Sociale bijdrage op bedrijfswagens: het onbestaande achterpoortje
De regering wil met een sociale bijdrage op alle bedrijfswagens een achterpoortje sluiten. Bizar, want er blijkt helemaal geen achterpoortje te zijn.
De auteur is advocaat en hoofdredacteur van fiscoloog.
oen er begin vorige week witte rook uit het begrotingsconclaaf kwam, werd via alle media het bericht verspreid dat de regering bijkomende inkomsten gevonden had door de achterpoortjes te sluiten op het gebied van de sociale bijdragen op bedrijfswagens. Normaal moet zo’n bericht op algemene goedkeuring kunnen rekenen. Achterpoortjes zijn er om zo vlug mogelijk gesloten te worden.
Al gauw bleek dat het verhaal over het achterpoortje als schaamlapje moest dienen om een ordinaire verhoging van de (parafiscale) heffingen aan de man te brengen. Wat als een achterpoortje werd voorgesteld, is gewoon een eerbare voordeur.
VOORDELEN. Om dit aan te tonen, volstaat het eenvoudig de principes voor het belasten van beroepsmatige ‘voordelen van alle aard’ in herinnering te brengen. Voordelen van alle aard die verkregen worden als tegenprestatie voor het verrichten van professionele werkzaamheden, zijn in principe belastbaar op basis van hun werkelijke waarde in hoofde van de genieter. Maar om eeuwige discussies over de raming van de waarde van voordelen in natura uit de weg te gaan, heeft de wetgever de koning de bevoegdheid gegeven om deze voordelen te ramen op een vast bedrag.
Zo worden verschillende voordelen forfaitair geraamd. Dit is onder meer het geval voor de situatie waarin iemand kosteloos over een onroerend goed mag beschikken en voor het kosteloos verstrekken van sociale maaltijden. De koning heeft ook een forfaitaire raming geregeld van het voordeel dat voortvloeit uit het feit dat men kosteloos een bedrijfswagen voor privé-gebruik ter beschikking krijgt. Het belastbaar voordeel moet in dat geval berekend worden door het aantal privé-kilometers te vermenigvuldigen met een officieel vastgestelde kilometerprijs. Met dien verstande dat men volgens de geldende reglementering altijd rekening moet houden met een absoluut minimum van 5000 privé-kilometers per jaar.
De kilometerprijs staat in verhouding met het aantal fiscale pk van de wagen. Voor een wagen van 10 pk bedraagt de kilometerprijs op dit ogenblik 0,2928 euro. Het aantal privé-kilometers omvat de verplaatsingen van het woon-werkverkeer en de andere privé-verplaatsingen. Iemand die bijvoorbeeld een wagen van 10 pk ter beschikking krijgt en daarmee 10.000 kilometer voor privé-doeleinden rijdt, is in principe belastbaar op (10.000 x 0,2928) 2928 euro.
KOSTELOOS. De reglementering spreekt uitdrukkelijk over bedrijfswagens die kosteloos ter beschikking worden gesteld. Maar bij nader inzien is de regeling ook van toepassing op bedrijfswagens die tegen betaling ter beschikking worden gesteld. In het uitvoeringsbesluit wordt immers uitdrukkelijk gezegd dat het forfaitair berekende voordeel verminderd mag worden met de tussenkomst die de genieter betaalt.
Stel dat de werknemer in ons voorbeeld voor elke kilometer 0,2928 euro per kilometer (een bedrag dat gelijk is aan de officieel vastgestelde kilometerprijs) moet betalen, dan is er helemaal geen voordeel meer. Bijgevolg is er ook niets meer te belasten. Volstrekt logisch. Als ik gewoon de vastgestelde prijs moet betalen om iets te krijgen, kan ik moeilijk geacht worden nog een voordeel te genieten.
Die fiscale regeling werkt ook door op het gebied van de sociale bijdragen. Werkgevers zijn vandaag een sociale bijdrage verschuldigd van 33 % op het voordeel dat uit het privé-gebruik van een bedrijfswagen voortvloeit. Om de hoogte van dat voordeel te berekenen, verwijst de sociale regelgever naar de reglementering die op fiscaal gebied van toepassing is. Met als gevolg dat er ook hier niets te heffen is, als de genieter van het voordeel een prijs moet betalen die op zijn minst gelijk is aan de waarde zoals die voor de toepassing van de inkomstenbelasting forfaitair geraamd is.
Van een achterpoortje is er dus geen sprake. Als bepaalde werkgevers de voormelde sociale bijdrage niet betalen omdat zij hun werknemers een prijs doen betalen die precies gelijk is aan de waarde van het forfaitair geraamde voordeel van alle aard, dan volgt dat gewoon uit een normale en logische toepassing van de reglementering zoals die op dit ogenblik bestaat.
BEPERKING. Is er dan niets aan de hand? Jawel, begin 2004 besliste de minister van Financiën – in strijd met de reglementering – dat het voordeel van alle aard dat uit het privé-gebruik van bedrijfswagens voortvloeit, niet langer berekend moet worden op basis van het werkelijke aantal privé-kilometers. Dat aantal mag sindsdien beperkt worden tot 5000 kilometer per jaar als de werknemer of bedrijfsleider niet verder woont dan 25 kilometer van zijn werk en tot 7500 kilometer in de andere gevallen. De RSZ heeft zich uitdrukkelijk bij deze regeling aangesloten.
Het gevolg: een werkgever ontsnapt aan de bijdrage van 33 %, zodra zijn werknemers een bijdrage betalen die niet langer berekend wordt op basis van het werkelijke aantal privé-kilometers, maar wel op basis van 5000 of 7500 kilometer per jaar. Ook als de werknemer in werkelijkheid veel meer privé-kilometers rijdt. Een achterpoortje? Helemaal niet. Gewoon het gevolg van wat de minister van Financiën (en in het verlengde daarvan de RSZ) begin 2004 hebben beslist.
Jan Van Dyck
Al gauw bleek dat het verhaal over het achterpoortje als schaamlapje moest dienen
om een ordinaire verhoging van de (parafiscale) heffingen aan de man te brengen.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier