consultants in Sports ( CIS) op, en breidde de activiteiten drie jaar later al uit naar Nederland. In 2000 werd CIS overgenomen door Octagon, een dochter van de beursgenoteerde communicatiegroep Interpublic. Het bureau vertrekt vanuit bedrijven en probeert het merk aan een sportactiviteit te linken – het omgekeerde procédé van grote concurrent IMG dus. Vorig jaar was het bedrijf met 50 medewerkers goed voor een omzet van met 17,8 miljoen euro in de Benelux. Het was Verbeeck die Clijsters aan sponsors Primo en Sanex koppelde. Maar wanneer u dit leest, zit hij gewoon als de rest van België nagelbijtend naar de matchen van de Belgische trots op Wimbledon te kijken.
TRENDS. Nu heel België plat gaat voor Clijsters en Henin, duiken weer geruchten op dat ze het land zouden verlaten. Vreest u geen uitvlagging van onze beste krachten?
BOB VERBEECK (OCTAGON CIS). “Dat heeft niets met fiscale fraude te maken. Topsporters zijn bedrijven. Net als elke andere onderneming trachten ze hun kosten te beperken en hun winsten te optimaliseren. Daar hoort ook de overweging van een eventuele verhuizing naar een belastingparadijs bij. Bovendien leven en wonen tennissterren zoals Kim en Justine eigenlijk niet in één land. Ze reizen de wereld rond van toernooi naar toernooi, zonder vaste verblijfplaats. Maar net als elk bedrijf moeten topsporters zich aan de wettelijke regels houden. Dat hebben ze in de voetbalwereld jammer genoeg lange tijd niet begrepen. Voorts kraait er toch geen haan over het feit dat Stefan Everts, Eric Geboers en Axel Merckx om fiscale motieven naar Monaco verkast zijn? Waarom doet iedereen dan nu zo moeilijk over Clijsters, die alleen maar de gedachte geopperd heeft?”
Vindt u een fiscaal statuut voor topsporters noodzakelijk?
VERBEECK. “Daar bestaat geen behoefte aan. Maar je mag evenmin één sport bevoordeligen, ook niet op fiscaal vlak. Zo bestaat er alleen voor voetballers een speciale pensioenregeling. Dat is discriminatie. Alle sporters zouden van die voordelen moeten kunnen genieten. Het probleem ligt meer bij de mindere goden, waar de beoefenaars amper het zout op hun aardappelen verdienen.”
Behoort sport dan niet tot de publieke taken om het algemeen welzijn te bevorderen?
VERBEECK. “Ja, maar dat is de taak van de verschillende sportfederaties. Zij zijn niet gebonden aan de plichten van een gewone vennootschap, maar genieten een uitzonderingsregime. Je kunt namelijk geen goede jeugdwerking financieren op basis van lidgeld alleen. Daar heb je bijkomende middelen, zoals overheidssteun, voor nodig. Sport is een maatschappelijk fenomeen. Het heeft lang geduurd vooraleer een Vlaams minister het belang ervan doorhad. Sinds het rapport van de vorige minister van Sport Guy Vanhengel ( VLD) is er eindelijk een goede beleidsnota. Dat rapport maakt ook een onderscheid tussen de verschillende taken van de sport: je wordt er fit van, je leert hoe je moet functioneren in de samenleving en vooral: je leert verliezen. Sport helpt je tegenslagen te verwerken.”
Hoe komt het dat wij maar zelden uitblinken in de sport?
VERBEECK. “Dat heeft te maken met het gemak van de westerse samenleving en de manier waarop wij competitie bekijken. We leven in een van de welvarendste landen ter wereld en dat maakt ons lui. Als ik de mogelijkheden van atleet Joeri Janssens uit Kampenhout vergelijk met die van Wilson Kipketer, die uit een dorpje in Kenia komt, zie ik een megaverschil. Dankzij onze welvaartsstaat krijgt Janssens oneindig veel meer kansen. Kipketer weet dat atletiek hem uit de armoede kan halen, op voorwaarde dat hij zich goed verzorgt en zich volledig inzet. Zijn motivatie om te trainen en tot het uiterste te gaan, is dan ook veel groter.
“En eigenlijk vinden wij ‘competitie’ een vies woord. In onze samenleving ligt de nadruk veel meer op samenwerking dan op concurrentie. We komen graag met iedereen overeen. Als Henin zegt dat ze absoluut de nummer één in de wereld wil worden, wijzen de Belgen haar met de vinger na. Waarom toch? In andere landen, zoals de VS, wordt zo’n gedrag net aangemoedigd.”
Is onze houding dan verkeerd?
VERBEECK. “Ik vind dat je voor je ambities moet uitkomen. Als je dan je objectieven niet haalt, ga je op je bek. Maar dat is toch geen schande? Je hebt het tenminste geprobeerd. Hetzelfde geldt voor bedrijven. Een faillissement is spijtig maar niet het einde van de wereld. Maar in België heeft een faillissement meteen een negatieve bijklank.
“In de topsport gelden de wetten van de economie. Als een sporttak – zwemmen bijvoorbeeld – niet mediageniek is, blijven de verdiensten beperkt. Oók voor de wereldkampioen, hoe goed die ook is. Tegelijk offeren topsporters een groot deel van hun leven, inclusief een carrière in het klassieke beroepsleven, op voor hun sport. Heel dikwijls geven ze zelfs hun humaniora op. Dan heb je twee mogelijkheden. Sommigen kunnen tijdens hun carrière voldoende geld opzij zetten als appeltje voor de dorst, maar de meesten komen net rond. Zij moeten reïntegreren in de samenleving, en dat is een moeilijk verhaal. En je ziet ook een heel pak mensen die voor sport kiezen, er alles voor laten vallen maar toch niet slagen.”
Kan een outplacementbureau voor oude sporters een oplossing bieden?
VERBEECK. “Dat is moeilijk. Maar je moet wél de ouders sensibiliseren om hun kinderen verder te laten studeren. Vandaag wordt te snel de school opgegeven, waardoor je de kansen op een nieuw leven na de sportcarrière vermindert. De combinatie van sport en studie is volgens mij wel degelijk mogelijk.”
Begin deze maand telde Real Madrid 35 miljoen euro neer voor de komst van David Beckham. In 2001 sloot Venus Williams met Reebok een vijfjarencontract van 40 miljoen dollar af. Betekenen zulke astronomische bedragen niet de ondergang van de sport?
VERBEECK. “Je moet die bedragen in hun context zien. Venus en Serena Williams zijn rolmodellen voor heel tennissend Amerika. Dat is een markt van 240 miljoen mensen. Je kunt dat niet vergelijken met een klein land als België. Daarom liggen die sommen in de VS zoveel hoger dan hier. Bovendien leveren de investeringen van bedrijven in een bepaalde sportman of -vrouw wel degelijk hun geld op. Zo heeft Nike net 90 miljoen dollar neergelegd voor de sponsoring van de, jonge basketbalster James Lebron – naar verluidt de nieuwe Michael Jordan. Maar dat is peanuts in vergelijking met wat die sponsoring aan inkomsten uit merchanidising genereert. Zelfs als Lebron maar 10 % van Jordan haalt, dan verdient Nike er nog goed aan. Hetzelfde geldt voor voetbal. De extra inkomsten voor Real Madrid uit de verkoop van Beckham-shirts zou naar verwachting alleen al in Japan vier miljoen euro per jaar opleveren.”
Ondertussen zijn wel meer dan de helft van de voetbalclubs virtueel failliet.
VERBEECK. “Excessen heb je overal. Zo betaalt Real jaarlijks ongeveer 400 miljoen euro aan spelerslonen. Met dergelijke uitgaven kun je moeilijk overleven. Maar het voetbal zit in een transitieperiode. Vroeger konden de clubs bij een acuut probleem hun eigen cashflow regulariseren door een speler te verkopen. Nu moeten ze hun kasstromen genereren uit hun dagelijkse activiteiten. Dat sluit veel beter aan bij de economische realiteit. Maar sinds het arrest-Bosman zoekt de sector nog een nieuw evenwicht.
“De tenniswereld zit helemaal anders in elkaar. Daar organiseren de nationale federaties de recreatie en de competitie in clubverband. Ook verzorgen ze de initiële vorming van de jeugd. Daarvoor krijgen ze dotaties van de overheid. Daarnaast heb je de professionele spelers, die in vakbonden ( nvdr – WTA en ATP) verenigd zijn. Zij organiseren hun eigen toernooien. En ten derde boksen promotoren tennisevenementen in elkaar. Wij zijn actief op alle drie de niveaus. Ons doel is enerzijds federaties ondersteunen bij hun werking, en anderzijds begeleiden we spelers op nationaal en internationaal vlak. Ten slotte organiseren we ook sport- evenementen, zoals de Proximus Diamond Games Antwerp. Deze maand sleepten we nog het contract voor de Zesdaagse vanGent in de wacht.”
Eric Pompen
“Als Henin zegt dat ze de nummer één wil worden, wijzen de Belgen haar met de vinger na. Terwijl zo’n houding in de VS net wordt aangemoedigd.”
“Je moet – ook in het bedrijfsleven – voor je ambities uitkomen. Als je dan je objectieven niet haalt, ga je op je bek. Maar dat is toch geen schande?”
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier