TEWERKSTELLING. DE VERGETEN GROEP. Voor een KMO-vriendelijk beleid

Tewerkstelling wordt terecht als een prioriteit gezien door de federale overheid en de Europese Gemeenschap niet alleen vanuit financieel oogpunt tot het behoud van de evenwichten in de sociale zekerheid, maar hopelijk ook vanuit de bezorgdheid dat het niet mogen en kunnen meedraaien in onze maatschappij fundamenteel onrechtvaardig is en de waardigheid van het individu aantast.

Diverse personen en instellingen doen lovenswaardige pogingen om oplossingen aan te dragen voor deze problematiek. Vaak ontwikkelt men plannen waarbij het numerieke primeert op het lange-termijnresultaat. Onder druk van allerlei groeperingen, of met het oog op verkiezingen, wil men snel tot resultaten komen ; men zoekt dan ook meestal naar oplossingen die alleen toepasbaar zijn op grote organizaties (zoals de overheid) of grote bedrijven.

Hierbij vergeet men echter een belangrijke groep : de kleine en middelgrote ondernemingen (KMO’s), die nochtans ruim aanwezig zijn in onze ekonomie. Ongeveer 200.000 bedrijven in België opereren onder dit statuut en zorgen in de eerste plaats voor hun eigen tewerkstelling en onderhoud. Een KMO-vriendelijk beleid in overleg met de overheid zou heel wat kunnen doen aan de werkloosheid, de kompetitiviteit en andere maatschappelijke problemen.

VERSOEPELING.

De KMO’s zijn veelal één- of tweemansbedrijven, in een aantal gevallen groeiend naar 40 tot 50 werknemers. Heel wat van die ondernemingen zouden extra personeel kunnen inzetten, maar doen dit niet om diverse redenen. Er zijn niet alleen de loodzware financiële verplichtingen bovenop de loonlast, maar ook de soms veel te enge arbeidsreglementen. Flexibiliteit hoeft niet altijd vereenzelvigd te worden met “slavenarbeid”, maar er moet nu eenmaal gewerkt worden met bepaalde ekonomische wetmatigheden. Daarom besluit menig zelfstandige “het dan maar zelf te doen” of gewoon een uitbreiding van de markt te laten liggen wegens de komplikaties die het voor zijn bedrijfsvoering zou meebrengen.

Een versoepeling van de aanwervingsvoorwaarden is dringend nodig. De huidige maatregel, die voorziet in een verlaging van de sociale lasten bij een eerste aanwerving, is goed maar moet bijgestuurd worden. De verplichting dat men een jaar werkloos dient te zijn om in aanmerking te komen, isoleert pas afgestudeerden en kandidaten die het slachtoffer zijn van afvloeiingen. Een aanpassing in een KMO-vriendelijke richting zou snel tot aanzienlijke resultaten leiden.

KONSEKWENTIE.

Een eenvoudige berekening leert trouwens dat iedere aanwerving van een werkloze (of het nu gaat om een eerste werknemer of niet) onmiddellijk een besparing teweegbrengt in de sociale zekerheid zelfs met een aanzienlijke vermindering van de sociale lasten. Wie geen stempelgeld meer krijgt en in plaats daarvan belastingen begint te betalen op zijn inkomen uit arbeid, zorgt toch wel enerzijds voor een besparing en anderzijds voor een financiering ?

Het flexibel maken van de arbeid zal in de toekomst zeker een doorslaggevend element worden voor het behoud van de tewerkstelling. Dit moet uiteraard geregeld worden in overleg met de werknemer. Het argument dat er te weinig ruimte blijft voor het gezinsleven, is niet relevant : in een week van 168 uren wordt slechts 38 uren gewerkt. Uiteindelijk ligt de keuze bij de werknemer. Het is zijn goed recht om op zaterdag of zondag niet te willen werken, maar dan moet hij ook de konsekwentie van die keuze aanvaarden. Met andere woorden : hij mag niet profiteren van de sociale bijdragen die betaald worden door mensen die wél in het weekend willen werken.

KONTINUITEIT.

Een andere problematiek waarmee vooral familiale bedrijven te maken hebben, is de kapitaalstruktuur van hun onderneming. Enerzijds worden onze bedrijven gedwongen zich mee te ontwikkelen binnen de ekonomische wetmatigheden, maar anderzijds missen zij vaak de mogelijkheden om hier daadwerkelijk en verantwoord te participeren. Terecht stelt de Vlaamse minister-president dat aandacht geschonken moet worden aan nieuwe sektoren en technieken. Om dit mogelijk te maken, zijn er evenwel middelen nodig.

Terwijl men in de Brusselse salons nadenkt over de manier om een “Belgische” verankering tot stand te brengen en een aantal miljarden te verzamelen teneinde een aantal multinationale bedrijven te verankeren, blijven de KMO’s in de wind staan. De bestaande risicofondsen zijn ofwel te sektorieel georiënteerd ofwel te beperkt in middelen en visie. Een KMO die vandaag een dossier prezenteert waarin bijvoorbeeld een onderdeel van de produktie gedelokalizeerd wordt, krijgt meestal een “njet” omdat men er zogezegd geen kontrole op heeft of omdat men de sektor niet kent waarin de aktiviteiten zullen plaatsvinden.

Bovendien beschikken deze fondsen veelal over te weinig kapitaal ; de procedures zijn lang en ondoorzichtig, en degenen die de projekten moeten beoordelen zijn vaak niet voldoende vertrouwd met de typische KMO-eigenschappen. Het opzetten van een “KMO-fonds” waarin zowel kapitaal van de gemeenschap als van participerende ondernemingen wordt samengebracht ten bate van deze ondernemingen, zal niet alleen een gunstige invloed hebben op de ontwikkeling van de bedrijven, maar ook op de kontinuïteit van de bedrijven in het kader van de opvolgingsproblematiek.

RUDI DE KERPEL

Rudi De Kerpel is algemeen direkteur van bloemenveiling Flora en lid van het direktiekomitee van veiling Produco.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content