Te weinig seks remt Europese economie af
Nog eens anderhalf miljard mensen staan te trappelen aan de poorten van de globale economie. Hun werkijver en lage loon zal nog 50 jaar lang schokgolven sturen door de wereldeconomie. Richard Freeman adviseert hoe de Belgische regering en sociale partners zich schrap kunnen zetten.
In november wegen werkgevers en werknemers uw loon alweer af op het apothekersschaaltje van het interprofessioneel overleg. Het wordt een moeilijke evenwichtsoefening. Eén gram te weinig loonsverhoging en de vakbonden moeten met lege handen naar hun achterban. Eén gram te veel en de bedrijven klagen dat hun broze concurrentiekracht nog meer wordt aangetast.
De sociale partners zullen nog jaren moeten balanceren op die slappe koord. Op de achtergrond wordt de realiteit van de globalisering dwingender: anderhalf miljard mensen zoeken een plek in de wereldeconomie. Dat zal de globale arbeidsmarkt nog een halve eeuw op zijn kop zetten.
“De val van het communisme, India dat het autarkiebeleid vaarwel zei en de omhelzing van het marktkapitalisme door China hebben de wereldwijde beroepsbevolking die meedoet aan de markteconomie verdubbeld van 1,4 naar 2,9 miljard mensen. Die uitbreiding luidt een overgangsperiode van 50 jaar in, die pas zal voorbij zijn als China en India ons welvaartspeil bereikt hebben. En die transitie zal niet van een leien dakje lopen,” waarschuwt Richard Freeman, een wereldbefaamde arbeidseconoom die ook van andere markten thuis is (zie kader: Wie is Richard Freeman?). Freeman was onlangs te gast bij de Brusselse denktank Bruegel. Trends had een exclusief gesprek met hem.
“Het goede nieuws is dat de armoede wereldwijd daalt en dat de koopkracht en de vraag naar onze westerse producten toeneemt. Er zullen ook meer hersenen meedenken aan betere producten, terwijl lagere productiekosten onze levensstandaard verhogen,” legt Freeman uit. “Maar geen rozen zonder doornen: het Westen verliest zijn monopolie op een technologische voorsprong en ziet vele bedrijven andere oorden opzoeken. De ontluikende economieën kampen op hun beurt met toenemende inkomensongelijkheid. Hele regio’s blijven achter en de kans op milieucatastrofes neemt toe.”
Richard Freeman heeft voor die transitieperiode twee scenario’s in zijn broekzak: een best case en een worst case:
Best case: de kostprijs van goederen daalt en het Westen behoudt het marktleiderschap in een aantal sectoren. In de ontluikende markten stijgen de lonen, daalt de armoede en neemt de inkomensongelijkheid af. En de hele wereld ijvert voor betere arbeidsvoorwaarden.
Worst case: de lonen in China en India stijgen zeer traag, de kapitaalvoorraad neemt nauwelijks toe en de lonen in het Westen dalen tot de pariteit met de Chinese lonen is bereikt. En toenemend protectionisme torpedeert een verdere globalisering.
TRENDS. Moeten we in het Westen bang zijn voor die grote verdubbeling van de wereldwijde beroepsbevolking?
RICHARD FREEMAN. “De huidige globalisering tilt honderden miljoen mensen uit de armoede en is een van de grootste gebeurtenissen voor de mensheid. Voor het eerst zal de hele wereld – Noord-Korea nog uitgezonderd – werken met dezelfde moderne technologie in een kapitalistische economie. De vroegere globale economie draaide rond Europa en zijn kolonies. Dat was een ander model.
“Maar het Westen zal wel door een overgangsfase moeten. Nu zijn de lonen en levensstandaard in China en India nog veel lager dan de onze. Ik schat dat het een halve eeuw zal duren eer ze ons bijbenen. We hebben een slim beleid nodig om de overgang te begeleiden. Ik wil niet dat regeringen en internationale organisaties denken dat het wel vanzelf zal loslopen.”
Kunnen we onze Europese welvaartsstaat nog veroorloven in die overgangsfase?
FREEMAN. “Ja, al moet er hier en daar bijgestuurd worden. De uitdaging is om onze levensstandaard te behouden én toch competitief te blijven met de lagelonenlanden. Dat kan door de volgende drie sporen te volgen. Het eerste spoor is mensen opleiden, zodat je niet rechtstreeks de concurrentie aangaat met de lager opgeleide lagelonentrekkers. Europa doet dit al heel goed, maar opleiding is ook geen wonderoplossing. Want vrij snel zullen we ook moeten concurreren met lagelonentrekkers die wel goed opgeleid zijn. Dat wordt lastig.
“Het tweede spoor wordt door de welvaartsstaat zelf aangereikt. De kunst wordt om in het Westen de lonen te verlagen zonder te raken aan de levensstandaard. Dat kan via de welvaartsstaat. Hoe meer iemands welvaart afhangt van lidmaatschap van een (welvaarts)staat, en hoe minder van zijn waarde op de arbeidsmarkt, hoe meer je de lonen competitiever kan maken, al zit natuurlijk niemand op lonen Chinese stijl te wachten. De Europese welvaartsstaat staat op dit punt al sterk. Iedereen heeft al toegang tot een betaalbare gezondheidszorg. En de overheid zorgt er ook voor dat in Europa bijna iedereen een betaalbaar en deftig dak boven het hoofd heeft.
“De Verenigde Staten staan nog niet zo ver. In het beste geval heb je er een belastingkrediet: wie werkt tegen een laag loon, krijgt er van de fiscus wat geld bij, zodat een vrij behoorlijk leven mogelijk wordt. De welvaartsstaat is dus een goed instrument om de overgang te begeleiden. Maar de Europese welvaartsstaat betaalt ook nog altijd heel wat mensen vrij rijkelijk, ook wanneer ze niet werken. Dat is geen verstandig beleid. Idealiter hebben we geen welvaartsstaat nodig, maar een workfarestate, waarin mensen bereid zijn voor lage lonen te werken en van de overheid subsidies krijgen, zodat ze behoorlijk kunnen leven.
“Het derde spoor is ervoor zorgen dat we kapitaalrijke landen blijven. Maar dat is een probleem, omdat heel wat bedrijven liever investeren in de ontluikende economieën. En als China de corruptie en rechtsonzekerheid kan terugdringen, zal deze asverschuiving naar het Oosten nog veel sneller gebeuren. Daarom moet je de bedrijven lagere lonen durven beloven om ze hier te verankeren. Die verankering is gemakkelijker als je het kapitaal op peil houdt en je een welvaartsstaat hebt die aan de werknemer kan zeggen: je moet loon inleveren, maar je zal niet afzien.”
Hoe financier je die welvaartsstaat? Belastingen maken arbeid net duurder, draaien we dan geen rondjes?
FREEMAN. “Akkoord, het zwaar belasten van arbeid is geen verstandige strategie. Je kunt werknemers wiens job en loon onder druk staan, ook niet nog meer belasten. Je moet de rijkste groep dus de rekening laten betalen. Kapitaal is dan weer moeilijk te belasten, omdat het mobiel is, maar ook het kapitaal kan je nog enigszins belasten of sturen, zeker in de landen waar pensioenfondsen van de werknemers grote pakketten aandelen in handen hebben. Een sociaal aandeelhouderschap kan ervoor zorgen dat dit geld defensiever besteed wordt, in plaats van dat het geld belegd wordt in bijvoorbeeld China. Het is een legitieme eis van werknemers om hun spaargeld niet te investeren in concurrenten uit lagelonenlanden, waardoor zij over vijf jaar hun job kunnen verliezen. Maar in bijna heel Europa (waaronder België) verloopt het pensioensparen grotendeels via de overheid en pay-as-you-go-systemen. Die optie vervalt dus. Daarom ben ik voorstander van kapitalisatie van pensioenreserves, gecontroleerd door de belangen van de werknemers. Ze kunnen een bredere maatschappelijke visie mengen in de beslissing hoe dat geld te beleggen.”
Intussen ligt voor de werknemer nog een halve eeuw van loonmatiging in het verschiet?
FREEMAN. “Ja. We moeten leren dat onze levensstandaard niet zal toenemen via forse loonsverhogingen, maar via prijsverlagingen van de goederen die we consumeren, omdat ze gemaakt worden in lagelonenlanden. China gaat meer en meer de wereld overspoelen met goedkope producten – dat gaan we ons toch niet ontzeggen?”
Loonmatiging is wel slecht voor de interne vraag. Remt dit beleid de Europese economie niet te veel af?
FREEMAN. “Weet u wat de Europese economie afremt: er is te weinig seks. En u weet wat ik bedoel: in een afnemende bevolking met te weinig kinderen stagneert de vraag. Je hebt geen exploderende bevolking nodig. Een lichte stijging (1 %) is genoeg als er maar kinderen zijn. Kinderen stimuleren de vraag. Gezinnen met kinderen geven meer uit en investeren ook meer in de kinderen. Een verouderde samenleving zonder jongeren (zoals de Italiaanse) is het grootste gevaar voor Europa. En opmerkelijk: landen met de hoogste vruchtbaarheidsratio hebben de hoogste ratio vrouwen die studeren of werken. Het oude dilemma óf je krijgt kinderen óf je gaat werken, is verdwenen. In Scandinavië werken de vrouwen én ze hebben kinderen. In Japan werken de vrouwen niet en ze krijgen ook geen kinderen. Ik geef u een ernstiger citaat: economisch beleid zou gezinsbeleid moeten zijn en vice versa. Alle debatten over het wel en wee van de welvaartsstaat zijn irrelevant als de bevolking krimpt. De interne vraag zal dan dalen, welke maatregelen je ook neemt. Een alternatieve oplossing is te kiezen voor grootschalige immigratie. Maar dat ligt politiek zeer moeilijk, en ik denk niet dat migranten naar landen willen trekken waar er geen jeugd is. Een bloeiende samenleving heeft jonge mensen nodig. De ontvolking in Rusland is nog logisch te noemen. De levensstandaard was laag en na de val van het communisme werd het nog erger. Waarom zou je daar een baby op de wereld zetten? Maar in Europa? Het is een raadsel waarom de Europeanen ervoor gekozen hebben om zo weinig kinderen op de wereld te zetten.”
Legt de vergrijzing een bijkomende hypotheek op onze concurrentiekracht?
FREEMAN. “De vergrijzing is een beheersbaar probleem. In een maatschappij die gebaseerd is op sociale dialoog moet het mogelijk zijn om mensen langer te laten werken. Iedereen kan het eens worden over de economisch rationele veranderingen die nodig zijn. De Zweden hebben dat al goed gedaan en motiveren de mensen om langer te werken.
“En zolang de technologie betere producten en productiviteitswinsten blijft genereren, zal de volgende generatie meer geld hebben om voor de voorgaande generatie te zorgen. Bovendien hebben jullie in Europa de gezondheidszorg, de belangrijkste kostenpost van de vergrijzing, zoveel beter aangepakt dan wij in de VS.”
Volgens uw berekeningen daalt de ongelijkheid in de wereld. Is dat een gevolg van technologische vooruitgang of van de globalisering?
FREEMAN. “Volgens mijn schattingen is de globalisering verantwoordelijk voor 20 % of 30 % van de dalende ongelijkheid en dat percentage stijgt. Het Westen heeft ook de middelen om een herverdelende politiek te voeren en de minderverdieners op te vangen. Maar een land als Mexico of Turkije heeft die mogelijkheden niet. De mensen die echt in de problemen komen, zijn de armen uit de oude ontluikende economieën. Ze zijn hun kostenvoordeel kwijtgespeeld aan China & co., maar hebben nog geen welvaartsbasis om de schok op te vangen.”
U waarschuwt voor een ‘worst case scenario’. Wat zijn de kansen dat dit scenario werkelijkheid wordt?
FREEMAN. “Een belangrijk risico is dat in China en India de corruptie en de dictatuur zich ontwikkelen zoals in Indonesië. De Chinese communisten controleren bijvoorbeeld het internet. Ze doen dat, omdat ze weten dat niemand hun politiek steunt. Ze zijn bang. Dat is een recept voor chaos.
“In het Westen schrijft de VS aan een potentieel bar scenario. Meer en meer rijkdom is er geconcentreerd in steeds minder handen. Amerikaanse bedrijfsleiders kunnen via opties 50 tot 100 miljoen dollar per jaar verdienen. Zij verliezen het contact met de rest van de wereld. De VS glijdt af naar Latijns-Amerikaanse toestanden, waar je de rijke Europeanen aan de top hebt en de armen aan de bodem.
“Op globale schaal daalt de ongelijkheid, maar binnen heel wat landen, zoals de VS, neemt de ongelijkheid toe. Idem dito in India en China, waar de inkomenskloof tussen de boeren en de mensen van Sjanghai, Peking en de kuststreek snel toeneemt. Het ontstaan van twee werelden naast elkaar, een rijke en een arme, is het worst case scenario dat we moeten bestrijden.”
Daan Killemaes / Guido Muelenaar
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier