Te vuur en te zwaard
Ook al was het jongste krimpcijfer van de Amerikaanse economie weer behoorlijk indrukwekkend, nagenoeg iedere beleidsvoerder die dezer dagen het woord neemt, gewaagt van “vertraging in de terugval van de economie”, ja zelfs “de eerste tekenen van herstel”. Analisten keren cijfers en peilingen binnenstebuiten op zoek naar indicaties van ontluikend herstel. Steevast luidt de conclusie dat die tekenen zich inderdaad beginnen te manifesteren, maar dat het er allemaal zeer broos uitziet. Zo gaat dat altijd: conjunctuurvoorspellers gaan, zo leert de geschiedenis, altijd hopeloos de mist in bij de keerpunten in de conjuncturele beweging. Zo zal het dus nu ook gaan. Bovendien is de vraag naar het al dan niet ontluikend economisch herstel vandaag niet de meest prangende.
Centraal in de discussie moet nu de vraag staan hoe het gesteld is met de strijd tegen de deflatie, een langdurige daling van het algemene prijspeil in de economie. China en Japan zitten stevig in de greep van deflatie. In de VS dook de index van de consumptieprijzen in maart onder nul (-0,4 %). De eurozone duikt ook steeds nadrukkelijker in de richting van deflatoir territorium. Voor Spanje is het trouwens al zover en de Bundesbank verwacht dat ook de Duitse inflatie deze of volgende maand onder nul gaat.
Deflatie richt een ravage aan in de economie via vier mechanismen. Ten eerste stellen consumenten hun bestedingen zoveel mogelijk uit omdat ze hopen die morgen of overmorgen tegen lagere prijzen te kunnen doen. Dat zet een rem op de investeringen omdat de ondernemingen onvoldoende vraag ontwaren. Bovendien speculeren ook de bedrijven erop dat ze morgen of overmorgen diezelfde investeringen goedkoper kunnen uitvoeren. Ten tweede leidt deflatie in een rigide economie tot een verhoging van de reële lonen waar geen productiviteitstoename tegenover staat. Uitstoot van arbeid en dus hogere werkloosheid vloeien daar onvermijdelijk uit voort, wat de al gehavende algemene vraag in de economie verder onderuithaalt.
Ten derde verhoogt deflatie de reële waarde van schulden, wat, mede door de penibele macro-economische omstandigheden, steeds meer schuldenaars in de problemen brengt. Zowel consumenten als bedrijven krijgen het almaar moeilijker om aan de terugbetalingsvoorwaarden te voldoen. Zo belanden we bij het vierde destructiemechanisme, namelijk de verhoging van het risico op een financiële crisis, vooral als gevolg van escalerende problemen voor het bankwezen. In de huidige omstandigheden zou een langdurige periode van deflatie gegarandeerd een nieuwe impuls geven aan de financiële crisis die vandaag iets minder penibel lijkt.
Niet elke deflatie mag echter over dezelfde kam geschoren worden. Er bestaat goedaardige, maar helaas ook kwaadaardige deflatie. De goedaardige soort kenmerkt zich door prijsdalingen die voortvloeien uit productiviteitsstijgingen: nieuwe en betere producten voortgebracht in efficiëntere productiviteitsstijgingen. Kwaadaardige deflatie vloeit voort uit een ineenstorting van de algemene vraag. Het spreekt voor zich dat de deflatie die we vandaag over ons heen krijgen van de kwaadaardige soort is en dus te vuur en te zwaard bestreden dient te worden.
Monetaire en budgettaire stimuli zijn de twee wapens waarover het beleid beschikt om het deflatiebeest te bestrijden. De VS trekken onvoorwaardelijk alle registers open. Het begrotingstekort gaat van 5,8 procent van het bbp vorig jaar naar 10,2 procent dit jaar en 12 procent volgend jaar. Onder leiding van voorzitter Ben Bernanke orkestreert de Fed, de Amerikaanse centrale bank, de meest omvangrijke monetaire stimulus uit de Amerikaanse geschiedenis. Niet enkel staan de beleidsrentes in essentie op 0 procent, onorthodoxe maatregelen gericht op het in standhouden van de geldhoeveelheid in omloop in de economie behoren nu tot de orde van de dag.
De eurozone doet het minder agressief. Het begrotingsdeficit zou tegen volgend jaar op 7 procent liggen en de ECB is het duidelijk oneens over de noodzaak van onorthodoxe maatregelen. Begin april verklaarde voorzitter Jean-Claude Trichet dat “non-standard steps” misschien in overweging dienden genomen te worden. Alex Weber, president van de Bundesbank, nodigde prompt de Financial Times uit voor een interview waarin hij uitdrukkelijk stelde zich tegen zo’n beleid te verzetten.
Een beoordeling van die beleidskeuzes is niet eenvoudig. Zo is er de overweging dat grotere begrotingstekorten de overheidsschuld verzwaren. Wat dit betreft, speelt de demografie zwaar in het nadeel van Europa en kunnen de VS zich allicht iets meer veroorloven. Bij het onorthodoxe monetaire beleid moet de vraag gesteld worden of de Fed tijdig het roer zal/kan omgooien om te vermijden dat het tot een ontsporing van de inflatie komt. Toch durven we stellen dat de sociale, economische en maatschappelijke kosten van galopperende deflatie het nemen van risico’s in de andere richting verrechtvaardigen. Het komt erop neer dat critici van het Amerikaanse beleid moeten uitleggen waarom zij een langdurige periode van deflatie niet echt angstaanjagend vinden. (T)
Johan Van OvertveldtDE AUTEUR IS ALGEMEEN DIRECTEUR VAN HET VKW.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier