Stuurse aandelen
Gematigd positief.
Bepaalde criteria wijzen op een zekere “overgekochtheid” op de huidige aandelenmarkten, en dan vooral op Wall Street.
Zo zet de Dow Jones Industrials-index sedert de crash van 1987 een kwasi ononderbroken opwaartse trend neer : grafiek 6. Zelfs 1987 lijkt op een lange-termijngrafiek niet meer dan een korrektie in de stijgende beweging, die begin jaren ’80 aanving. Sedert het dieptepunt na de crash in 1987 steeg de Dow met liefst 90 %. Weer eens een stille ode aan het basisprincipe : kopen en behouden !
De evolutie van de Europese beurzen (m.n. de Belgische) was eveneens vrij positief. Zij het minder spectaculair. Sedert het laagste punt na de crash steeg de Brussels SE General index met dik 50 % : grafiek 7. Op dit ogenblik noteert die index in tegenstelling tot de Amerikaanse beursindices nog steeds niet hoger dan het niveau vóór de inzinking van 1990.
Deze relatief hoge koersen zijn mede verantwoordelijk voor de tamelijk hoge koers/winstverhoudingen en de relatief lage dividendrendementen. De verhouding tussen de rente op overheidsobligaties en het dividendrendement de “yield-ratio” is dan ook ook zeer hoog in de States tot extreem hoog in Nederland maar eerder gemiddeld in België. (cfr. grafiek 8 en grafiek 9)
Uiteraard moet men deze criteria niet enkel binnen elke markt met de eigen geschiedenis vergelijken, men moet ze ook naast andere markten plaatsen.
Zo is een waarde van 2,40 voor de ratio rente overheidsobligatie t.o.v. dividendrendement in Nederland historisch zeer hoog. Maar laag in vergelijking met België, waar de ratio 2,70 bedraagt. En dat is voor de Brusselse beurs een gemiddelde waarde.
Pieken.
Deze schijnbare “overgekochtheid” op de aandelenmarkten moet niet noodzakelijk leiden tot lagere koersen in 1995. De meest uitgesproken situatie vinden we in de States. De koersen stegen sterk na 1988, maar maakten weinig vooruitgang meer in 1994.
De koers/winstverhouding is eerder hoog, maar nam sedert 1992 af van 26 naar 18, als gevolg van de hogere bedrijfswinsten. Bij een stabiel niveau van de aandelenkoersen betekent een terugval van de koers/winstverhouding van 26 naar 18 een stijging van de bedrijfswinsten met 44 %.
Het dividendrendement is er historisch zeer laag, ook in vergelijking met de rente op lange-termijnoverheidsobligaties. Maar de lange-termijnrente op overheidsobligaties heeft waarschijnlijk een piek bereikt en de dividenden zullen ook in 1995 verder blijven toenemen.
De op het eerste gezicht dure Amerikaanse aandelen zouden daarom in 1995 op basis van deze criteria minder duur kunnen worden. Wall Street hoeft dus niet noodzakelijk te dalen in 1995, maar grote opwaartse bewegingen zijn niet te verwachten.
Het technische beeld voor de Amerikaanse aandelenkoersen is immers evenmin bemoedigend. Het profiel van de Japanse kaarsen op maandbasis is dat van een zijdelingse beweging. Die beweging zou gemakkelijk nog wat kunnen aanhouden. Het 10-daagse gemiddelde sneed trouwens al het 50-daagse gemiddelde in neerwaartse zin.
België boven.
Positiever zijn we voor de Europese beurzen, en dan vooral de Belgische. De Belgische aandelen verloren sterk terrein in 1994. De Europese landen lopen achter in het konjunktuurherstel en de winsten kunnen dus nog sterk verhogen. Hierdoor kan de koers/winstverhouding flink dalen en het dividendrendement stijgen. Ook de rente op overheidsobligaties zal afnemen, waardoor met stijgende dividenden ook de onderlinge verhouding fiks kan verlagen.
Technisch wordt dit positievere beeld versterkt door de vorming van een “ochtendster” tijdens de maanden september, oktober en november 1994 op de Japanse kaarsengrafiek op maandbasis van de Brussels SE Index. Ook sneedt het 10-daagse gemiddelde het 50-daagse gemiddelde in opwaartse richting.
Belgische aandelen in exportsektoren bieden tevens een uitstekende indekking tegen het weliswaar kleine maar niet uit te sluiten risico van een ontsporende munt.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier