Temporibus mutatis
Nadat ik het Vlaamse regeerakkoord heb gelezen, komt bij mij de vraag op waarom Vlaanderen telkens weer zo inzet op nieuwe technologie en innovatie in zijn industriebeleid. Dat gebeurde een eerste keer in de jaren tachtig, en nu wil men dat in de komende vijf jaar nog eens overdoen.
Destijds kwam dat activisme vooral uit de koker van de voorzitters van wat toen nog de Vlaamse executieve heette, met name Gaston Geens en later Luc Van den Brande. In Europa waren de Vlaamse initiatieven als Flanders Technology en de Derde Industriële Revolutie vrij uniek. Zij maakten dat het economische en maatschappelijke belang van technologische verandering en innovatie doordrong in brede lagen van de bevolking.
Dat beleid werd sterk gevoed door een opkomende Vlaamse ingenieurselite. Zowel in Gent als Leuven was, onder leiding van de faculteiten Toegepaste Wetenschappen, een nieuwe generatie van jonge ingenieurs opgestaan die bereid was haar nek uit te steken in nieuwe, risicovolle technologische bedrijfsactiviteiten. Die interesse paste bij een ontluikende Vlaamse hightech-creativiteit. Ook in hun respectieve universiteiten speelden die twee faculteiten een sleutelrol in een cultuuromslag: van puur fundamenteel onderzoek naar onderzoek met het oog op toepassingen op middellange tot lange termijn. Samenwerken met de industrie werd een kenmerk van het universitaire onderzoek in Vlaanderen, met de creatie van een aanzienlijk aantal spin-offs.
Dat Vlaanderen weinig O&O-intensieve bedrijven telde, speelde deze ontwikkelingen in de kaart. Universiteiten werden als het ware gedwongen een veel actievere rol te spelen in de kennistransfer naar en van het bedrijfsleven. Universiteiten werden de katalysator in de ontluikende Vlaamse kenniseconomie.
Anno 2014 lijkt er op het eerste gezicht weinig veranderd. Opnieuw is er sprake van een activistisch beleid voor innovatie. “Het blijft de ambitie om tegen 2020 de 3 %-norm voor Onderzoek en Ontwikkeling (O&O) te behalen, daarom streven we naar 1 % overheidsuitgaven.” Het staat zelfs tweemaal in het nieuwe Vlaamse regeerakkoord. De ambities voor innovatie, ondernemerschap, industrieel clusterbeleid en investeringen in een excellente kennisbasis zijn groot.
Maar de onderliggende ondersteuning komt nu uit een heel andere hoek. De minister-president zelf is niet langer de overkoepelende inspirator, de O&O-streefcijfers worden nu vermeld in het kader van een industriebeleid met een “grotere focus op bedrijfsgericht innoveren en valoriseren”. De universiteiten worden amper nog genoemd. Meer nog: er wordt op hun onderwijstoelages fors bezuinigd. In die zin is er wel degelijk sprake van een ander beleidskader. Het lijkt erop dat nu vooral de Vlaamse ondernemersklasse mee aan het roer staat van het innovatiebeleid. Het is een illustratie van wat ik de Vlaamse kennisparadox zou noemen.
Naarmate Vlaanderen meer bevoegdheden claimt en bij elke nieuwe staatshervorming ook krijgt, beginnen andere beleidsonderwerpen aan belang te winnen en worden hierover posities ingenomen waarmee partijen zich kunnen onderscheiden. Het Vlaamse technologische en kennisniveau is geen prioriteit meer van de minister-president, het wordt een onderdeel van de betrokken minister en zijn directe omgeving. Alsof het beleid dat Vlaanderen gebracht heeft waar het nu staat, vooral te danken was aan de beperkte bevoegdheid die de Vlaamse overheid toen had… Temporibus mutatis, de tijden zijn veranderd.
De auteur is rector van de Universiteit Maastricht.
LUC SOETE
Het lijkt erop dat nu vooral de Vlaamse ondernemersklasse mee aan het roer zit van het innovatiebeleid.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier