‘t Zijn allemaal fraudeurs, meneer
Regeringscommissaris Alain Zenner haalde onlangs zwaar uit naar de werkmethodes van sommige fiscaal adviseurs. Maar misschien moet de regering ook eens nadenken over eenduidige fiscale voorstellen.
“Doorgaans is zware en georganiseerde fiscale fraude onmogelijk zónder de tussenkomst van een raadgever die in staat is om de gesofisticeerde constructies op te zetten die noodzakelijk zijn om aan de fiscus te kunnen ontsnappen.”
Die uitspraak komt van Alain Zenner, de regeringscommissaris voor fiscale vereenvoudiging. “Fiscaal adviseurs kunnen hun raad misschien op papier of op zuiver intellectueel vlak verantwoorden, maar niet binnen een maatschappelijk kader.” Tijdens zijn toespraak viseerde Zenner duidelijk de betere cliënteel, want “de meeste bijzondere mechanismen en structuren komen niet in aanmerking voor de massacliënteel.” De man was ook onverbiddellijk: “Het is ontoelaatbaar dat adviseurs fiscale witwasserijen uitbaten. We kunnen niet tolereren dat de adviseurs hun ogen sluiten, of zelfs dat ze de fiscale fraude vergemakkelijken.”
Gepeperde uitspraken horen bij het politieke bedrijf, en Zenner bewijst dat hij méér is dan zomaar een jurist. Maar slaat hij zichzelf niet technisch KO met zijn uitspraak dat een constructie die beleggers toelaat om aan de fiscus te ontsnappen, ook illegaal kan zijn? Zenner impliceert immers dat er een flou éthique bestaat, dat er zoiets bestaat als oplossingen die in de intentie van de wetgever eigenlijk belast hadden moeten worden, maar die legaal niet getaxeerd kunnen worden. Zo blijven we nog lang bezig.
De problemen die Zenner aansnijdt omvatten veel facetten. Laten we er de twee belangrijkste uitpikken: ten eerste de illegaliteit en de nood aan regularisering, en ten tweede de rechtszekerheid bij vermogensstructurering.
1. Illegaliteit en regularisering. Er bestaan drie soorten vermogens waarmee de fiscus terecht moeilijkheden heeft. Ten eerste zijn er de opbrengsten uit diefstallen, afpersing en andere criminele activiteiten (drug- en mensenhandel). Ten tweede is er het geld dat werd verdiend bij legale activiteiten maar dat niet werd aangegeven aan de fiscus. En ten derde is er het geld uit legaal verdiend inkomen, maar dat werd belegd op een manier zodat er geen normale belastingen worden betaald.
Tijdens een receptie na een voordracht over financiële planning werd me ooit gevraagd “of ik al een échte cliënt had gezien”. Die échte cliënt bleek een Rus te zijn die bij een makelaar in de buurt van het Sint-Jansplein in Antwerpen was binnengestapt. Hij had voor een half miljoen euro geldbiljetten bij zich, die hij wou beleggen. Misschien behoort deze Rus wel tot de bovengenoemde eerste categorie, al kunnen we dat natuurlijk niet bewijzen.
De situatie is in ieder geval niet te vergelijken met die van een Belg die in het reine wil komen met de fiscus, nadat hij jarenlang een portefeuille in het buitenland heeft aangehouden. Toen in de jaren zeventig het roerend inkomen nog samengevoegd werd belast tegen ongeveer 70%, werd veel spaargeld van de tweede en de derde categorie die we hierboven vermeldden in het buitenland in veiligheid gebracht.
Ouder wordende Belgen of de erfgenamen ervan hebben intussen vastgesteld dat het fiscale klimaat in België flink is veranderd. En dus willen ze dat vermogen graag repatriëren. Al gaat dat niet altijd even makkelijk. Moet de brave Belg, die altijd keurig zijn belastingen heeft betaald, nu in de handen staan klappen bij de terugkeer? Welnee. Maar hij zou misschien wél moeten instemmen met een systeem van regulariseringsbelastingen, liever dan niets te zien omdat de vermogens in het buitenland blijven.
2. Rechtszekerheid bij vermogensstructuren. Bij de opbouw en het beheer van een privé-vermogen over een aantal generaties heen, kunnen ondernemers niet anders dan een hele reeks opeenvolgende transacties opzetten: giften, schenkingen, aan- en verkopen van aandelen, handelingen in verband met naakte en volle eigendommen en vruchtgebruik, een burgerlijke maatschap voor het beheer van het familiefortuin, de aankoop van een pand ten behoeve van de familiale vennootschap enzovoort. Problematischer wordt het wanneer onroerende goederen worden ingebracht in vennootschappen, gevolgd door een onmiddellijke verkoop van de aandelen die de ondernemer in kwestie voor de inbreng ontving. En op glad ijs begeeft ook degene die fictieve leningen tussen vennootschappen toestaat, of de persoon die eindejaarsvergoedingen vervangt door verzekeringen waarvan het kapitaal onmiddellijk ter beschikking wordt gesteld.
In dergelijke gevallen is de grens tussen hetgeen wat mag en niet mag, niet erg breed meer. Heel veel ondernemers laten zich ter zake dan ook bijstaan door financieel planners, door juridisch en fiscaal adviseurs. Het is toch normaal dat iedereen zich afvraagt of er geen betere weg bestaat? Een weg die niet alleen fiscaal zo weinig mogelijk nutteloze fiscale kosten oplevert, maar ook economisch en financieel het effect heeft dat men beoogt op het vlak van controle, opbrengst, groei, verdeling en behoud van flexibiliteit.
Belgische ondernemers en beleggers zijn realisten. Ze zoeken naar oplossingen die economisch en fiscaal degelijk en houdbaar zijn voor hun financiële planning op lange termijn. Maar de toepassing van de belastingwetgeving is vaak onvoorspelbaar. Het systeem van de ruling werkt niet.
Het is aan Alain Zenner om de rechtszekerheid op fiscaal gebied te vergroten. Er is nood aan een duidelijk kader waarbinnen de adviseurs van de belastingplichtigen (en niet alleen de advocaten) zich kunnen terugvinden.
Emiel Van Broekhoven [{ssquf}]
De auteur is hoogleraar economie aan de Universiteit Antwerpen en voorzitter van de Vlaamse Federatie van de Beleggingsclubs en de Beleggers (VFB).
Er moet dringend rechtszekerheid op fiscaal gebied komen. Er is nood aan een duidelijk kader waarbinnen de adviseurs van de belastingplichtigen zich kunnen terugvinden.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier