“Speelgoedketens laat ik links liggen”
Sinds 1997 ontwerpt en produceert Egmont Le Compte speelgoed. Zijn firma exporteert nu 70 % van haar artikelen. Dat leverde Egmont Toys de Brussels Export Award op.
Ik lees geen managementboeken, alleen de bespreking ervan in de krant. Daarin staan veel evidente dingen.” Egmont Le Compte, zaakvoerder van Egmont Toys, leert vooral uit eigen ervaring. Het speelgoedbedrijfje dat begon als eenmanszaak, exporteert vandaag houten en pluchen speeltjes naar vijftien verschillende landen en is present op alle grote Europese speelgoedbeurzen. Het sleepte dan ook de Brussels Export Award 2005 in de wacht, een initiatief van de Kamer voor Handel en Nijverheid van Brussel en het Verbond van Ondernemingen van Brussel.
Het zag er begin jaren tachtig nochtans niet veelbelovend uit voor de zakelijke carrière van Egmont Le Compte. Als jonge licentiaat Kunstgeschiedenis besloot hij om zijn kunstgalerie aan de Brusselse Zavel op te doeken. Gebrek aan ervaring en centen. Het vervolg van zijn carrière liep echter in stijgende lijn. Na een paar omzwervingen in de automobiel- en leasingsector kwam de Brusselaar, ondertussen ook licentiaat in de Rechten, in 1994 via zijn echtgenote terecht in de speelgoedsector. Vanuit zijn garage verkocht hij houten speelgoed als agent voor een Nederlandse verdeler. “Na een paar maanden had ik ook contacten met andere verdelers en huurde ik de garage van mijn buurman erbij.”
In 1997 vestigde Le Compte zich met zijn Egmont Toys in Anderlecht, wierf een freelance ontwerpster aan en startte met een eigen collectie. Het bedrijf specialiseerde zich in textielspeelgoed en plushen diertjes. Het eerste eigen speeltje dat werd ontwikkeld was de Swash, een kruising tussen een washandje en een handpop. Daarvan gaan er jaarlijks wereldwijd 70.000 over de toonbank.
Vandaag stelt het speelgoedbedrijf vijf mensen tewerk. De omzet steeg van 634.305 euro in 2003 naar 824.500 euro vorig jaar. Ook voor dit jaar zijn de vooruitzichten positief, met een geschatte omzet van ongeveer een miljoen euro. En er zit nog rek in volgens zaakvoerder Le Compte, die streeft naar een jaarlijkse groei van 15 à 20 %. “Dit tempo moeten we nog een paar jaar kunnen volhouden. Ik verwacht volgend jaar een omzetstijging in Duitsland, waar we pas begonnen zijn met een verdeler. In Engeland zijn we vorig jaar gestart en ook die markt blijft groeien.”
In januari gaat Le Compte op de speelgoedbeurs van Milaan op zoek naar een Italiaanse verdeler en momenteel lopen er ook gesprekken in Spanje. Alleen de Chinese markt is nog niet helemaal klaar voor de producten van Egmont Toys: “In Europa hebben we een netwerk van gespecialiseerde, onafhankelijke winkels. Die heb je voorlopig bijna niet in China. Ik verwacht dat binnen een paar jaar ook de Chinezen hun gespecialiseerde winkels hebben en dan moeten we zorgen dat we op de trein zitten.”
Vermijd de grote ketens
Meer dan 70 % van de omzet wordt opgehaald in het buitenland: 60 % in de Europese Unie en 11 % in landen buiten de EU, zoals Japan en Canada. “Tot vorig jaar hebben we België bewust wat verwaarloosd. De markt is te klein voor een gespecialiseerd product als het onze,” verklaart Egmont Le Compte. “In België overleven is mogelijk op voorwaarde dat je aan iedereen verkoopt, ook aan speelgoedketens zoals Bart Smit, Intertoys…” Die ketens laat Egmont Toys links liggen. De verkoop via gespecialiseerde winkels is een bewuste keuze. Het geeft de artikelen een exclusiever tintje. Maar dat niet alleen: “Voor grote ketens telt vooral de verkoop en de omzet, waarbij vaak wordt ingeboet aan kwaliteit. Hun aankoopkracht is bovendien veel groter dan de onze. Aan de prijzen die zij hanteren kunnen wij niet overleven. Een artikel kost in een keten de helft minder dan bij ons.”
Egmont Toys maakt het verschil met originele ontwerpen en hoogwaardige materialen. Iets waar het grote ketens aan ontbreekt. “Onze klanten zijn bereid om voor originaliteit en kwaliteit iets meer te betalen. In ons land leveren we aan zo’n tachtig klanten. De gespecialiseerde winkels doen het niet slecht, maar het blijft een marginale markt van amper 5 %.” Ook in Japan zijn ze tuk op de Brusselse speeltjes. Le Compte vergelijkt het met Belgische chocolade: “De Japanners kopen graag exclusieve producten, ondanks de erg hoge transportkosten en invoertaksen.”
Af en toe komen er wel vragen van grotere ketens. Maar Le Compte houdt de boot af. “De eisen op gebied van prijzen zijn vaak te hoog. Als we daarin meegaan, lopen we het risico dat we een groot deel van onze kleine klanten verliezen.”
Die doordachte langetermijnvisie typeert de ondernemer. “We hebben een paar jaar geleden een gigantische deal gehad met een groot Duits postorderbedrijf. Mocht dat bedrijf vandaag bij ons aankloppen, dan bedanken we. We hebben ondertussen een verdeler in Duitsland die zich concentreert op gespecialiseerde winkels en dat loopt prima. Bovendien leggen we nu contacten op lange termijn. Bij het postorderbedrijf hebben we twee jaar geleverd. Het derde jaar waren ze niet meer geïnteresseerd.”
Belgisch ontwerp, Chinese productie
Ontwerpen gebeurt in België, de productie wordt volledig uitbesteed in China. “We zien streng toe op de kwaliteit, de keuze van materialen, de fabrikant, de afwerking enzovoort.” Een collectie opbouwen is een grote investering in tijd en geld, zeker voor een KMO. “Het begint met een schets. Daarna maken we in ons atelier een prototype dat per koerier en paar keer heen en weer gaat naar China, waar we produceren. In 2004 gaven we meer dan 10.000 euro uit aan koerierdiensten. Daarbij komen de testrapporten die nodig zijn om te voldoen aan de CE-normen. Per jaar brengen we ongeveer honderd nieuwe artikelen uit. Eén test kost tussen 250 en 300 euro. Met het loon van onze ontwerpster erbij loopt de kost voor een nieuwe collectie al gauw op tot 100.000 euro.”
Of de vrees dan niet bestaat om gekopieerd te worden? “Ieder jaar vernieuwen we ongeveer 30 % van ons aanbod. Het gebeurt wel dat er zaken opduiken die lijken op onze ontwerpen, maar echt kopieerwerk hebben we nog niet gezien. De levensloop van een artikel is ongeveer een jaar, als het goed gaat twee of drie jaar. Op het moment dat iemand ons goed genoeg bekeken heeft, ligt onze volgende collectie al klaar.”
Tom Bosman
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier