Slim worden zonder naar school te gaan

E-learning wordt erg populair, vooral bij postuniversitaire studenten en professionals. Toch houden de meeste onderwijsinstellingen nog altijd de boot af. Heeft de sector van de on line-cursussen dan een toekomst?

Eind vorig jaar vond aan de KU Leuven een driedaagse conferentie plaats onder de naam Wanderstudent 2000. Naar aanleiding van haar 575ste verjaardag wou de alma mater het verband leggen tussen enerzijds de studenten die tijdens de Middeleeuwen heel Europa rondreisden om aan verschillende universiteiten cursussen te volgen, en anderzijds de modernste methode om een diploma te behalen: e-learning.

Een virtuele universiteit voor Europa

E-learning, het on line volgen van cursussen, zit in de lift. Verschillende studies wijzen uit dat de markt de komende jaren exponentieel zal groeien. Voor het eerst kan een student, waar ter wereld hij zich ook bevindt, vanop zijn bureaustoel een bepaalde opleiding volgen. Sommigen dromen al van een Europese virtuele universiteit.

De conferentie was een initiatief van Europace, een netwerk van Europese universiteiten en ondernemingen dat op allerlei manieren e-learning probeert te promoten. Vorige maand werd onder de naam Epyc een Europees dienstenplatform voor e-learning gelanceerd. Aan het project werken 36 Europese universiteiten mee, waaronder alle grote Belgische onderwijsinstellingen (KU Leuven, Vrije Universiteit Brussel, Universiteit Gent, Groep T…) en verschillende ondernemingen uit de informaticasector.

“De interesse voor e-learing is het grootst bij bedrijven die hun werknemers regelmatig willen bijscholen,” zegt Georges Van der Perre, hoogleraar aan de KU Leuven en voorzitter van Europace. “Daarbij wordt gedacht aan e-coaching, on line testing of interactieve seminaries. E-learning past ook in de toenemende vraag naar postuniversitaire opleidingen en die zijn goedkoper wanneer ze on line in plaats van via de klassieke kanalen worden aangeboden.”

Algemeen wordt verwacht dat het aandeel van e-learning in de bedrijfsopleidingen de komende drie jaar zal stijgen van 20% naar 40% ten opzichte van de klassieke trainingmethodes. “Bedrijfsleiders en personeelsmanagers zijn zich bewust van de voordelen,” weet Van der Perre. “Door leerpakketten on line aan te bieden, wordt de leerefficiëntie immers verhoogd. Elke deelnemer start op zijn eigen niveau en werkt in zijn eigen tempo. Ook groeien de verschillende kaderleden van eenzelfde multinational over de grenzen heen naar eenzelfde niveau toe.”

Het belang van e-learning mag dan toenemen, on line lessen zullen de klassieke onderwijsmethodes nooit helemaal vervangen. “Het eerste diploma worden zelden via e-learning behaald,” aldus Van der Perre. “In Europa en zeker in België blijft het vaak beperkt tot aanvullende programma’s. De klasleraar of de professor die ex cathedra doceert, zal dus nooit verdwijnen. Ik moet wel beklemtonen dat ze in de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk wel een stap verder hebben gezet.” Online education is daar niet alleen in bedrijven en het hoger onderwijs een gewone praktijk geworden, maar wordt ook toegepast in lagere en middelbare scholen. In de VS is 63% van de klaslokalen dan ook op internet aangesloten. Bovendien gebruikt 40% van de scholen al op een of andere manier e-learning. In het VK willen ze nog verder gaan. De Warwick University loopt met plannen rond om tegen 2003 elke student een laptop bezorgen, met internetaansluiting natuurlijk.

2 miljoen e-diploma’s in 2001

Ondertussen zijn verschillende bedrijven op de kar gesprongen. Vooral Marjorie Scardino, de flamboyante chief executive officer (CEO) van de Britse mediagroep Pearson, ziet e-learning als een interessante groeimarkt: “Dit jaar zullen wereldwijd 2 miljoen mensen een diploma halen op basis van lesmateriaal dat ze on line ter beschikking hebben gekregen.” Via NCS, een softwarespecialist die het mediabedrijf vorig jaar overnam, levert Pearson lespakketten. De pakketten zijn aangevuld met allerhande testmateriaal.

Het voorbeeld van Pearson kreeg al vlug navolging. De Franse mediagroep Vivendi lanceerde vorige maand education.com, een portaalsite waarmee leraars, leerlingen en ouders met elkaar kunnen communiceren en die toegang geeft tot het lesmateriaal gebaseerd op de schoolboeken van de Havas-uitgeverij, een dochter van Vivendi.

Ook jonge dotcombedrijven verplaatsen hun werkterrein naar e-learning. “Geld verdienen via het oude business-to-consumerkanaal zien ze niet meer zitten,” zegt Andrew Rosenfield die met UNext een Amerikaans e-learningbedrijf leidt. “Onderwijs is een volwaardig product geworden. Slechts 1% van de wereldbevolking krijgt ooit de kans om naar Stanford University of Columbia University te gaan. Wij willen ons richten naar de overige 99% die een kwalitatieve opleiding zoekt. Verschillende bedrijven zijn bereid om daarvoor de nodige infrastructuur of zelfs lespakketten te leveren. Wij hebben wel een achterstand ten opzichte van de grote spelers die hun expertise op het vlak van training voor professionals nu uitbreiden naar andere groepen.” Rosenfield verwijst onder meer naar Kaplan Inc., dat on line-cursussen aanbiedt voor carrièreplanning. Vorig jaar lanceerde dat bedrijf KaplanCollege.com, een website die ongeveer 500 cursussen ter beschikking stelt, zoals een opleiding tot verpleegster.

De vraag rijst al vlug of webeducation wel rendabel kan zijn. De consument is niet gewend om te moeten betalen voor informatie die hij via het net verzamelt. Bestaat het gevaar niet dat dotcombedrijven die voor e-learning kiezen veel omzet maar geen winst zullen boeken? Rosenfield: “Vorming en opleiding is geen gewoon product zoals een boek of een paar schoenen en dat weten de consumenten ook. Ze zullen bereid zijn de prijs te betalen.”

Vrees voor prestigeverlies

De praktijk wijst echter het tegendeel uit. De University of California Los Angeles ( UCLA) experimenteert al jaren met e-learning. Verschillende professoren gooiden hun cursussen op internet, maar de meeste studenten gaven er de voorkeur aan college te volgen volgens de klassieke methode. Erger was het gesteld met een on line-cursus tandheelkunde. Het project vormde een zware investering en liet een put achter van 750.000 dollar. De uitleg van de universiteit: “Blijkbaar geven de meeste studenten er nog altijd de voorkeur aan om op de campus zelf college te komen volgen, al moeten ze daar veel meer voor betalen.”

Er bestaat bij veel universiteiten trouwens een zekere koudwatervrees om openlijk met e-learning uit te pakken. Sommige onderwijsinstellingen zijn ervoor beducht dat wie een opleiding on line volgt een lager niveau haalt, waardoor het prestige van de school wordt aangetast. Verschillende universiteiten geven er dan ook de voorkeur aan om op het vlak van e-learning met elkaar samen te werken en onder een nieuwe naam naar buiten te treden. De managementschool van Columbia, de universiteit van Chicago, de Londen School of Economics, Stanford University en Carnegie Mellon in Pittsburgh treden naar buiten onder de naam Cardean University.

Opvallend genoeg zijn het vooral aanvullende opleidingen op het vlak van management of informatica die on line worden aangeboden. Klassieke opleidingen uit de humane wetenschappen zoals kunstgeschiedenis zijn een uitzondering. Georges Van der Perre: “Wat nogmaals aantoont dat e-learning het vooral van aanvullende opleidingen of cursussen voor professionals moet hebben. Daar kunnen ook de meeste kosten worden bespaard.”

De meeste specialisten zijn dan ook van oordeel dat e-learning op het vlak van corporate training de beste toekomstperspectieven biedt. Een on line-opleiding is altijd goedkoper dan het huren van een seminariezaal in een hotel voor sessies die bovendien een hele werkdag in beslag nemen. Dat hebben ook verschillende consultancyfirma’s ingezien die jarenlang trainingen en aanvullende opleidingen verzorgen. Zij evolueren meer en meer naar bedrijven die binnen de e-business thuishoren. Docent Enterprise bijvoorbeeld is een op het internet gebaseerd platform dat gebruikers toelaat om leerprogramma’s te plannen en te leveren. Bedrijven die de software en infrastructuur leveren voor het e-learningnetwerk maken van de gelegenheid gebruik om zichzelf sterk te profileren. Het Californische Pensare heeft het cursusmateriaal van de Parijse managementschool Insead op het web gezet en koppelt zijn merknaam zonder schroom aan de kwalitatieve opleidingen.

Niet voor jongeren onder achttien

E-learning ligt ook aan de basis van een nieuw spanningsveld tussen docenten en universiteiten. Die laatste zijn bang dat ze via online education de controle op een aantal van hun beste professoren dreigen te verliezen. Meer en meer bieden topacademici hun cursussen op persoonlijke titel op internet aan zonder expliciet te verwijzen naar hun onderwijsinstellling. Een aantal professoren van Oxford University prijst zich via Boxmind aan, waardoor er geschillen met de universiteit ontstaan over intellectuele eigendom. Veel onderwijsinstellingen beschouwen zulke sites als de doos van Pandora: studenten zouden immers meer en meer geneigd zijn om zich buiten de universiteit om van studiemateriaal te voorzien. Achteraf pakken ze op hun cv dan uit met het feit dat ze bij een bekende prof les hebben gevolgd.

Aan e-learning via het gewone onderwijskanaal lijken dus nog te veel nadelen te zijn verbonden en daarom richten firma’s die de implementatie van e-learningprojecten verzorgen zich bijna uitsluitend op bedrijfsopleidingen. “Gewone onderwijsinstellingen zouden het voortouw moeten nemen inzake e-learning maar doen dat te weinig,” zucht Bart Pauwels, e-businessconsultant bij Evisor, een Leuvense specialist in e-learning. “Op lange termijn kan e-learning wel kosten besparen, maar wanneer je echt een handige structuur wil uitbouwen, moet je eerst een beroep kunnen doen op overheidssubsidies. En daar zie ik niet veel bewegen.”

E-learning voor kinderen jonger dan achttien jaar vindt hij geen goed idee. “Is daar wel een markt voor? Van enig enthousiasme van de kant van de scholen heb ik niet veel gemerkt.” Niettemin richt een bedrijf als Pearson zich uitdrukkelijk op dat marktsegment. Zij willen niet alleen inhoud aanbieden, maar ook een soort van web-community ontwikkelen via een portaalsite. Daarbij zouden zowel leraars als kinderen en ouders worden betrokken. De achterliggende gedachte is dat de firma allerlei producten via het portaal aan de deelnemers kan aanbieden. En hier gaat het om veel meer dan lespakketten. Pearson denkt er ernstig aan om via het portaal schoolbenodigdheden te verpatsen.

Pearson hoopt vooral die ouders aan te spreken die zelf voor het onderwijs van hun kinderen instaan, het zogenaamde home-schooling. In de Verenigde Staten wordt dat aantal geschat op 1,5 tot 2 miljoen kinderen en hun aantal neemt elk jaar met 7% tot 15% toe. Er zijn naast Pearson trouwens nog kapers op de kust. Bill Bennet, in de jaren tachtig minister van Onderwijs onder Ronald Reagan, lanceerde onlangs K12: een volledig on line-programma voor lager en middelbaar onderwijs. “Initiatieven als dat van Bennet blijven een minderheid,” zegt Michael Moe, die bij de Amerikaanse zakenbank Merrill Lynch de onderwijssector volgt. “Onderwijs kan je niet zomaar als een vrij verhandelbaar goed beschouwen, zelfs in de Verenigde Staten niet. Ook in Europa denk ik dat de ontwikkeling van e-learning zich zal beperken tot de bedrijfsomgeving.”

Copyright: The Economist.

Bewerking: Alain Mouton.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content