Strijders met standing
De Koninklijke en Ridderlijke Hoofdgilde van Sint-Michiel beoefent al sinds 1613 de edele kunst van het schermen. Daarmee is de schermclub, die in de rustieke bovenzaal van de Gentse Lakenhalle huist, de oudste ter wereld. En afgaande op de notoire clubleden en lange wachtlijsten ook de meest prestigieuze van het land.
Schermen bestaat al sinds mensenheugenis. Homeros maakte in zijn ‘Ilias’ al gewag van krijgers die furieus en schuimbekkend tekeergingen met zwaard en rapier. Geen wonder dat de sport op het programma stond van de allereerste Olympische Spelen in het Oude Griekenland.
In ons land duurde het tot laat in de Middeleeuwen voor het schermen zich als krijgskunst manifesteerde. Uiteindelijk erkenden aartshertog Albrecht en Isabella de Koninklijke en Ridderlijke Hoofdgilde van Sint-Michiel uit Gent in 1613. Eeuwen daarvoor al deden de schermers dienst als keurkorps dat door het Gentse stadsbestuur kon worden ingezet ten tijde van onlusten. Uit dankbaarheid voor hun onverdroten inzet kregen ze de lakenhalle, aan de voet van het Belfort, voor eeuwig toegewezen als gildelokaal. Alleen tijdens de Franse Revolutie, toen oude privileges zonder pardon werden geguillotineerd, werd de schermgilde van Sint-Michiel heel eventjes buiten gebonjourd.
Ridderlijke attitude
Voor de meeste leden van de club is schermen veel meer dan een verkwikkelijke lichaamsoefening. Het is een manier van denken, een verbonden zijn met het historisch heir en het in ere houden van een ridderlijke attitude. De wapenspreuk van de Sint-Michielsgilde laat geen twijfel bestaan over de nobele intenties: N’évite pas, jamais ne cherche. Vrij vertaald: zoek geen ruzie, maar hou in geval van bonje de kin – en vooral de degen – toch maar trots omhoog.
“Schermen kun je omschrijven als vechten met manieren of schaken met de spieren,” vat advocaat Didier Goeminne het puntig samen. “In het schermen sla je d’r heus niet zomaar wat op los. Er zijn strikte regels waaraan iedereen zich moet houden. In het heetst van de strijd vereist dat een enorme zelfbeheersing en concentratie.” En de man kan het weten. Goeminne – rad van tong en van degen – is immers zelf een niet onverdienstelijk schermer én sinds enkele jaren ook deken van de gilde.
Dat de gilde het overigens serieus meent met haar traditionele erecode, bewijst de piramidale structuur die nog steeds wordt instandgehouden. Zo wordt de raad van bestuur de Eed genoemd. Zij verkiezen de Euverdeken (de voorzitter van de raad van bestuur) en de Deken (gedelegeerd bestuurder). Tot voor kort werd er jaarlijks ook driftig maar deftig gestreden om de titel van Koning. Met dat epitheton wordt de beste schermer van de gilde aangesproken. Tenminste, nadat hij zich op het clubtornooi heeft onderscheiden met de drie verschillende wapens – de degen, het floret en de sabel.
Momenteel telt de Sint-Michielsgilde 228 leden, waarvan zo’n 122 actieve schermers. Veel meer zijn het er overigens nooit geweest en zullen er ook nooit zijn. Om lid te worden moet je immers aan een hele reeks vereisten voldoen. En die omhelzen wel iets meer dan fluks te kunnen omgaan met degen, sabel of floret. Vroeger moesten de leden tussen 21 en 60 jaar oud zijn, Gentenaar én katholiek. Bovendien moesten ze bij het toetreden een zogeheten doodschuld tekenen. Dat was een som geld die de gilde toekwam na het overlijden van het lid. Aangezien dit meteen ook de voornaamste bron van inkomsten was, werden kapitaalkrachtige leden algauw tot erelid benoemd. Degenkunsten mogen dan weliswaar edel zijn, ze zijn ook behoorlijk pragmatisch.
Intussen is het ondertekenen van de doodschuld afgeschaft. Niet onlogisch voor een gilde die zich anno 2002 steeds meer als sportvereniging profileert. Maar dat betekent nog niet dat iedereen tegenwoordig zomaar lid kan worden. De Sint-Michielsgilde hanteert immers een systeem van peetschap. Dat impliceert dat een kandidaat moet worden voorgedragen door een erelid van de club. Aangezien de meeste leden van oudsher tot de Gentse bourgeoisie behoren, hoeft het allerminst te verbazen dat de Sint-Michielsgilde ook nu nog een exclusieve status geniet. Het gevolg: een lange wachtlijst met daarop de namen van tientallen gegadigden.
Bovendien rekruteert de Sint-Michielsgilde haar nieuwe leden doorgaans in gereputeerde colleges, op zoek naar jonge talenten die er wel iets voor voelen om stagelessen te volgen bij de ervaren en gediplomeerde schermmeesters van de gilde. Maar talent alleen biedt nog geen garantie om ook effectief tot de gilde te kunnen toetreden. “Betweters of respectloze jongeren willen we niet,” licht Goeminne kordaat toe. “Op die manier willen we een zekere morele elite creëren. En daar zijn we trots op. Even belangrijk als het ontwikkelen van een goede schermtechniek is het aankweken van een respectvolle houding en respect voor de traditie. Onze leuze – n’évite pas, jamais ne cherche – liegt er niet om. Ruziestokers hebben hier niks te zoeken. Wat leden betreft, zijn we erg selectief. We zijn tenslotte geen vragende partij.”
Gentse bourgeoisie
Ondanks de democratiseringsgolf van de jongste jaren – een ambitieuze sportclub teert niet alleen op standing, maar ook op een volle trofeeënkast – draagt de Sint-Michielsgilde nog steeds een wat elitair etiket. De schermclub fungeert sinds jaar en dag als ontmoetingsplaats voor de Gentse bourgeoisie. Het guldenboek leest als een bloemlezing van de aristocratische en burgerlijke geschiedenis van de Artevelde-stad.
Zoals gezegd werden de meeste clubleden tot voor kort gezocht onder de intellectuele of financiële elite. Zo levert een vluchtige blik op het ledenbestand meteen enkele frappante namen op: Alain Bloch, ex-onderzoeksrechter bij de Gentse rechtbank, Marcel Van Laecke, ex-commandant van de Aalsterse BOB, of Helga Plateau van KPMG. Even verderop vinden we ook schermveteraan John Leten, bedrijfsverzekeraar en in zijn schaarse vrije tijd ombudsman van de Sint-Michielsgilde. Griffier van de club is notaris Baudouin Van Schoote. Schatbewaarder is ex- Sidmar-topman Pierre Wilmes. En een van de meest prominente leden is Euverdeken Yves Brasseur, een man die in De Standaard ooit werd geciteerd binnen de toptien van personen met de meeste bedrijfsmandaten. Ook sportief wist Brasseur echter te imponeren. Deze schermkoning won maar liefst tien keer de Belgische titel en vertegenwoordigde ons land op de Olympische Spelen van Tokio (1964) en Mexico (1968).
Vooral in de negentiende eeuw was de gilde dé plaats bij uitstek waar staalreuzen, textielbaronnen, dokters en juristen met elkaar de degens kruisten. De familie Brasseur – een textieldynastie uit het Gentse, de familie Delori – de founding fathers van Sidmar – én de familie Leten gaven er generaties lang de toon aan, een traditie die van vader op zoon werd doorgegeven. Hetzelfde gold voor de families Hankart en Feyerick – uit die laatste kwam de eerste voorzitter van de Fédération internationale d’escrime. Terwijl er binnen de nauwe lijnen van de schermpiste werd uitgepakt met een vinnige parade of riposte, werd er in het clublokaal indertijd heftig gefilosofeerd over allerlei politieke of economische kwesties. En dat in de algemene voertaal van de gilde: het Frans.
Daarmee was de Sint-Michielsgilde echter geen uitzondering. In vervlogen tijden stonden veel schermverenigingen onder het protectoraat van adel en nouveaux riches. Geen wonder dat de sport tot op de dag van vandaag schermt met haar gesloten en confidentiële imago, verborgen achter het maskergaas en ingesnoerd in het vaalwitte vest. De vraag dringt zich dan ook op wat zakenlui, dokters of juristen van oudsher tot deze sport aantrekt.
“Net als in het zakenleven moet je soms razendsnel anticiperen op de manoeuvres van je concurrent. Je moet snel beslissingen durven te nemen,” suggereert Goeminne. “Om te scoren, moet je bovendien risico’s nemen en ten aanval trekken. Maar dan moet je er wel steeds het hoofd bij houden. Het schermen vereist niet alleen een goede techniek en fysiek, maar ook een heldere en scherpe geest. Vandaar allicht dat veel zakenlui – die stresssituaties en het pareren van concurrenten gewoon zijn – zich ook bedreven tonen in de degenkunsten.”
Toch heeft de Sint-Michielsgilde de jongste jaren heel wat inspanningen geleverd om zich te ontdoen van haar burgerlijke imago. Met succes, overigens. De terminologie mag dan nog steeds in het Frans zijn, het gros van de leden blijkt ondertussen Nederlandstalig. Ook vrouwen en kinderen worden tegenwoordig toegelaten. Net zoals het grote publiek trouwens, dat zich tijdens het clubfeest kan komen vergapen aan flitsende exhibitiewedstrijden of rondneuzen in het gildemuseum Georges Delori, genoemd naar de vorige Euverdeken.
Toch zijn het allicht de successen van enkele sportieve boegbeelden die de stoffige deuren van de gilde deden open waaien. Denk maar aan clubleden als Thierry Soumagne, die tot de absolute wereldtop behoorde, of Youri Van Laecke, momenteel achttiende op de wereldranglijst.
Belgische beloften
Frans is nog altijd de officiële voertaal op de schermpiste. In de competitiezaal van de Sint-Michielsgilde – bloemrijk versierd met gecraqueleerde portretten van oude schermkoningen – vallen geregeld termen als feinte (een schijnbeweging) of battée (een slag tegen de kling van de tegenstander). Een aanval wordt er afgeslagen met een parade. Een terugslag heet riposte en het duel zet je best in met een gracieuze bond en avant, oftewel een sprong voorwaarts
“Het is logisch dat het Frans de voertaal is,” beklemtoont Goeminne. “En dat heeft niks te maken met het feit dat de bourgeoisie vroeger Frans sprak, maar omdat Frankrijk nu eenmaal de bakermat is van het schermen. In het voetbal zijn de termen toch ook Engels omdat dat historisch zo gegroeid is. Bovendien zijn de beste schermlanden Europees. Helaas speelt België een bescheiden rol in vergelijking met Frankrijk, Engeland en enkele voormalige Oostbloklanden. Toch kan ons land bogen op enkele grote beloften die in de toekomst misschien wel prijzen zullen pakken op grote toernooien.”
Enkele daarvan zijn niet toevallig lid van de Sint-Michielsgilde. De eeuwenoude Gentse schermclub teert heus niet alleen op haar gedistingeerde verleden; ze loenst tevens gretig naar de toekomst. Zo hebben ze in Gent alvast de ambitie om straks te kunnen schitteren tijdens de Belgische en Europese kampioenschappen. De concurrentie is bij deze gewaarschuwd. Messieurs, en garde!
Dave Mestdach [{ssquf}],
“Om te scoren, moet je risico’s nemen en ten aanval trekken. Vandaar dat veel zakenlui zich ook bedreven tonen in de degenkunsten.”
De textieldynastie Brasseur en de familie Delori, de ‘founding fathers’ van Sidmar, gaven generaties lang de toon aan in de Gentse Sint-Michielsgilde.
De Sint-Michielsgilde rekruteert haar nieuwe leden doorgaans in gereputeerde colleges.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier